Перевод: со всех языков на английский

с английского на все языки

have something in store (for someone)

Толкование Перевод

1 petto

petto

♦voorbeelden:

¶   iets (voor iemand) in petto hebben • have something in store (for someone)

     iets in petto houden • keep something in store

     wat zal de dag van morgen voor ons in petto hebben? • what will tomorrow bring us?

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > petto
2 iets (voor iemand) in petto hebben

iets (voor iemand) in petto hebben

have something in store (for someone)

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets (voor iemand) in petto hebben
3 staan

staan

1 [met betrekking tot personen, dieren] stand

2 [op steunpunten rusten] stand

3 [in een toestand, hoedanigheid zijn] stand ⇒ be

4 [passen, kleden] look

5 [opgetekend, gedrukt zijn] say ⇒ be written

6 [weldra zullen] be ready/about to

7 [gericht zijn] be

8 [bij voortduring met iets bezig zijn] stand ⇒ be

9 [geëist worden] carry

10 [stilstaan] stand still

11 [onaangeroerd zijn] leave ⇒ stand

12 [functie, standplaats hebben] be (employed)

13 [eisen] insist ((up)on)

♦voorbeelden:

1   ga er maar aan staan! • (you) just go ahead and try!; 〈 dat is niet eenvoudig〉 that's no easy matter

     gaan staan • stand up

     achter/naast elkaar gaan staan • 〈 ook〉 queue/line up

     ergens onverwacht voor komen te staan • come up against something unexpectedly

     iemand terzijde staan • help/support someone

     achter iemand staan • stand/be behind someone; 〈 figuurlijk ook〉 back someone (up)

     kom bij me staan! • come stand beside me

     〈 figuurlijk〉 waar sta jij in deze zaak? • where do you stand in this?

     op zijn remmen staan • slam on the brakes

     die gebeurtenis staat geheel op zichzelf • that is an isolated incident

     〈 figuurlijk〉 voor zijn principes staan • stick to one's principles

     ergens alleen voor staan • 〈 figuurlijk〉 be all on one's own

     〈 figuurlijk〉 voor een probleem staan • be faced with/face a problem

2   iets staande houden • stand by something

     hiermee staat of valt de zaak • this will make or break the business

3   hoe staat de barometer? • what does the barometer say/read?

     hoe staat het pond? • how high is the pound?

     zó staat die zaak • that's how the matter stands

     hoe staan de zaken? • how are things?

     alleen staan • be alone

     bekend staan als • be known as

     hoe staat het ermee? • how's it going?, how are things?

     er goed bij staan • be doing well

     er goed voor staan • look good

     hiertegenover staat echter dat … • on the other hand, however, …

     zij staan sterk • they are in a strong position

     zijn ogen staan wazig • he has a hazy look in his eyes

     boven iemand staan • be above someone

     buiten iets staan • not be involved in something

     in zijn twee staan • be in second (gear)

     in de grondverf staan • have an undercoat on

     〈 muziek〉 dit stuk staat in g kleine terts • this piece is in G minor

     in de schuld staan • be in debt

     hoe staat het met de gezondheid? • how is your health?

     onder iemand staan • be under someone

     de verwarming staat op 18° • the heating is at 18 degrees

     de snelheidsmeter stond op 80 • the speedometer showed 80

     ergens ambivalent tegenover staan • be ambivalent about something

     ergens positief tegenover staan • think something is a good thing

     7 staat tot 14 als 8 staat tot 16 • 7 is to 14 as 8 is to 16

     zij staat derde in het algemeen klassement • she is third in the overall ranking

     wie staat er nummer één? • who is number one?

     zoals de zaken nu staan • as things now stand

4   〈 pregnant〉 dat stáát niet • that looks absurd/ridiculous; 〈 ongepast〉 that's not done

     die kleur staat er niet bij • that colour clashes

     dat kapsel staat u goed • that hairstyle suits you

     die jas staat netjes • that jacket looks smart

5   geld op de bank hebben staan • have money in the bank

     er staat geschreven • it is written, it says in the Bible

     er staat niet bij wanneer • it doesn't say when

     het staat niet in Van Dale/in de krant • it's not in Van Dale/the paper

     wat staat er in de krant over Thatcher? • what does it say in the paper about Thatcher?

     het staat in de wet • the law says so

     in de tekst staat daar niets over • the text doesn't say anything about it

     er stond een waarschuwing op • there was a warning on it

     wat staat er op het programma? • what's on the programme?

     i.e. staat voor id est • i.e. stands for id est

     er staat nog 100 pond (schuld) • there is still £100 outstanding

6   op trouwen staan • be about to get married

7   de zon staat 's middags op deze kamer • this room gets the midday sun

8   verlegen/raar staan (te) kijken • feel embarrassed/strange

     ergens van staan (te) kijken • be flabbergasted

     ze staat al een uur te wachten • she has been waiting (for) an hour

     koud staan (te) worden • be getting cold

9   er staat 10 jaar gevangenisstraf op • it carries a 10-year jail sentence

     er staat een hoge beloning op zijn hoofd • there's/he's got a high price on his head

10 blijven staan • stand still

     de vijand tot staan brengen • stop the enemy

     sta of ik schiet! • stop or I'll shoot

11 laat maar staan • just leave it (alone/there)

     laat staan dat … • not to mention (that) …

     hij kon nauwelijks spreken, laat staan zingen • he could barely speak, let alone sing

     zijn eten laten staan • leave one's food

     zijn baard laten staan • grow a beard

     〈 pregnant〉 de alcohol laten staan • not touch alcohol

     hij liet nog wat op zijn rekening staan • he left some money in his account

     er staat nog wat van gisteren • there is some left over from yesterday

12 voor de klas staan • teach

13 Jan staat erop dat dit goed gebeurt • Jan insists that this be done properly

     hij staat op goede manieren • he insists upon good manners

¶   dat staat nog te bewijzen • that is yet to be proved

     er staat ons heel wat te doen • there is a whole lot (waiting) to be done

     dat komt ons duur te staan • 〈 ook figuurlijk〉 that is going to cost us

     er staat hem wat te wachten • there is something in store for him

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > staan
4 esperar

v.

1 to wait (for).

te esperaremos en el aeropuerto we'll meet you at the airport, we'll be waiting for you at the airport

esperar a que alguien haga algo to wait for somebody to do something

espera, que ya voy wait a minute, I'm coming

quien espera desespera (Prov) a watched pot never boils

Elsa espera pacientemente Elsa waits patiently.

2 to hope (tener esperanza de).

espero poder ayudar I hope I can be of some help

esperar que to hope that

espero que sí/no I hope so/not

esperar hacer algo to hope to do something

Esperamos que suceda lo mejor We hope for the best.

3 to expect (tener confianza en).

no esperábamos esta reacción we didn't expect this reaction

esperar algo de alguien to expect something from somebody, to hope for something from somebody

como era de esperar as was to be expected

Elsa espera un milagro Elsa expects a miracle.

4 to await, to be in store for (ser inevitable).

le esperan dificultades many difficulties await him

¡me espera una buena en casa! (informal) I'm in for it when I get home!

5 to wait for, to await, to wait.

Elsa espera el tren Elsa waits for the train.

6 to expect to, to look forward to, to hope to, to be expecting to.

Ellos esperan llegar pronto They hope to arrive soon.

7 to await for, to expect, to watch for.

Ellos esperan la noticia They await for the news.

Me espera una sorpresa A surprise awaits for me.

* * *

esperar

► verbo transitivo

1 (tener esperanza) to hope for, expect

■ esperan un milagro they're hoping for a miracle

■ esperar la gloria to hope for glory

2 (contar, creer) to expect

■ no te esperábamos hasta mañana we didn't expect you till tomorrow

■ llegaron tarde como era de esperar they arrived late as expected

3 (aguardar) to wait for, await

■ espera un momento wait a moment

■ espero a mi padre I'm waiting for my father

4 (desear) to hope

■ espero que cantes I hope you'll sing

■ espero verlo I hope to see him

5 (ser inevitable) to await, be ahead

■ mala noche nos espera there's a bad night ahead

6 figurado (bebé) to expect

► verbo intransitivo

1 to wait

■ esperaré hasta que lleguen I'll wait until they get here

► verbo pronominal esperarse

1 (aguardar) to wait

■ espérense en recepción please wait in reception

2 (creer, contar) to expect

■ se espera que seas puntual you're expected to be punctual

3 (desear) to hope

■ se espera que lo hayan pasado bien we hope you've had a good time

\

FRASEOLOGÍA

en espera de noticias tuyas we hope to hear from you soon

¡espérate sentado! don't hold your breath!, you'll be waiting till the cows come home!

espero que no I hope not

espero que sí I hope so

hacer esperar a alguien to keep somebody waiting

hacerse esperar to keep people waiting

quien espera desespera a watched pot never boils

* * *

verb

1) to wait for, await

2) expect

3) hope

•

- esperarse

* * *

1. VT

1) (=aguardar) [+ tren, persona] to wait for

estaba esperando el avión — I was waiting for the plane

esperaban noticias de los rehenes — they were waiting for o awaiting news of the hostages

fuimos a esperarla a la estación — we went to meet her at the station

nos espera un duro invierno — we've got a hard winter ahead of us

¡la que te espera cuando llegues a casa! — you're (in) for it when you get home!

de aquí te espero * —

un lío de aquí te espero — * a tremendous row *

dijo unas tonterías de aquí te espero — he said some really stupid things

2) (=desear) to hope

espero llegar a tiempo — I hope to arrive on time

eso espero — I hope so

han prometido castigar a los culpables y espero que sea así — they've promised to punish those responsible and I hope they will

- ya nos pagará -espero que sea así — "he'll pay us, you'll see" - "I hope you're right o I hope so"

espero que te haya gustado — I hope you liked it

espero que vengas — I hope you'll come

espero que no sea nada grave — I hope it isn't anything serious

-¿vienen a la fiesta? -espero que sí — "are they coming to the party?" - "I hope so"

-¿crees que se enfadará? -espero que no — "do you think she will be angry?" - "I hope not"

3) (=contar con) to expect

¿esperas visita? — are you expecting someone?

espero su llamada en cualquier momento — I expect his call at any moment

no me esperes antes de las siete — don't expect me before seven

¿acaso esperas que pague yo? — you're not expecting me to pay, are you?

llegaron antes de lo que yo esperaba — they arrived sooner than I expected

esperaban que les pidiera perdón — they were expecting him to apologize

¿qué esperas, que encima te lo agradezca? — don't expect me to thank you for it as well

¿qué puedes esperar de él, después de cómo se ha comportado? — what do you expect from him, after the way he has behaved?

• era de esperar — it was to be expected

era de esperar que eso sucediera — it was to be expected that that would happen

era de esperar que no viniera — it was to be expected that he wouldn't come

• no esperaba menos de ti — I expected nothing o no less of you

llamará cuando menos te lo esperes — he'll call when you least expect it

- esperar algo como agua de mayo

4) [+ bebé]

está esperando un hijo — she's expecting (a baby)

está esperando su primer hijo — she's expecting her first child

2. VI

1) (=aguardar) to wait

esperaré aquí — I'll wait here

¡espera un momento, este no es mi libro! — hold on o wait a minute, this isn't my book!

espera en la puerta, ahora mismo voy — wait at the door, I'm just coming

esperar a o hasta que algn haga algo — to wait for sb to do sth

• hacer esperar a algn — keep sb waiting

su respuesta no se hizo esperar — his answer wasn't long in coming

- esperar desesperando

- espera y verás

- puedes esperar sentado

- el que espera desespera

2)

• esperar en algn — to put one's hopes o trust in sb

esperar en Dios — to trust in God

3.

See:

esperarse
ESPERAR Esperar tiene en inglés varias traducciones, entre las que se encuentran wait (for), await, hope y expect. ► Se traduce por wait ( for ) cuando esperar se refiere al hecho de aguardar la llegada de alguien o de un suceso: Hice el examen hace dos meses y todavía estoy esperando los resultados I took the exam two months ago and I'm still waiting for the results La esperó media hora y después se fue a casa He waited half an hour for her and then went home ► El verbo await es un verbo de uso similar a wait for, aunque no requiere el uso de la preposición y no es muy corriente en inglés moderno: Esperaban ansiosamente la llegada del Rey They eagerly awaited the arrival of the King ► Se traduce por hope cuando deseamos que algo suceda, pero no estamos seguros de si ocurrirá o no: Espero que no se enfade mucho conmigo I hope (that) she won't be very annoyed with me Después de terminar la carrera espero conseguir un buen trabajo I hope to get a good job when I finish university ► Traducimos esperar por expect cuando estamos muy seguros de que algo va a suceder o cuando hay una razón lógica para que algo suceda: Espero aprobar porque el examen me salió muy bien I expect to pass o I expect I'll pass because the exam went very well Ha resultado mejor de lo que esperábamos It was better than we expected Está esperando un niño She's expecting (a baby) Para otros usos y ejemplos ver la entrada
* * *
1.
verbo transitivo

1)

a) <autobús/persona/acontecimiento> to wait for

la esperé dos horas — I waited for her for two hours

esperaban con impaciencia su llegada — they were really looking forward to her coming

le encanta hacerse esperar — he loves to keep people waiting

¿qué estás esperando para decírselo? — tell him! what are you waiting for?

no me esperes para cenar — don't wait for me to eat

b) ( recibir) to meet

la fuimos a esperar al aeropuerto — we went to meet her at the airport

c) sorpresa to await

su reacción no se hizo esperar — he was swift to react

le espera un futuro difícil — he has a difficult future ahead of him

ya verás la que te espera en casa! — (fam) you'll catch it o you'll be for it when you get home! (colloq)

2)

a) (contar con, prever) to expect

tal como esperábamos — just as we expected

cuando uno menos lo espera — when you least expect it

te espero alrededor de las nueve — I'll expect you around nine

estoy esperando una llamada — I'm expecting a call

esperar que + subj: ¿esperabas que te felicitara? did you expect me to congratulate you?; era de esperar que el proyecto fracasara the project was bound to fail; no esperes que cambie de idea don't expect me to change my mind; esperar algo de alguien/algo to expect something of somebody/something; esperaba otra cosa de ti I expected more of you; de ella no puedes esperar ayuda — don't expect her to help

b) <niño/bebé> to be expecting

está esperando familia — she's expecting

3) ( con esperanza) to hope

eso espero or espero que sí — I hope so

espero que no — I hope not

esperar + inf — to hope to + inf

espero no haberme olvidado de nada — I hope I haven't forgotten anything

esperar que + subj: espero que no llueva/que te guste I hope it doesn't rain/you like it; espero que tengas suerte I wish you luck; esperemos que no sea nada grave — let's hope it's nothing serious
2.
esperar vi

a) ( aguardar) to wait

no podemos esperar más — we can't wait any longer

espera, que bajo contigo — wait a minute o (colloq) hold on, I'll come down with you

esperar a + inf: espera a estar seguro wait until you're sure; esperar (a) que + subj: esperaron (a) que él se fuera para entrar they waited for him to go before they went in; espera (a) que te llamen wait until they call you; esperar sentado (fam): si piensa que lo voy a llamar puede esperar sentado if he thinks I'm going to call him he's got another think coming (colloq); ¿que él cambie de idea? mejor espera sentada him change his mind? some hope!; quien espera desespera — waiting's the worst part

b) embarazada

estar esperando — to be expecting

¿para cuándo espera? — when's the baby due?
3.
esperarse v pron

1) (fam) ( aguardar) to hang on (colloq), to hold on (colloq)

espérate ¿no ves que estoy ocupada? — wait a minute! can't you see I'm busy?

2) (fam) ( prever) to expect

no me esperaba eso de él — I didn't expect that of o from him

quién se lo iba a esperar! — who would have thought it!

* * *
1.
verbo transitivo

1)

a) <autobús/persona/acontecimiento> to wait for

la esperé dos horas — I waited for her for two hours

esperaban con impaciencia su llegada — they were really looking forward to her coming

le encanta hacerse esperar — he loves to keep people waiting

¿qué estás esperando para decírselo? — tell him! what are you waiting for?

no me esperes para cenar — don't wait for me to eat

b) ( recibir) to meet

la fuimos a esperar al aeropuerto — we went to meet her at the airport

c) sorpresa to await

su reacción no se hizo esperar — he was swift to react

le espera un futuro difícil — he has a difficult future ahead of him

ya verás la que te espera en casa! — (fam) you'll catch it o you'll be for it when you get home! (colloq)

2)

a) (contar con, prever) to expect

tal como esperábamos — just as we expected

cuando uno menos lo espera — when you least expect it

te espero alrededor de las nueve — I'll expect you around nine

estoy esperando una llamada — I'm expecting a call

esperar que + subj: ¿esperabas que te felicitara? did you expect me to congratulate you?; era de esperar que el proyecto fracasara the project was bound to fail; no esperes que cambie de idea don't expect me to change my mind; esperar algo de alguien/algo to expect something of somebody/something; esperaba otra cosa de ti I expected more of you; de ella no puedes esperar ayuda — don't expect her to help

b) <niño/bebé> to be expecting

está esperando familia — she's expecting

3) ( con esperanza) to hope

eso espero or espero que sí — I hope so

espero que no — I hope not

esperar + inf — to hope to + inf

espero no haberme olvidado de nada — I hope I haven't forgotten anything

esperar que + subj: espero que no llueva/que te guste I hope it doesn't rain/you like it; espero que tengas suerte I wish you luck; esperemos que no sea nada grave — let's hope it's nothing serious
2.
esperar vi

a) ( aguardar) to wait

no podemos esperar más — we can't wait any longer

espera, que bajo contigo — wait a minute o (colloq) hold on, I'll come down with you

esperar a + inf: espera a estar seguro wait until you're sure; esperar (a) que + subj: esperaron (a) que él se fuera para entrar they waited for him to go before they went in; espera (a) que te llamen wait until they call you; esperar sentado (fam): si piensa que lo voy a llamar puede esperar sentado if he thinks I'm going to call him he's got another think coming (colloq); ¿que él cambie de idea? mejor espera sentada him change his mind? some hope!; quien espera desespera — waiting's the worst part

b) embarazada

estar esperando — to be expecting

¿para cuándo espera? — when's the baby due?
3.
esperarse v pron

1) (fam) ( aguardar) to hang on (colloq), to hold on (colloq)

espérate ¿no ves que estoy ocupada? — wait a minute! can't you see I'm busy?

2) (fam) ( prever) to expect

no me esperaba eso de él — I didn't expect that of o from him

quién se lo iba a esperar! — who would have thought it!

* * *

esperar¹

¹ = await, wait, wait for, hang on, be in store, tarry.

Ex: Comment published so far is favourable, but the code still awaits widespread adoption.

Ex: Otherwise documents will have to wait in cataloguing departments until the record does become available.

Ex: Please accept this from the person who was probably the biggest sceptic in the State of Ohio at the beginning -- if we had waited for this from the start, I think we never would have started.

Ex: ' Hang on a sec, okay?' the senior assistant librarian in charge of serials said as she put the phone down.

Ex: A worse fate is in store for those whose integrated library sustem vendor goes out of business or is bought by another vendor.

Ex: And arming himself with patience and piety he tarried awhile until the hubbub was stilled.

* de aquí te espero = tremendous, humongous [humungous], massive, enormous, gianormous.

* esperamos su repuesta = look forward to + hearing from you.

* esperar con impaciencia = kick + Posesivo + heels.

* esperar el turno de Uno = wait + Posesivo + turn.

* esperar en el futuro = be in store for + Nombre + in the future, future + have in store.

* esperar entre bastidores = wait in + the wings, lurk in + the wings.

* esperar impacientemente = kick + Posesivo + heels.

* esperar sin nada que hacer = kick + Posesivo + heels.

* esperar su momento = wait in + the wings, stand in + the wings, lurk in + the wings.

* esperar su oportunidad = wait in + the wings, stand in + the wings, lurk in + the wings.

* esperar una sorpresa desagradable = rude awakening + be in store, be in for a rude awakening.

* hacer esperar = cool + Posesivo + heels.

* hacer + Pronombre + esperar = keep + Pronombre + waiting.

* lo que espera a = what is on store for.

* lo que nos espera = things to come.

* protesta + no hacerse esperar = cry + ring out.

* ser lo que nos espera = be the shape of things to come.

esperar²

² = call on/upon, expect, hope, count on, look to, bank on.

Ex: The difference is only that an indexer is not usually called upon to appreciate the subtleties of the subject to the same extent as an abstractor.

Ex: In a journal most formal items including articles, essays, discussions and reviews can be expected to be accompanied by an abstract.

Ex: It is hoped that a new ISDS manual and guidelines for bibliographic description will be published in 1986.

Ex: Bookstores can no longer count on customers buying books if there is a more attractive entertainment option.

Ex: Those with more faith than I look to gigantic electronic archives maintained by governments and private companies that will ensure the indefinite survival of the electronic records of humankind.

Ex: Don't bank on it, there can be bright sunshine, hailstones, drizzle, pouring rain and snowflurries in any given hour of the day.

* como cabe esperar = unsurprisingly, as one might expect, as expected.

* como cabía esperar = as expected.

* como cabría esperar = as might be expected, as one might expect.

* como era de esperar = as expected.

* como es de esperar = predictably, not surprisingly, as expected.

* cuando menos te lo esperes = on any given Sunday.

* decir + esperar = express + hope.

* es de esperar = hopefully.

* esperamos sus noticias = look forward to + hearing from you.

* esperando que = in hopeful expectation that.

* esperar con ansiedad = hope for, hold + Posesivo + breath.

* esperar con ansiedad (+ Infinitivo) = look forward to (+ Gerundio).

* esperar con interés (+ Infinitivo), = look forward to (+ Gerundio).

* esperar impacientemente (+ Infinitivo) = look forward to (+ Gerundio).

* esperar lo imposible = shoot (for) + the moon, cry for + the moon, ask for + the moon, reach for + the moon.

* esperar lo peor = expect + the worst.

* esperarse = hold + Posesivo + horses.

* esperarse Algo = come as + no surprise.

* esperar una (gran) sorpresa = be in for a (big) surprise.

* llegar a esperar = come to + expect.

* mucha gente + esperar que = be widely expected.

* que espera demasiado = over expectant.

* salir de donde menos Uno se lo espera = come out of + the woodwork.

* sin esperarlo = out of the blue, like a bolt out of the blue, like a bolt from the blue.

* * *

esperar [A1 ]

vt

A

1 ‹autobús/persona/acontecimiento› to wait for

esperaba el tren/a un amigo he was waiting for the train/a friend

podrías haber esperado un momento más oportuno you could have waited for a better moment

espérame, ya voy wait for me, I'm just coming

la esperé dos horas/en el bar I waited for her for two hours/in the bar

esperaban con impaciencia la llegada de sus amigos they were really looking forward to their friends coming, they couldn't wait for o they were dying for their friends to arrive ( colloq)

le encanta hacerse esperar he loves to keep people waiting

esperar algo/a algn PARA + INF:

¿qué estás esperando para decírselo? tell him! what are you waiting for?

no me esperes para cenar eat without me o don't wait for me to eat

2 (recibir) to meet

la fuimos a esperar al aeropuerto we went to meet her at the airport

¿dónde van a esperar el Año Nuevo? where will you be seeing the New Year in?

3 «sorpresa» to await

la reacción del gobierno no se hizo esperar the government was swift to react

como no salgamos temprano ya sabes lo que nos espera a la salida de Madrid if we don't leave early, you know what problems we'll have o you know what it'll be like trying to leave Madrid

le espera un futuro difícil he has a difficult future ahead of him

¡ya verás la que te espera en casa! ( fam); you'll catch it o you'll be for it when you get home! ( colloq)

B

1 (contar con, prever) to expect

tal como esperábamos just as we expected

cuando uno menos lo espera when you least expect it

ven a cenar, te espero alrededor de las nueve come to dinner, I'll expect you around nine

estoy esperando una llamada de Nueva York I'm expecting a call from New York

esperan un lleno completo they expect a full house

tuvo mayor aceptación de lo que se esperaba it proved to be more popular than had been expected

esperar QUE + SUBJ:

se espera que más de un millón de personas visite la exposición over a million people are expected to visit the exhibition

¿qué esperabas, que te felicitara? what did you expect me to do? congratulate you?

era de esperar que el proyecto fracasara the project was bound to fail, it was only to be expected that the project would fail

no esperes que cambie de idea don't expect me to change my mind

esperar algo DE algn/algo to expect sth OF sb/sth

esperaba otra cosa de ti I expected more of you

no hay que esperar mucho de las conversaciones we shouldn't expect too much of the talks

de ella no puedes esperar ayuda don't expect her to help, you can't expect to get any help from her

2 ‹niño/bebé› to be expecting

esperan el primer hijo para mayo they're expecting their first child in May

está esperando familia she's expecting

C (con esperanza) to hope

¿te vienen a recoger? — eso espero are they coming to collect you? — I hope so

¿quedarán entradas? — espero que sí will there be any tickets left? — I hope so

¿habrá perdido el tren? — espero que no do you think he's missed the train? — I hope not

esperar + INF:

espero poder llegar a la cumbre esta vez I hope to be able to reach the summit this time

espero no haberme olvidado de nada I hope I haven't forgotten anything

esperar QUE + SUBJ:

espero que no llueva/que haga buen tiempo I hope it doesn't rain/the weather's nice

espero que tengas suerte I wish you luck

espero que no me haya mentido I hope he hasn't lied to me

esperemos que no sea nada grave let's hope it's nothing serious

¡y yo que esperaba que estuviera todo listo! and there was I hoping that everything would be ready!

■ esperar

vi

A

1 (aguardar) to wait

lo siento, no podemos esperar más I'm sorry, we can't wait any longer

mientras esperaba corregí los exámenes I corrected the tests while I was waiting

espera, que bajo contigo wait a minute o ( colloq) hold on, I'll come down with you

espere un momento, por favor wait a moment, please

espera un momento ¿tú qué haces aquí? just a moment, what are you doing here?

vamos, que el tren no espera come on, the train won't wait for us

esperar A + INF:

espera a estar seguro antes de hablar con ella wait until you're sure before you talk to her

mejor espero a tener un poco más de dinero ahorrado I'd better wait until I've saved a bit more money

esperar ( A) QUE + SUBJ:

el profesor esperó (a) que hubiera silencio the teacher waited for them to be quiet

tiene que esperar (a) que lo llamen you have to wait for them to call you o until they call you

esperaron (a) que él se fuera para entrar they waited for him to go before they went in

esperar sentado ( fam): si piensa que lo voy a llamar puede esperar sentado if he thinks I'm going to call him he's got another think coming ( colloq)

¿que él cambie de idea? mejor espera sentada him change his mind? some hope! o don't hold your breath! o we could be waiting till the cows come home! ( colloq)

quien espera desespera waiting's the worst part, the waiting gets you down

2

«embarazada»: no sabía que estaba esperando I didn't know she was expecting

¿para cuándo espera? when's the baby due?

quedar esperando ( Chi); to get pregnant

B esperar por ( ant) esperar vt A 1.

■ esperarse

v pron

A ( fam) (aguardar) to hang on ( colloq), to hold on ( colloq)

espérate ¿no ves que estoy ocupada? wait a minute o hang on o hold on! can't you see I'm busy?

B ( fam) (prever) to expect

¿qué te esperabas por ese precio? what did you expect for that price?

no me esperaba esa reacción I hadn't expected her to react like that

¿quién se iba a esperar que saliera elegido él? who would have thought he would be elected?

* * *

esperar ( conjugate esperar) verbo transitivo
1
a) ‹autobús/persona/acontecimiento› to wait for;

◊ ¿qué estás esperando para decírselo? tell him! what are you waiting for?

b) ( recibir) to meet;

◊ la fuimos a esperar al aeropuerto we went to meet her at the airport

c) [ sorpresa] to await;

◊ le espera un futuro difícil he has a difficult future ahead of him

2
a) (contar con, prever) to expect;

◊ tal como esperábamos just as we expected;

cuando uno menos lo espera when you least expect it;
te espero alrededor de las nueve I'll expect you around nine;
¿esperabas que te felicitara? did you expect me to congratulate you?;
era de esperar que el proyecto fracasara the project was bound to fail
b) ‹niño/bebé› to be expecting

3 ( con esperanza) to hope;
eso espero or espero que sí I hope so;
◊ espero que no I hope not;

esperar hacer algo to hope to do sth;
espero que no llueva I hope it doesn't rain;
esperemos que no sea nada grave let's hope it's nothing serious
verbo intransitivo
a) ( aguardar) to wait;

◊ no podemos esperar más we can't wait any longer;

espera a estar seguro wait until you're sure;
esperaron (a) que él se fuera para entrar they waited for him to go before they went in
b) [ embarazada]:

◊ estar esperando to be expecting

esperarse verbo pronominal
1 (fam) ( aguardar) to hang on (colloq), to hold on (colloq)
2 (fam) ( prever) to expect;
◊ ¡quién se lo iba a esperar! who would have thought it!

esperar
I verbo transitivo
1 (aguardar) to wait for: espera un momento, ¿seguro que hablas del mismo Pedro?, wait a minute, are you sure you're talking about the same Peter?
2 (tener esperanza) to hope: espero que todo salga bien, I hope everything turns out well ➣ Ver nota en hope 3 (desear, suponer) to expect
4 fig (un hijo) to expect ➣ Ver nota en expect
II verbo intransitivo to wait: no puedo esperar más, I can't wait any longer
♦ Locuciones: familiar de aquí te espero, incredible, massive: afuera hay un follón de aquí te espero, there's an incredible mess outside
esperar sentado, to have a long wait in store: si creéis que voy a participar en esa locura podéis esperar sentados, if you think that I'm going to have any part of that madness, you'll have to wait a long time
Esperar tiene tres significados básicos, que corresponden a tres verbos ingleses:
Aguardar, en sentido general, se traduce por to wait: Llevo media hora esperándote, I've been waiting for you for half an hour.
Tener esperanza, desear, se traduce por to hope: Espero que vengas mañana. I hope you will come tomorrow. Espero que sí. I hope so.
Suponer, esperar algo sabiendo que es muy probable que ocurra, se traduce por to expect: Espero la visita de un amigo (sabemos que va a venir). I'm expecting a friend to call.
' esperar' also found in these entries:
Spanish:
acecho
- aguardar
- amabilidad
- cruzarse
- ser
- esperanza
- pelaje
- pendiente
- prometerse
- satisfacción
- como
- esperado
- exigir
- favor
- hacer
- mucho
- preferir
English:
aim
- anticipate
- await
- bargain for
- bargain on
- daydream
- eruption
- expect
- hang about
- hang around
- hang on
- hold off
- hold on
- hope
- magic wand
- sit up
- to
- trust
- wait
- wait about
- wait around
- wind
- would
- bear
- bide
- count
- dark
- delay
- duly
- else
- hang
- hold
- mind
- unprepared
- unrealistic

* * *

esperar

♦ vt

1. [aguardar] to wait for;

esperar el autobús to wait for the bus;

te esperaremos en el aeropuerto we'll meet you at the airport, we'll be waiting for you at the airport;

espéranos un minuto wait for us a minute;

¡espérame, que voy contigo! wait for me, I'm coming with you!;

¿a qué estás esperando? what are you waiting for?;

esperar a que alguien haga algo to wait for sb to do sth;

esperaré a que vuelva I'll wait till she gets back

2. [tener esperanza de]
todos esperamos la victoria we all hope for victory;

esperamos salir al campo el domingo we are hoping to go on a trip to the countryside on Sunday;

espero poder ayudar I hope I can be of some help;

esperar que… to hope that…;

espero que sí/no I hope so/not;

espero que no te hayas ofendido I hope you didn't take offence;

esperamos que no sea nada let's hope it's nothing serious;

ser de esperar: es de esperar que no ocurra ninguna desgracia let's hope nothing terrible happens;

era de esperar que ocurriría esto you could have predicted this would happen;

como era de esperar as was to be expected;

como era de esperar, llovió mucho as was to be expected o as you might expect, there was a lot of rain

3. [tener confianza en] to expect;

no esperábamos esta reacción we didn't expect this reaction;

espero que venga esta noche I expect (that) she'll come tonight;

esperar algo de alguien to expect sth from sb, to hope for sth from sb;

espero discreción de usted I expect discretion from you, I expect you to be discreet;

¿y qué esperabas (de alguien así)? what did you expect (from someone like that)?;

no esperaba menos de él I expected no less of him

4. [ser inminente para] to await, to be in store for;

nos esperan un buen baño y una cama there's a nice warm bath and a bed waiting for us;

le esperan dificultades he's in for some problems, there are problems in store for him;
Fam
¡me espera una buena en casa! I'm in for it when I get home!;
Fam
¡no sabes la o [m5] lo que te espera! you don't know what you're in for!

♦ vi

1. [aguardar] to wait;

espera en este despacho wait in this office;

espera, que ya voy wait a minute, I'm coming;

espera un instante o [m5]momento, ¿no es el famoso Pedro Valverde? hang on o wait a minute, isn't that the famous Pedro Valverde?;

no creo que puedas hacerlo – espera y verás I don't think you'll be able to do it – just (you) wait and see;

su enfado no se hizo esperar it didn't take long for her anger to surface;
Fam
si crees que te voy a dejar dinero, puedes esperar sentado if you think I'm going to lend you some money, you've got another think coming;

hacer esperar a alguien to keep sb waiting, to make sb wait;

me hiciste esperar una hora you kept me waiting (for) an hour;

Prov

quien espera desespera a watched pot never boils

2. [estar embarazada] to be expecting;

está esperando desde hace cuatro meses she's four months pregnant

♦ See also the pronominal verb esperarse

* * *

esperar

I v/t

1 ( aguardar) wait for;

hacerse esperar keep people waiting

2 con esperanza hope;

(así) lo espero I hope so, hopefully;

espero que no I hope not, hopefully not;

es de esperar que it is to be hoped that

3 ( suponer, confiar en) expect

4

:

esperar un hijo be expecting a baby

5

:

de aquí te espero fam incredible fam

II v/i ( aguardar) wait;

puedes esperar sentado you’re in for a long wait

* * *

esperar vt

1) aguardar: to wait for, to await

2) : to expect

3) : to hope

espero poder trabajar: I hope to be able to work

espero que sí: I hope so

esperar vi

: to wait

♦ See also the reflexive verb esperarse

* * *

esperar vb

1. (aguardar) to wait / to wait for

¿hace mucho que esperas? have you been waiting long?

te esperé toda la tarde I waited all afternoon for you

2. (creer, imaginar) to expect

no esperaba que viniera tanta gente I didn't expect so many people to come

las cosas no le fueron tan bien como esperaba things didn't go as well as he'd expected

3. (tener esperanza, desear) to hope

espera ir a la universidad she hopes to go to university

espero que seáis muy felices I hope you'll be very happy

espero que sí I hope so

esperar un niño to be expecting a baby

hacer esperar a alguien to keep somebody waiting

Spanish-English dictionary > esperar
5 bekommen

I v/t (unreg., hat bekommen) get

1. (erhalten) weitS. get, auch be given; ohne Zutun: receive; durch Anstrengung: obtain; ich bekomme schon seit Tagen keine Post mehr I haven’t had any mail for days now; ich bekomme noch 20 Euro von dir you still owe me 20 euros; hast du meinen Brief bekommen? did you get ( oder receive) my letter?; er bekam einen sehr hohen Preis / eine gute Stellung he got a very good price / a good position; hast du noch Karten bekommen? did you manage to get tickets?; das bekommt man überall you can get that anywhere; bekommen Sie schon? im Geschäft: can I help you?; im Lokal: have you ordered (yet)?; was bekommen Sie? a) im Geschäft: yes, please?, can I help you?; im Lokal: are you ready to order?; b) (wieviel kostet das) how much is that?; was haben Sie von uns zu bekommen? how much do we owe you?; bekommen Sie noch etwas? anything else?; am Telefon: ich bekomme keinen Anschluss I can’t get through; keine / eine gute Verbindung bekommen get a bad / good line; einen Schlag auf die Hand / aufs Auge bekommen get a slap on the wrist / a punch in the eye; einen Tritt ans Bein bekommen get kicked in the leg; einen Schneeball / eine Flasche an den Kopf bekommen get hit on the head by a snowball / bottle

2. (entwickeln) get; ein Kind bekommen (be going to) have a baby; Junge bekommen have pups etc.; Junge2; einen Bauch bekommen develop a (bit of a) paunch; eine Glatze bekommen go bald, develop a bald patch; graue Haare bekommen go grey, get grey hair; Hunger bekommen get hungry; Durst bekommen get thirsty, develop a thirst; Schnupfen / Grippe bekommen get ( oder come down with) a cold / (the) flu; Kopfweh bekommen get a headache; Kinder bekommen leicht Fieber children are quick to run a temperature; das Baby bekommt Zähne the baby’s teething; einen epileptischen Anfall bekommen have an epileptic seizure ( oder fit umg); die Bäume bekommen Blätter the trees are coming into leaf; sobald die Pflanze neue Knospen bekommt,... as soon as the plant begins to bud ( oder gets new buds)...; (seelische Zustände): Angst bekommen get scared ( oder frightened); es mit der Angst zu tun bekommen get scared, get the wind up umg.; ( eine) Wut bekommen get angry ( oder furious); ich habe eine Wut bekommen! I was furious! einen Wutanfall bekommen lose one’s temper; einen roten Kopf bekommen go red, blush; Heimweh bekommen get ( oder start to feel) homesick; da kann man doch zuviel bekommen! umg. umg. it’s enough to drive you mad

3. umg. (Wetter): ich glaube, wir bekommen bald Regen I think there’s rain on the way; endlich bekommen wir wärmeres Wetter there’s warmer weather on the way at last

4. Zustand: einen Riss bekommen get oder be torn, get a tear; Flecken bekommen get oder be marked ( oder stained); es hat Löcher bekommen it’s got holes (in it), it’s full of holes

5. (Zug, Flug etc.) get, catch

6. umg. (etw. bewerkstelligen): ich bekomme den Nagel nicht in die / aus der Wand I can’t get this nail into / out of the wall; bekommen wir das ganze Gepäck in den Kofferraum? will we get all the luggage into the boot (Am. trunk)?; die Packer bekommen das Klavier nicht durch die Tür the removal men (Am. movers) can’t get the piano through the door

7. mit zu + Inf.: etw. zu sehen bekommen get to see s.th.; etw. zu spüren bekommen get to know s.th., get a taste of s.th.; wo kann man hier etwas zu essen / trinken bekommen? is there anywhere you can get something to eat / drink around here?; jemanden / etw. zu fassen bekommen get hold of s.o. / s.th.; warte nur, wenn ich den Kerl zu fassen bekomme! just wait till I get hold of him!; das bekomme ich überall / von allen Leuten zu hören that’s what I’ve been hearing everywhere / from everyone; das wird er noch jahrelang zu hören bekommen he won’t be allowed to forget about that for years; er bekommt es nicht über sich, das zu tun umg. he can’t bring himself to do it

8. mit Part.: etw. geschenkt bekommen get a present, be given s.th. (as a present); er bekommt zu Hause alles gemacht he has ( oder gets) everything done for him at home; er bekommt einen Dienstwagen gestellt he gets the use of a company car; bekommst du deine Wohnung geputzt? umg. (lässt du sie putzen) do you have someone to clean the house?; siehe auch kriegen

II v/i (ist): jemandem ( gut) bekommen Essen, Wetter etc.: agree with s.o., suit s.o.; Ruhe etc.: do s.o. good, be good for s.o.; jemandem nicht oder schlecht bekommen Essen, Wetter: disagree with s.o.; das Wetter bekommt ihm nicht auch he can’t cope with the weather; es bekommt ihm gut / ausgezeichnet it’s doing him the world of (Am. a world of) good; es bekommt ihm überhaupt nicht it doesn’t agree with him at all; wohl bekomm’s! cheers!, iro. the best of luck, Brit. the best of British

* * *

to come by; to obtain; to get; to receive

* * *
be|kọm|men ptp beko\#mmen irreg
1. vt

1) (= erhalten) to get; Genehmigung, Stimmen, Nachricht to get, to obtain; Geschenk, Brief, Lob, Belohnung to get, to receive; Zug, Bus, Krankheit to get, to catch; Schlaganfall, Junges, ein Kind, Besuch to have; Spritze, Tadel to be given

ein Jahr Gefängnis bekommen — to be given one year in prison

wir bekommen Kälte/anderes Wetter — the weather is turning cold/is changing

wir bekommen Regen/Schnee — we're going to have rain/snow

einen Stein/Ball etc an den Kopf bekommen — to be hit on the head by a stone/ball etc

kann ich das schriftlich bekommen? — can I have that in writing?

wir haben das große Bett nicht nach oben bekommen — we couldn't get the big bed upstairs

jdn ins/aus dem Bett bekommen — to get sb into/out of bed

was bekommen Sie(, bitte)? — what will you have, sir/madam?

ich bekomme bitte ein Glas Wein — I'll have a glass of wine, please

was bekommen Sie dafür? — how much is that?

was bekommen Sie von mir? — how much do I owe you?

jdn dazu bekommen, etw zu tun — to get sb to do sth

er bekam es einfach nicht über sich,... — he just could not bring himself to...

ich bekomme den Deckel nicht abgeschraubt (inf) — I can't unscrew the lid

2) (= entwickeln) Fieber, Schmerzen, Vorliebe, Komplexe to get, to develop; Zähne to get, to cut; Übung, neue Hoffnung to gain

Rost/Risse bekommen — to get or become rusty/cracked, to develop rust/cracks

Heimweh bekommen — to get or become homesick

Sehnsucht bekommen — to develop a longing ( nach for)

graue Haare/eine Glatze bekommen — to go grey (Brit) or gray (US)/bald

Hunger/Durst bekommen — to get or become hungry/thirsty

Angst bekommen — to get or become afraid

einen roten Kopf bekommen — to go red

3) (mit Infinitivkonstruktion) to get

etw zu essen bekommen — to get sth to eat

etw zu sehen/hören bekommen — to get to see/hear sth

was muss ich denn da zu hören bekommen? — what's all this I've been hearing?

es mit jdm zu tun bekommen — to get into trouble with sb

etw zu fassen bekommen — to catch hold of sth

wenn ich ihn zu fassen bekomme... — if I get my hands on him...

4)

(mit ptp oder adj siehe auch dort) etw gemacht bekommen — to get or have sth done

bekommen — to get one's work finished or done

etw geschenkt bekommen — to be given sth ( as a present)

ich habe das Buch geliehen bekommen — I have been lent the book

etw bezahlt bekommen — to get paid for sth

einen Wunsch erfüllt bekommen — to have a wish fulfilled

das Haus sauber bekommen — to get the house clean

See:

→ sattbekommen

5)

(in Verbindung mit n siehe auch dort) Lust bekommen, etw zu tun — to feel like doing sth

es mit der Angst/Wut bekommen — to become afraid/angry

Ärger bekommen — to get into trouble

bekommen — to catch (Brit) or get it (inf)

bekommen — to be given or to get a hiding

2. vi

1) aux sein +dat

(= zuträglich sein) jdm (gut) bekommen — to do sb good; (Essen) to agree with sb

jdm nicht or schlecht bekommen — not to do sb any good; (Essen) to disagree with sb, not to agree with sb

wie ist Ihnen das Bad bekommen? — how was your bath?

wie bekommt ihm die Ehe? — how is he enjoying married life?

es ist ihm schlecht bekommen, dass er nicht gearbeitet hat — not working did him no good

wohl bekomms! — your health!

2)

(= bedient werden) bekommen Sie schon? — are you being attended to or served?

* * *

1) ((with with) to be good for (usually one's health): Cheese does not agree with me.) agree

2) (to succeed (in doing) or to happen( to do) something: I'll soon get to know the neighbours; I got the book read last night.) get

3) (to catch (a disease etc): She got measles last week.) get

4) ((sometimes with back) to receive or get: Have you had any news of your brother?; Thank you for lending me the book - you can have it back next week.) have

5) have

* * *

be·kom·men *

irreg

I. vt Hilfsverb: haben

1. (erhalten)

▪ etw [von jdm] \bekommen to get sth [from sb]

wir \bekommen demnächst Kabelfernsehen we're going to get cable TV soon

von dieser Schokolade kann ich einfach nicht genug \bekommen! I just can't get enough of that chocolate!

habe ich heute Post \bekommen? did I get any post today?

einen Anruf/Brief \bekommen to get [or have] [or receive] a call/letter

ich habe seit Wochen keinen Brief/Anruf von ihr \bekommen I haven't had [or got] [or received] a letter/call from her in weeks

eine Antwort [von jdm] \bekommen to get [or have] an answer [from sb]

ich habe bisher noch keine Antwort auf meinen Brief \bekommen I haven't got an answer to my letter yet

Besuch/Gäste \bekommen to have visitors/guests

wir \bekommen am Wochenende Besuch we are having visitors at the weekend

ich bekam gestern Nacht noch Besuch von der Polizei last night the police paid me a visit

nächste Woche \bekommen wir Besuch von meiner Mutter my mother is visiting [us] next week

ein Geschenk [von jdm] \bekommen to get [or receive] a present [from sb]

ich habe das zum Geburtstag \bekommen I got [or was given] this for my birthday

die Genehmigung/die Mehrheit \bekommen to obtain permission/the majority

etw in die Hände \bekommen (fam) to get hold of sth

ein Lob/einen Tadel \bekommen to be praised/reprimanded

eine Massage/eine Spritze \bekommen to get [or have] a massage/an injection

eine gute/schlechte Note \bekommen to get a good/bad grade [or BRIT mark]

eine Ohrfeige/einen [Strom]schlag \bekommen to get a clip on the ear/an electric shock

einen Preis \bekommen to get [or win] [or receive] a prize

Prügel [o Schläge] \bekommen to get [or receive] a thrashing [or licking]

eine Stelle \bekommen to get a job

Tritte \bekommen to get kicked [or fam a kicking]

Unterkunft und Verpflegung bekommen to get food and lodging

die Zeitung regelmäßig \bekommen to have [or get] the newspaper delivered regularly

2. FIN

▪ etw \bekommen to get sth; Bezahlung to get [or be] paid sth

ich bekomme noch €4.000 von dir you still owe me €4,000

was \bekommen Sie dafür? how much is it?, how much do I owe you?

hast schon das Geld von ihr \bekommen? have you got the money from her yet?

hast du dein Gehalt [o Geld] schon \bekommen? have you been paid yet?

sie bekommt €28 die Stunde she gets [or is] paid €28 an hour

eine Ermäßigung \bekommen to get [or qualify for] a reduction

Geld/Finderlohn/Unterhalt \bekommen to receive [or get] money/a reward/support

Sozialhilfe \bekommen to be on social security [or AM on welfare

3. (kaufen)

▪ etw \bekommen to get sth, to buy sth

das Buch ist nicht mehr zu \bekommen the book is out of print

hast du noch Karten für das Konzert \bekommen? did you manage to get tickets for the concert?

4. (serviert erhalten)

▪ etw \bekommen to get sth, to be served sth

was \bekommen Sie? what would you like [or can I get you]?

ich bekomme bitte ein Bier I'd like [or I'll have] a beer, please

wer bekommt das Steak? who ordered [or whose is] the steak?

5. (verhängt erhalten)

eine Gefängnisstrafe/Geldstrafe \bekommen to get [or be given] a prison sentence/a fine

drei Jahre Gefängnis \bekommen to be sentenced to [or to get] three years in prison

6. (erreichen)

den Bus/das Flugzeug/den Zug \bekommen to catch the bus/plane/train

die Maschine nach Honolulu \bekommen to catch the flight to Honolulu

7. (involviert werden)

▪ etw \bekommen to have sth

Ärger/Schwierigkeiten [mit jdm] \bekommen to have [or get into] trouble/difficulties [with sb]

Probleme mit jdm \bekommen to have problems with sb

8. METEO (zu erwarten haben)

▪ etw \bekommen to have sth

wir \bekommen Regen/Schnee we're going to have rain/snow

\bekommen gutes/schlechtes Wetter we are going to have good/bad weather

wir \bekommen besseres Wetter the weather is going to get better

9. (zur Welt bringen)

ein Baby [o Kind] \bekommen to have a baby

wir \bekommen im Februar unser zweites Kind we will be having our second child in February

sie kann keine Kinder \bekommen she cannot have children

10. (entwickeln)

▪ etw \bekommen to get sth

[es mit der] Angst \bekommen to get [or become] afraid

Durst/Hunger \bekommen to get thirsty/hungry

einen Eindruck [von etw dat] \bekommen to get an impression [of sth]

Farbe/einen Sonnenbrand \bekommen to get a [sun]tan/sunburnt

du hast wieder [richtig] Farbe \bekommen you look much better

Flecken/Pickel \bekommen to get spots, to go spotty

eine Glatze/graue Haare \bekommen to go bald [or to be balding]/to go grey [or AM gray]

Heimweh \bekommen to get homesick

Lust \bekommen, etw zu tun to feel like doing sth

Zähne \bekommen to teethe, to get [or cut] teeth

11. (erkranken an)

▪ etw \bekommen to get sth; (erleiden) to have [or suffer] sth

eine Erkältung \bekommen to catch [or come down with] [or get] a cold

einen Herzinfarkt/Schlaganfall \bekommen to have [or to suffer] a heart attack/stroke

Krebs/die Masern \bekommen to get cancer/the measles

12. + inf

etw zu essen/trinken \bekommen to get sth to eat/drink

etw zu fassen \bekommen to catch hold of sth

etw zu hören/sehen \bekommen to get to hear/see sth

der wird von mir etwas zu hören \bekommen! (fam) I'll give him what-for [or a piece of my mind]! fam

etw zu lachen \bekommen to have sth to laugh

bei seinem Referat \bekommen wir bestimmt was zu lachen! with his presentation we'll have something to laugh about!

in einem Kaufhaus bekommt man alles zu kaufen you can buy anything in a department store

es mit jdm zu tun \bekommen to get into trouble with sth

13. + pp

etw [von jdm] erzählt \bekommen to hear sth [from sb]

etw [von jdm] geliehen \bekommen to borrow sth [from sb]

von ihm bekommst du das Buch sicher geliehen he's sure to lend you that book

etw gemacht \bekommen to get [or have] sth done

etw geschenkt \bekommen to be given sth [as a present], to get sth as a present

seinen Wunsch erfüllt \bekommen to have one's wish fulfilled

14. + adj

etw sauber \bekommen to get sth clean

jdn wieder gesund \bekommen to get sb healthy

15. (schaffen)

etw in/unter etw akk \bekommen to get sth into/under sth

sie konnten das Klavier nicht ins Haus \bekommen they couldn't get the piano into the house

16. (bringen)

▪ jdn dazu \bekommen, etw zu tun to get sb to do sth

er ist einfach nicht ins Bett zu \bekommen he just won't go [or we just can't get him] to bed

▪ jd bekommt es nicht über sich akk, etw zu tun sb cannot bring themselves to do sth

ich bekam es nicht über mich, ihr die Wahrheit zu sagen I couldn't bring myself to tell her the truth

17. (finden)

▪ etw \bekommen to find sth

er hat noch keine Arbeit \bekommen he hasn't found work yet

II. vi

1. Hilfsverb: sein (zuträglich sein)

jdm [gut]/schlecht [o nicht] \bekommen to do sb good/to not do sb any good; Essen to agree/to disagree with sb

2. (bedient werden)

\bekommen Sie schon? are you being served?

* * *
1.
unregelmäßiges transitives Verb

1) get; get, receive <money, letter, reply, news, orders>; (erlangen) get; obtain; (erreichen) catch <train, bus, flight, etc.>

eine Flasche usw. an den Kopf bekommen — get hit on the head with a bottle etc.

was bekommen Sie? — (im Geschäft) can I help you?; (im Lokal, Restaurant) what would you like?

was bekommen Sie [dafür]? — how much is that?

noch Geld von jemandem bekommen — be owed money by somebody

wir bekommen Regen/besseres Wetter — we're going to get some rain/some better weather; there's rain/better weather on the way

ich bekomme keine Verbindung — I can't get through

Besuch bekommen — have a visitor/visitors

sie bekommt ein Kind — she's expecting a baby

Hunger/Durst bekommen — get hungry/thirsty

einen roten Kopf/eine Glatze bekommen — go red/bald

eine Erkältung bekommen — catch a cold

Krebs bekommen — get cancer

Mut/Angst bekommen — take heart/become frightened

er bekommt einen Bart — he's growing a beard

sie bekommt eine Brust — her breasts are developing

Zähne bekommen — < baby> teethe

wo bekomme ich etwas zu essen/trinken? — where can I get something to eat/drink?

etwas/jemanden zu fassen bekommen — get hold of something/lay one's hands on somebody

etwas zu sehen bekommen — set eyes on something; s. auch hören; spüren

2)

etwas durch die Tür/ins Auto bekommen — get something through the door/into the car

jemanden nicht aus dem Bett bekommen — be unable to get somebody out of bed or up

jemanden dazu bekommen, die Wahrheit zu sagen — get somebody to tell the truth

etwas sauber bekommen — get something clean

jemanden satt bekommen — feed somebody

3)

es nicht über sich (Akk.) bekommen, etwas zu tun — be unable to bring oneself to do something
2.
unregelmäßiges Verb; in der Funktion eines Hilfsverbs zur Umschreibung des Passivs get

etwas geschenkt bekommen — get [given] something or be given something as a present

etwas gestohlen bekommen — have something stolen

etwas geliehen bekommen — be lent something

einen Zahn gezogen bekommen — have a tooth out
3.
unregelmäßiges intransitives Verb; mit sein

jemandem [gut] bekommen — do somebody good; be good for somebody; <food, medicine> agree with somebody

jemandem schlecht od. nicht bekommen — not be good for somebody; not do somebody any good; <food, medicine> not agree with somebody

wohl bekomm's! — your [very good] health!

* * *

bekommen

A. v/t (irr, hat bekommen) get

1. (erhalten) weitS. get, auch be given; ohne Zutun: receive; durch Anstrengung: obtain;

ich bekomme schon seit Tagen keine Post mehr I haven’t had any mail for days now;

ich bekomme noch 20 Euro von dir you still owe me 20 euros;

hast du meinen Brief bekommen? did you get ( oder receive) my letter?;

er bekam einen sehr hohen Preis/eine gute Stellung he got a very good price/a good position;

hast du noch Karten bekommen? did you manage to get tickets?;

das bekommt man überall you can get that anywhere;

bekommen Sie schon? im Geschäft: can I help you?; im Lokal: have you ordered (yet)?;

was bekommen Sie? im Geschäft: yes, please?, can I help you?; im Lokal: are you ready to order?; (wie viel kostet das) how much is that?;

was haben Sie von uns zu bekommen? how much do we owe you?;

bekommen Sie noch etwas? anything else?; am Telefon:

ich bekomme keinen Anschluss I can’t get through;

keine/eine gute Verbindung bekommen get a bad/good line;

einen Schlag auf die Hand/aufs Auge bekommen get a slap on the wrist/a punch in the eye;

einen Tritt ans Bein bekommen get kicked in the leg;

einen Schneeball/eine Flasche an den Kopf bekommen get hit on the head by a snowball/bottle

2. (entwickeln) get;

ein Kind bekommen (be going to) have a baby;

Junge bekommen have pups etc; → Junge(s)²;

einen Bauch bekommen develop a (bit of a) paunch;

eine Glatze bekommen go bald, develop a bald patch;

graue Haare bekommen go grey, get grey hair;

Hunger bekommen get hungry;

Durst bekommen get thirsty, develop a thirst;

Schnupfen/Grippe bekommen get ( oder come down with) a cold/(the) flu;

Kopfweh bekommen get a headache;

Kinder bekommen leicht Fieber children are quick to run a temperature;

das Baby bekommt Zähne the baby’s teething;

einen epileptischen Anfall bekommen have an epileptic seizure ( oder fit umg);

die Bäume bekommen Blätter the trees are coming into leaf;

sobald die Pflanze neue Knospen bekommt, … as soon as the plant begins to bud ( oder gets new buds)…; (seelische Zustände):

Angst bekommen get scared ( oder frightened);

es mit der Angst zu tun bekommen get scared, get the wind up umg;

(eine) Wut bekommen get angry ( oder furious);

ich habe eine Wut bekommen! I was furious!

einen Wutanfall bekommen lose one’s temper;

einen roten Kopf bekommen go red, blush;

Heimweh bekommen get ( oder start to feel) homesick;

da kann man doch zuviel bekommen! umg it’s enough to drive you mad

3. umg (Wetter):

ich glaube, wir bekommen bald Regen I think there’s rain on the way;

endlich bekommen wir wärmeres Wetter there’s warmer weather on the way at last

4. Zustand:

einen Riss bekommen get oder be torn, get a tear;

Flecken bekommen get oder be marked ( oder stained);

es hat Löcher bekommen it’s got holes (in it), it’s full of holes

5. (Zug, Flug etc) get, catch

6. umg (etwas bewerkstelligen):

ich bekomme den Nagel nicht in die/aus der Wand I can’t get this nail into/out of the wall;

bekommen wir das ganze Gepäck in den Kofferraum? will we get all the luggage into the boot (US trunk)?;

die Packer bekommen das Klavier nicht durch die Tür the removal men (US movers) can’t get the piano through the door

7. mit zu +inf:

etwas zu sehen bekommen get to see sth;

etwas zu spüren bekommen get to know sth, get a taste of sth;

wo kann man hier etwas zu essen/trinken bekommen? is there anywhere you can get something to eat/drink around here?;

jemanden/etwas zu fassen bekommen get hold of sb/sth;

warte nur, wenn ich den Kerl zu fassen bekomme! just wait till I get hold of him!;

das bekomme ich überall/von allen Leuten zu hören that’s what I’ve been hearing everywhere/from everyone;

das wird er noch jahrelang zu hören bekommen he won’t be allowed to forget about that for years;

er bekommt es nicht über sich, das zu tun umg he can’t bring himself to do it

8. mit part:

etwas geschenkt bekommen get a present, be given sth (as a present);

er bekommt zu Hause alles gemacht he has ( oder gets) everything done for him at home;

er bekommt einen Dienstwagen gestellt he gets the use of a company car;

bekommst du deine Wohnung geputzt? umg (lässt du sie putzen) do you have someone to clean the house?; → auch kriegen

B. v/i (ist):

jemandem (gut) bekommen Essen, Wetter etc: agree with sb, suit sb; Ruhe etc: do sb good, be good for sb;

jemandem nicht oder

schlecht bekommen Essen, Wetter: disagree with sb;

das Wetter bekommt ihm nicht auch he can’t cope with the weather;

es bekommt ihm gut/ausgezeichnet it’s doing him the world of (US a world of) good;

es bekommt ihm überhaupt nicht it doesn’t agree with him at all;

wohl bekomm’s! cheers!, iron the best of luck, Br the best of British

* * *
1.
unregelmäßiges transitives Verb

1) get; get, receive <money, letter, reply, news, orders>; (erlangen) get; obtain; (erreichen) catch <train, bus, flight, etc.>

eine Flasche usw. an den Kopf bekommen — get hit on the head with a bottle etc.

was bekommen Sie? — (im Geschäft) can I help you?; (im Lokal, Restaurant) what would you like?

was bekommen Sie [dafür]? — how much is that?

noch Geld von jemandem bekommen — be owed money by somebody

wir bekommen Regen/besseres Wetter — we're going to get some rain/some better weather; there's rain/better weather on the way

ich bekomme keine Verbindung — I can't get through

Besuch bekommen — have a visitor/visitors

sie bekommt ein Kind — she's expecting a baby

Hunger/Durst bekommen — get hungry/thirsty

einen roten Kopf/eine Glatze bekommen — go red/bald

eine Erkältung bekommen — catch a cold

Krebs bekommen — get cancer

Mut/Angst bekommen — take heart/become frightened

er bekommt einen Bart — he's growing a beard

sie bekommt eine Brust — her breasts are developing

Zähne bekommen — < baby> teethe

wo bekomme ich etwas zu essen/trinken? — where can I get something to eat/drink?

etwas/jemanden zu fassen bekommen — get hold of something/lay one's hands on somebody

etwas zu sehen bekommen — set eyes on something; s. auch hören; spüren

2)

etwas durch die Tür/ins Auto bekommen — get something through the door/into the car

jemanden nicht aus dem Bett bekommen — be unable to get somebody out of bed or up

jemanden dazu bekommen, die Wahrheit zu sagen — get somebody to tell the truth

etwas sauber bekommen — get something clean

jemanden satt bekommen — feed somebody

3)

es nicht über sich (Akk.) bekommen, etwas zu tun — be unable to bring oneself to do something
2.
unregelmäßiges Verb; in der Funktion eines Hilfsverbs zur Umschreibung des Passivs get

etwas geschenkt bekommen — get [given] something or be given something as a present

etwas gestohlen bekommen — have something stolen

etwas geliehen bekommen — be lent something

einen Zahn gezogen bekommen — have a tooth out
3.
unregelmäßiges intransitives Verb; mit sein

jemandem [gut] bekommen — do somebody good; be good for somebody; <food, medicine> agree with somebody

jemandem schlecht od. nicht bekommen — not be good for somebody; not do somebody any good; <food, medicine> not agree with somebody

wohl bekomm's! — your [very good] health!

* * *

p.p.

got p.p. v.

to get v.

(§ p.,p.p.: got)

or p.p.: gotten•)

to have v.

(§ p.,p.p.: had)

to obtain v.

to receive v.

Deutsch-Englisch Wörterbuch > bekommen
6 caer

v.

1 to fall.

tropezó y cayó al suelo she tripped and fell (over o down)

caer de un tejado/árbol to fall from a roof/tree

caer rodando por la escalera to fall down the stairs

dejar caer algo to drop something (objeto)

María cayó por las gradas Mary fell down the stairs.

2 to fall (rain, snow).

cayeron cuatro gotas there were a few spots of rain

3 to go down, to set (sun).

al caer el día o la tarde at dusk

al caer el sol at sunset

4 to fall for it.

5 to drop in (to visit). ( Latin American Spanish)

Se me cayó el vaso I dropped the glass.

6 to decrease, to decline, to fall, to drop.

La presión barométrica cayó The barometric pressure decreased=fell.

7 to drop it.

Se me cayó I dropped it.

8 to fall on, to drop on, to fall over.

Me cayó una gota de lluvia A raindrop fell on me.

9 to crash on.

Se me cayó el sistema The system crashed on me.

* * *

CAER

CONJUGACIÓN

Present Indicative

caigo, caes, cae, caemos, caéis, caen.

Past Indicative

caí, caíste, cayó, caímos, caísteis, cayeron.

Present Subjunctive

caiga, caigas, caiga, caigamos, caigáis, caigan.

Imperfect Subjunctive

cayera, cayeras, cayera, cayéramos, cayerais, cayeran;

cayese, cayeses, cayese, cayésemos, cayeseis, cayesen.

Future Subjunctive

cayere, cayeres, cayere, cayéremos, cayereis, cayeren.

Imperative

cae (tú), caiga (él/Vd.), caigamos (nos.), caed (vos.), caigan (ellos/Vds.).

* * *

verb

1) to fall

2) drop

3) hang

•

- caerse
- caer bien
- caer mal
* * *
Para las expresiones caer en la cuenta, caer en desuso, caer en el olvido, caer enfermo, caer redondo, caerse de risa, ver la otra entrada.
1. VERBO INTRANSITIVO

1) [persona, objeto]

a) [desde la posición vertical] to fall

me hice daño al caer — I fell and hurt myself

cayó al suelo y se dio un golpe en la cabeza — he fell to the ground and hit his head

tropezó y cayó de espaldas — she stumbled and fell on her back

cayó muerto de un tiro — he was shot dead

• [hacer] caer algo — to knock sth over

al pasar hizo caer la lámpara — he knocked the lamp over as he brushed past

b) [desde una altura] to fall

cayó de un tercer piso — he fell from the third floor

el niño cayó al río — the child fell into the river

cayó una bomba en el mercado — a bomb fell on the market

el avión cayó al mar — the plane came down in the sea

el coche cayó por un barranco — the car went over a cliff

• [dejar] caer — [+ objeto] to drop; [+ comentario] to slip in

se sobresaltó y dejó caer la bandeja — she gave a start and dropped the tray

dejó caer que estaba buscando otro trabajo — he mentioned that he was looking for another job

• [dejarse] caer — [sobre sofá, cama] to fall; (=visitar) to drop in, drop by

se dejó caer sobre la cama — he fell onto the bed

suele dejarse caer por aquí — he usually drops in {o} by

• caer [sobre] algo/algn — to fall on sth/sb

una gran piedra cayó sobre el tejado — a large stone fell on the roof

cayeron sobre nosotros rocas enormes — huge boulders fell on us

los presos cayeron sobre el guarda — the prisoners fell on the warder

los fotógrafos cayeron sobre ella — the photographers pounced on her

queremos que caiga sobre él todo el peso de la Ley — we want the full weight of the law to be brought to bear on him

- estar al caer

su excarcelación está al caer — his release is imminent {o} is expected any day

el jefe está al caer — the boss will be here any moment

2) [lluvia, helada]

la lluvia caía incesantemente sobre Madrid — the rain was falling continuously on Madrid

cayó un chaparrón — there was a heavy shower

¡qué nevada ha caído! — what a heavy snowfall!, what a heavy fall of snow!

cayó un rayo en la torre — the tower was struck by lightning

3) (=colgar) to hang, fall

es una tela que cae mucho — it's a fabric which hangs {o} falls nicely

le caía un mechón sobre la frente — a lock of hair fell across his forehead

4) (=bajar) [precio, temperatura] to fall, drop

caerá la temperatura por debajo de los veinte grados — the temperature will fall {o} drop below twenty degrees

el dólar cayó más de cinco centavos — the dollar fell over five cents

la bolsa de Nueva York ha vuelto a caer — the New York stock exchange has fallen again
picado 2., 2)
5) (=ser derrotado) [soldados, ejército] to be defeated; [deportista, equipo] to be beaten; [ciudad, plaza] to fall, be captured; [criminal] to be arrested

cayó en la final ante su rival polaco — he was beaten in the final by his Polish rival

ha caído el gobierno — the government has fallen

6) (=morir) to fall, die

muchos cayeron en el campo de batalla — many fell {o} died on the field of battle

cayó como un valiente — he died a hero

cayeron abatidos por las balas — they were killed by the gunfire

- caer como chinches

7)

• caer [en] (=incurrir) —

caer en un engaño — to be tricked

no debemos caer en el triunfalismo — we mustn't give way to triumphalism {o} to crowing over our triumphs

• caer en el [error] de hacer algo — to make the mistake of doing sth

• caer en la [tentación] — to give in {o} yield to temptation

y no nos dejes caer en la tentación — (Biblia) and lead us not into temptation

caer bajo —

¡qué bajo has caído! — [moralmente] how low can you get!, how can you sink so low?; [socialmente] you've certainly come down in the world!
trampa 2)
8) (=darse cuenta)

no caigo — I don't get it *, I don't understand

ya caigo — I see, now I understand, now I get it *

• caer en [que] — to realize that

9) [fecha] to fall, be

su cumpleaños cae en viernes — her birthday falls {o} is on a Friday

¿en qué cae el día de Navidad? — what day is Christmas Day?, what day does Christmas fall on?

10) (=tocar)

el premio gordo ha caído en Madrid — the first prize (in the lottery) {o} the jackpot went to Madrid

• caerle [a algn], le pueden caer muchos años de condena — he could get a very long sentence

le puede caer una multa de 50 dólares — he could get a 50 dollar fine

- ¡la que nos ha caído encima!

11) (=estar situado) to be

¿por dónde cae eso? — whereabouts is that?

eso cae más hacia el este — that lies {o} is further to the east

12)

• caer [dentro] de (=estar comprendido en) —

no cae dentro de mis atribuciones — it is not within my powers

esta cuestión no cae dentro del ámbito de este trabajo — that falls outside the scope of this study

eso cae dentro de la responsabilidad de los ayuntamientos — that falls within the remit of town councils

13) (=causar impresión)

no les caí — CAm I didn't hit it off with them, I didn't get on well with them, they didn't take to me

• caer [bien] a algn, me cae (muy) bien — I (really) like him, I like him (very much)

no me cae nada bien — I don't like him at all

Pedro no le cayó bien a mi padre — Pedro didn't make a very good impression on my father, my father didn't really take to Pedro

• caer [gordo] {o} [fatal] a algn * —

me cae gordo {o} fatal el tío ese — I can't stand that guy

• caer [mal] a algn, me cae mal — I don't like him

14) (=sentar)

a) [información, comentario]

me cayó fatal lo que me dijiste — I was very upset by what you said, what you said really upset me

la noticia cayó como un mazazo — the news was a blow

b) [ropa]

caerle bien a algn — to suit sb

caerle mal a algn — not to suit sb

15) (=terminar)

• al caer la [noche] — at nightfall

• al caer la [tarde] — at dusk

2.

See:

caerse

* * *
1.
verbo intransitivo

1) ( de una altura) to fall; ( de posición vertical) to fall over

caí mal — I fell badly o awkwardly

cayó cuan largo era — he fell flat on his face

el coche cayó por un precipicio — the car went over a cliff

cayó muerto allí mismo — he dropped down dead on the spot

se dejó caer en el sillón/en sus brazos — she flopped into the armchair/fell into his arms

se dejó caer desde el borde del precipicio — he jumped off from the edge of the cliff

el avión cayó en picada or (Esp) en picado — the plane nosedived

cayó en el mar — it came down in the sea

caer parado — (AmL) ( literal) to land on one's feet; ( tener suerte) to fall o land on one's feet

dejar caer algo — < objeto> to drop; < noticia> to let drop o fall; < indirecta> to drop

2) chaparrón/nevada

cayó un chaparrón — it poured down

cayó una fuerte nevada — it snowed heavily

cayó una helada — there was a frost

cayeron unas pocas gotas — there were a few drops of rain

el rayo cayó cerca — the lightning struck nearby

3)

a) cortinas/falda to hang

el pelo le caía suelto hasta la cintura — her hair hung down to her waist

b) terreno to drop

caer en pendiente — to slope down

4)

a) ( incurrir)

caer en algo: no caigas en ese error don't make that mistake; cayó en la tentación de mirar she succumbed to the temptation to look; la obra por momentos cae en lo ridículo at times the play lapses into the ridiculous; caer muy bajo to stoop very low; qué bajo has caído — you've really sunk low this time

b) (en engaño, timo)

todos caímos (en la trampa) — we all fell for it

caer como angelitos — (fam)

cayeron como chinos or angelitos — they swallowed it hook, line and sinker

5) (fam) (entender, darse cuenta)

ah, ya caigo! — ( ya entiendo) oh, now I get it! (colloq); ( ya recuerdo) oh, now I remember

no caigo — I can't think o I'm not sure what (o who etc) you mean

no caí en que tú no tenías llave — I didn't realize o (fam) I didn't click that you didn't have keys

6) ( en un estado)

caer en desuso — palabra to fall into disuse; costumbre to die out

caer en el olvido — to sink into oblivion

caer enfermo — to fall ill

cayó en cama — he took to his bed

7)

a) gobierno/ciudad to fall

caer en poder de alguien — to fall to somebody

b) ( perder el cargo) to lose one's job

se hará una investigación, caiga quien caiga — an inquiry will be held, however many heads have to roll

c) soldado ( morir) to fall, die; ( ser apresado) to be caught

8)

a) desgracia/maldición

caer sobre alguien — to befall somebody (frml or liter)

la que me (te, etc) ha caído encima — (fam)

no sabes la que te ha caído encima — you don't know what's in store for you

b)

al caer la tarde/la noche — at sunset o dusk/nightfall

antes de que caiga la noche — before it gets dark o before nightfall

9) (fam) ( tocar en suerte)

le cayó una pregunta muy difícil — he got a really difficult question

le cayeron tres años (de cárcel) — he got three years (in jail)

el gordo cayó en Bilbao — the jackpot was won by someone in Bilbao

10) (+ compl)

a) ( sentar)

el pescado me cayó mal — the fish didn't agree with me

le cayó muy mal que no la invitaran — she was very upset about not being invited

b) ( en cuestiones de gusto)

tu primo me cae muy bien — I really like your cousin

me cae de gordo or de mal... — (fam) I can't stand him (colloq)

11)

a) (fam) ( presentarse) to show up, turn up (BrE)

de vez en cuando cae or se deja caer por aquí — she drops by o in now and then

estar al caer: los invitados están al caer — the guests will be here any minute o moment (now)

b) ( abalanzarse)

caer sobre alguien — to fall upon o on somebody

caerle encima a alguien — (fam) to pounce o leap on somebody

12)

a) ( estar comprendido)

caer dentro de algo — to fall within something

cae dentro de nuestra jurisdicción — it comes under o falls within our jurisdiction

cae dentro de sus obligaciones — that's one of her duties

b) cumpleaños/festividad to fall on

el 20 cae en (un) domingo — the 20th falls on a Sunday o is a Sunday

¿el 27 (en) qué día cae or en qué cae? — what day's the 27th?

c) (Esp fam) ( estar situado) to be

¿por dónde cae? — whereabouts is that?

13) precios/temperatura to fall, drop

14) (Ven) ( aportar dinero) (fam) to chip in (colloq)

15) (Ven fam) llamada

la llamada no me cayó — I couldn't get through
2.
caerse v pron

1)

a) ( de una altura) to fall; ( de la posición vertical) to fall, to fall over

te vas a caer — you'll fall

me caí por las escaleras — I fell down the stairs

caerse del caballo/de la cama — to fall off one's horse/out of bed

se cayó redondo — (fam) he collapsed in a heap

está que se cae de cansancio — (fam) she's dead on her feet (colloq)

b) (+ me/te/le etc)

oiga, se le cayó un guante — excuse me, you dropped your glove

se me cayó de las manos — it slipped out of my hands

cuidado, no se te vaya a caer — be careful, don't drop it

por poco se me cae el armario encima — the wardrobe nearly fell on top of me

se me están cayendo las medias — my stockings are falling down

caerse con alguien — (Col fam) to go down in somebody's estimation

no tiene/tienen dónde caerse muerto/muertos — (fam) he hasn't/they haven't got a penny to his/their name

se cae por su propio peso or de maduro — it goes without saying

2) ( desprenderse) diente to fall out; hojas to fall off; botón to come off, fall off

se le ha empezado a caer el pelo — he's started to lose his hair

la ropa se le caía a pedazos — her clothes were falling to pieces

* * *

= drop, fall, tumble, slump, take + a tumble.

Ex. The search profile will only be modified periodically as the quality of the set of notifications output from the search drops to unacceptable levels.

Ex. There may be pale drip marks in the neighbourhood of the tranchefiles, where drops of water fell from the deckle or from the maker's hand on to the new-made sheet.

Ex. The form this 'hypothesis' has come to take is easily dismissed as a straw figure and serious consideration of the relation between language diversity and thinking has largely tumbled with it.

Ex. The copy was grubby from use, a paperback with a photographically realistic full-color painting on its cover of an early teenage boy slumped in what looked to me like a corner of a very dirty back alley, a can of Coke in his hand.

Ex. Tourism takes a tumble in Australia due to the global credit crunch.

----

* al caer la noche = at nightfall.

* caer aguanieve = sleet.

* caer al vacío = fall into + the void, fall into + (empty) space.

* caer como chinches = drop like + flies.

* caer como moscas = drop like + flies.

* caer de cabeza = go over + Posesivo + head.

* caer de espaldas = fall on + Posesivo + back.

* caer dentro de = fall within/into, fall into.

* caer dentro de la competencia de = be the province of, fall within + the province of.

* caer de pie = land on + Posesivo + (own two) feet.

* caer deshecho = flake out.

* caer desplomado = slump in + a heap.

* caer en = run + foul of, lapse into, slip into, slide into.

* caer en barbecho = fall on + barren ground, fall on + fallow ground.

* caer en batalla = fall in + battle.

* caer en combate = fall in + action.

* caer en descrédito = come into + disrepute, fall into + disrepute.

* caer en desgracia = fall from + grace, fall into + disfavour, tumble into + disgrace, come into + disrepute, fall into + disrepute, be in the doghouse, fall + foul of.

* caer en desuso = fall into + disuse, fall out of + fashion, go out of + use, lapse, fall into + disfavour, die out, drop from + sight, go out of + favour, pass away, fall into + desuetude, fall into + desuetude, pass into + desuetude, sink into + desuetude, sink into + oblivion.

* caer en el error de = fall into + the error of, blunder into.

* caer en el olvido = fall into + obscurity, fall into + oblivion, fade into + obscurity, fade into + oblivion, blow over.

* caer enfermo = become + ill, fall + ill, get + sick.

* caer en forma de cascada = cascade.

* caer en gracia = take + a fancy to, take + a shine to, take + a liking to.

* caer en la cuenta = dawn on, wise up, the penny dropped, suss (out).

* caer en la cuenta de = realise [realize, -USA].

* caer en la nada = fall into + the void, fall into + (empty) space.

* caer en la oscuridad = fall into + obscurity, sink into + oblivion, sink into + obscurity, fade into + obscurity, fade into + oblivion.

* caer en la tentación = fall into + temptation.

* caer en la trampa = fall into + the trap, fall for + it, fall into + the snare.

* caer en manos de = fall into + the hands of.

* caer en manos enemigas = fall into + enemy hands.

* caer en oídos sordos = fall on + deaf ears, meet + deaf ears.

* caer en picado = plummet, swoop, take + a nosedive, nosedive.

* caer en redondo = flake out, lose + Posesivo + consciousness, pass out, keel over.

* caer en terreno baldío = fall on + barren ground, fall on + fallow ground.

* caer en terreno pedregoso = fall on + stony ground.

* caer en una broma = fall for + a joke, fall for + it.

* caer en una trampa = tumble into + pitfall.

* caer en un hábito = lapse into + habit.

* caer fuera de = fall outside, lie beyond.

* caer fuera del alcance de = fall outside + the scope of.

* caer fuera de las responsabilidades de = be on the outer fringes of.

* caer fuera del interés de = lie outside + the scope of.

* caer fuera del interés de uno = fall outside + Posesivo + interest.

* caer fuera del objetivo de = fall outside + the scope of.

* caer hecho polvo = flake out.

* caer mal = rub + Nombre + up the wrong way.

* caer por selección = drop.

* caer presa de = fall + prey to, be prey of.

* caerse = fall out, fall off, tumble down, topple over, come + a cropper, go down, fall over, take + a tumble.

* caerse a = topple onto.

* caerse bien = hit it off.

* caerse colándose por = fall through.

* caerse de = fall off of.

* caerse de bruces = fall + flat on + Posesivo + face.

* caerse de la cama = roll out of + bed.

* caerse hacia atrás = fall backwards.

* caerse hacia delante = fall forward.

* caérsele la baba por = go + gaga (over).

* caerse muerto = drop + dead.

* caerse recondo = pass out.

* caerse redondo = keel over, flake out, lose + Posesivo + consciousness.

* caer sobre = fall onto.

* caer un chaparrón = the skies + open up.

* caer un diluvio = the skies + open up.

* cayéndose a pedazos = disintegrating.

* comprar hasta caer muerto = shop 'til you drop.

* dejar caer = drop, dump.

* dejar caer insinuaciones = throw + hints.

* dejar caer una indirecta = drop + a hint.

* dejarse caer = drop by, drop in, slump, droop, mosey.

* empezar a caer en picado = hit + the skids, be on the skids.

* hacer caer = oust.

* maná caído del cielo = manna from heaven.

* no caer bien = not take + kindly to, not take + kindly to.

* no caer en buenas manos = fall into + the wrong hands.

* noche + caer = night + fall.

* no tener donde caerse muerto = not have two pennies to rub together.

* palabras + caer en + saco roto = words + fall on + deaf ears.

* precio + caer = price + fall.

* recesión + caer en = recession + set in.

* salir y caer = fall out (of).

* sistema + caerse = system + crash.

* telón + caer = curtain + fall.

* trabajar hasta caer muerto = work + Reflexivo + to the ground, work + Reflexivo + to death.

* volver a caer (en) = relapse (into).

* * *
1.
verbo intransitivo

1) ( de una altura) to fall; ( de posición vertical) to fall over

caí mal — I fell badly o awkwardly

cayó cuan largo era — he fell flat on his face

el coche cayó por un precipicio — the car went over a cliff

cayó muerto allí mismo — he dropped down dead on the spot

se dejó caer en el sillón/en sus brazos — she flopped into the armchair/fell into his arms

se dejó caer desde el borde del precipicio — he jumped off from the edge of the cliff

el avión cayó en picada or (Esp) en picado — the plane nosedived

cayó en el mar — it came down in the sea

caer parado — (AmL) ( literal) to land on one's feet; ( tener suerte) to fall o land on one's feet

dejar caer algo — < objeto> to drop; < noticia> to let drop o fall; < indirecta> to drop

2) chaparrón/nevada

cayó un chaparrón — it poured down

cayó una fuerte nevada — it snowed heavily

cayó una helada — there was a frost

cayeron unas pocas gotas — there were a few drops of rain

el rayo cayó cerca — the lightning struck nearby

3)

a) cortinas/falda to hang

el pelo le caía suelto hasta la cintura — her hair hung down to her waist

b) terreno to drop

caer en pendiente — to slope down

4)

a) ( incurrir)

caer en algo: no caigas en ese error don't make that mistake; cayó en la tentación de mirar she succumbed to the temptation to look; la obra por momentos cae en lo ridículo at times the play lapses into the ridiculous; caer muy bajo to stoop very low; qué bajo has caído — you've really sunk low this time

b) (en engaño, timo)

todos caímos (en la trampa) — we all fell for it

caer como angelitos — (fam)

cayeron como chinos or angelitos — they swallowed it hook, line and sinker

5) (fam) (entender, darse cuenta)

ah, ya caigo! — ( ya entiendo) oh, now I get it! (colloq); ( ya recuerdo) oh, now I remember

no caigo — I can't think o I'm not sure what (o who etc) you mean

no caí en que tú no tenías llave — I didn't realize o (fam) I didn't click that you didn't have keys

6) ( en un estado)

caer en desuso — palabra to fall into disuse; costumbre to die out

caer en el olvido — to sink into oblivion

caer enfermo — to fall ill

cayó en cama — he took to his bed

7)

a) gobierno/ciudad to fall

caer en poder de alguien — to fall to somebody

b) ( perder el cargo) to lose one's job

se hará una investigación, caiga quien caiga — an inquiry will be held, however many heads have to roll

c) soldado ( morir) to fall, die; ( ser apresado) to be caught

8)

a) desgracia/maldición

caer sobre alguien — to befall somebody (frml or liter)

la que me (te, etc) ha caído encima — (fam)

no sabes la que te ha caído encima — you don't know what's in store for you

b)

al caer la tarde/la noche — at sunset o dusk/nightfall

antes de que caiga la noche — before it gets dark o before nightfall

9) (fam) ( tocar en suerte)

le cayó una pregunta muy difícil — he got a really difficult question

le cayeron tres años (de cárcel) — he got three years (in jail)

el gordo cayó en Bilbao — the jackpot was won by someone in Bilbao

10) (+ compl)

a) ( sentar)

el pescado me cayó mal — the fish didn't agree with me

le cayó muy mal que no la invitaran — she was very upset about not being invited

b) ( en cuestiones de gusto)

tu primo me cae muy bien — I really like your cousin

me cae de gordo or de mal... — (fam) I can't stand him (colloq)

11)

a) (fam) ( presentarse) to show up, turn up (BrE)

de vez en cuando cae or se deja caer por aquí — she drops by o in now and then

estar al caer: los invitados están al caer — the guests will be here any minute o moment (now)

b) ( abalanzarse)

caer sobre alguien — to fall upon o on somebody

caerle encima a alguien — (fam) to pounce o leap on somebody

12)

a) ( estar comprendido)

caer dentro de algo — to fall within something

cae dentro de nuestra jurisdicción — it comes under o falls within our jurisdiction

cae dentro de sus obligaciones — that's one of her duties

b) cumpleaños/festividad to fall on

el 20 cae en (un) domingo — the 20th falls on a Sunday o is a Sunday

¿el 27 (en) qué día cae or en qué cae? — what day's the 27th?

c) (Esp fam) ( estar situado) to be

¿por dónde cae? — whereabouts is that?

13) precios/temperatura to fall, drop

14) (Ven) ( aportar dinero) (fam) to chip in (colloq)

15) (Ven fam) llamada

la llamada no me cayó — I couldn't get through
2.
caerse v pron

1)

a) ( de una altura) to fall; ( de la posición vertical) to fall, to fall over

te vas a caer — you'll fall

me caí por las escaleras — I fell down the stairs

caerse del caballo/de la cama — to fall off one's horse/out of bed

se cayó redondo — (fam) he collapsed in a heap

está que se cae de cansancio — (fam) she's dead on her feet (colloq)

b) (+ me/te/le etc)

oiga, se le cayó un guante — excuse me, you dropped your glove

se me cayó de las manos — it slipped out of my hands

cuidado, no se te vaya a caer — be careful, don't drop it

por poco se me cae el armario encima — the wardrobe nearly fell on top of me

se me están cayendo las medias — my stockings are falling down

caerse con alguien — (Col fam) to go down in somebody's estimation

no tiene/tienen dónde caerse muerto/muertos — (fam) he hasn't/they haven't got a penny to his/their name

se cae por su propio peso or de maduro — it goes without saying

2) ( desprenderse) diente to fall out; hojas to fall off; botón to come off, fall off

se le ha empezado a caer el pelo — he's started to lose his hair

la ropa se le caía a pedazos — her clothes were falling to pieces

* * *

= drop, fall, tumble, slump, take + a tumble.

Ex: The search profile will only be modified periodically as the quality of the set of notifications output from the search drops to unacceptable levels.

Ex: There may be pale drip marks in the neighbourhood of the tranchefiles, where drops of water fell from the deckle or from the maker's hand on to the new-made sheet.

Ex: The form this 'hypothesis' has come to take is easily dismissed as a straw figure and serious consideration of the relation between language diversity and thinking has largely tumbled with it.

Ex: The copy was grubby from use, a paperback with a photographically realistic full-color painting on its cover of an early teenage boy slumped in what looked to me like a corner of a very dirty back alley, a can of Coke in his hand.

Ex: Tourism takes a tumble in Australia due to the global credit crunch.

* al caer la noche = at nightfall.

* caer aguanieve = sleet.

* caer al vacío = fall into + the void, fall into + (empty) space.

* caer como chinches = drop like + flies.

* caer como moscas = drop like + flies.

* caer de cabeza = go over + Posesivo + head.

* caer de espaldas = fall on + Posesivo + back.

* caer dentro de = fall within/into, fall into.

* caer dentro de la competencia de = be the province of, fall within + the province of.

* caer de pie = land on + Posesivo + (own two) feet.

* caer deshecho = flake out.

* caer desplomado = slump in + a heap.

* caer en = run + foul of, lapse into, slip into, slide into.

* caer en barbecho = fall on + barren ground, fall on + fallow ground.

* caer en batalla = fall in + battle.

* caer en combate = fall in + action.

* caer en descrédito = come into + disrepute, fall into + disrepute.

* caer en desgracia = fall from + grace, fall into + disfavour, tumble into + disgrace, come into + disrepute, fall into + disrepute, be in the doghouse, fall + foul of.

* caer en desuso = fall into + disuse, fall out of + fashion, go out of + use, lapse, fall into + disfavour, die out, drop from + sight, go out of + favour, pass away, fall into + desuetude, fall into + desuetude, pass into + desuetude, sink into + desuetude, sink into + oblivion.

* caer en el error de = fall into + the error of, blunder into.

* caer en el olvido = fall into + obscurity, fall into + oblivion, fade into + obscurity, fade into + oblivion, blow over.

* caer enfermo = become + ill, fall + ill, get + sick.

* caer en forma de cascada = cascade.

* caer en gracia = take + a fancy to, take + a shine to, take + a liking to.

* caer en la cuenta = dawn on, wise up, the penny dropped, suss (out).

* caer en la cuenta de = realise [realize, -USA].

* caer en la nada = fall into + the void, fall into + (empty) space.

* caer en la oscuridad = fall into + obscurity, sink into + oblivion, sink into + obscurity, fade into + obscurity, fade into + oblivion.

* caer en la tentación = fall into + temptation.

* caer en la trampa = fall into + the trap, fall for + it, fall into + the snare.

* caer en manos de = fall into + the hands of.

* caer en manos enemigas = fall into + enemy hands.

* caer en oídos sordos = fall on + deaf ears, meet + deaf ears.

* caer en picado = plummet, swoop, take + a nosedive, nosedive.

* caer en redondo = flake out, lose + Posesivo + consciousness, pass out, keel over.

* caer en terreno baldío = fall on + barren ground, fall on + fallow ground.

* caer en terreno pedregoso = fall on + stony ground.

* caer en una broma = fall for + a joke, fall for + it.

* caer en una trampa = tumble into + pitfall.

* caer en un hábito = lapse into + habit.

* caer fuera de = fall outside, lie beyond.

* caer fuera del alcance de = fall outside + the scope of.

* caer fuera de las responsabilidades de = be on the outer fringes of.

* caer fuera del interés de = lie outside + the scope of.

* caer fuera del interés de uno = fall outside + Posesivo + interest.

* caer fuera del objetivo de = fall outside + the scope of.

* caer hecho polvo = flake out.

* caer mal = rub + Nombre + up the wrong way.

* caer por selección = drop.

* caer presa de = fall + prey to, be prey of.

* caerse = fall out, fall off, tumble down, topple over, come + a cropper, go down, fall over, take + a tumble.

* caerse a = topple onto.

* caerse bien = hit it off.

* caerse colándose por = fall through.

* caerse de = fall off of.

* caerse de bruces = fall + flat on + Posesivo + face.

* caerse de la cama = roll out of + bed.

* caerse hacia atrás = fall backwards.

* caerse hacia delante = fall forward.

* caérsele la baba por = go + gaga (over).

* caerse muerto = drop + dead.

* caerse recondo = pass out.

* caerse redondo = keel over, flake out, lose + Posesivo + consciousness.

* caer sobre = fall onto.

* caer un chaparrón = the skies + open up.

* caer un diluvio = the skies + open up.

* cayéndose a pedazos = disintegrating.

* comprar hasta caer muerto = shop 'til you drop.

* dejar caer = drop, dump.

* dejar caer insinuaciones = throw + hints.

* dejar caer una indirecta = drop + a hint.

* dejarse caer = drop by, drop in, slump, droop, mosey.

* empezar a caer en picado = hit + the skids, be on the skids.

* hacer caer = oust.

* maná caído del cielo = manna from heaven.

* no caer bien = not take + kindly to, not take + kindly to.

* no caer en buenas manos = fall into + the wrong hands.

* noche + caer = night + fall.

* no tener donde caerse muerto = not have two pennies to rub together.

* palabras + caer en + saco roto = words + fall on + deaf ears.

* precio + caer = price + fall.

* recesión + caer en = recession + set in.

* salir y caer = fall out (of).

* sistema + caerse = system + crash.

* telón + caer = curtain + fall.

* trabajar hasta caer muerto = work + Reflexivo + to the ground, work + Reflexivo + to death.

* volver a caer (en) = relapse (into).

* * *

caer [ E16 ]

GUIA DE BUSQUEDA

■ caer (verbo intransitivo)

A de una altura

B caer: chaparrón, nevada

C

1 caer: cortinas, falda

2 caer: terreno

D

1 incurrir

2 en un engaño, un timo

E entender, darse cuenta

F

1 en un estado

2 caer en un vicio

G

1 caer: gobierno, plaza etc

2 perder el cargo

3 caer: soldado

4 caer: fugitivo

5 caer enfermo

H

1 caer: desgracia, maldición etc

2 caer: tarde, noche

I tocar en suerte

J

1 sentarle mal

2 en cuestiones de gusto

K

1 presentarse, aparecer

2 caer sobre alguien

L

1 estar comprendido

2 caer: cumpleaños etc

3 estar situado

M caer: precios etc

N aportar dinero

O caer: llamada

■ caerse (verbo pronominal)

A

1 de una altura

2 caerse + me/te/le etc

B desprenderse

C equivocarse

D contribuir

vi

A (de una altura) to fall; (de la posición vertical) to fall over

caí mal y me rompí una pierna I fell badly o awkwardly and broke my leg

tropezó y cayó cuan largo era he tripped and fell flat on his face

cayó de espaldas/de bruces she fell flat on her back/face

cayeron de rodillas y le pidieron perdón they fell o dropped to their knees and begged for forgiveness

cayó el telón the curtain came down o fell

la pelota cayó en el pozo the ball fell o dropped into the well

el coche cayó por un precipicio the car went over a cliff

cayó muerto allí mismo he dropped down dead on the spot

se dejó caer en el sillón she flopped into the armchair

se dejó caer desde el borde del precipicio he jumped off from the edge of the cliff

el avión cayó en picada or ( Esp) en picado the plane nosedived

el helicóptero cayó en el mar the helicopter came down o crashed in the sea

le caían lágrimas de los ojos tears fell from her eyes o rolled down her cheeks

caer parado ( AmL) (literal) to land on one's feet; (tener suerte) to fall o land on one's feet

dejar caer algo ‹objeto› to drop;

‹noticia› to let drop o fall

lo dejó caer así, como quien no quiere la cosa she just slipped it into the conversation, she just let it drop in passing

B

«chaparrón/nevada»: cayó una helada there was a frost

cayó una fuerte nevada it snowed heavily

empezó a caer granizo it began to hail

está cayendo un aguacero it's pouring

cayeron unas pocas gotas there were a few drops of rain

el rayo cayó muy cerca de aquí the lightning struck very near here

C

1 «cortinas/falda» (colgar, pender) to hang

con un poco de almidón la tela cae mejor a little starch makes the fabric hang better

el pelo le caía suelto hasta la cintura her hair hung down to her waist

2 «terreno» to drop, fall

el terreno cae en pendiente hacia el río the land falls away o slopes down toward(s) the river

D

1 (incurrir) caer EN algo:

no caigas en el error de decírselo don't make the mistake of telling him

no nos dejes caer en la tentación lead us not into temptation

cayó en la tentación de leer la carta she succumbed to the temptation to read the letter

la obra por momentos cae en lo ridículo at times the play lapses into the ridiculous

esos chistes ya caen en lo chabacano those jokes can only be described as vulgar

caer muy bajo to stoop very low

venderse así es caer muy bajo I wouldn't stoop so low as to sell myself like that

¡qué bajo has caído! you've sunk pretty low!, how low can you get!, that's stooping pretty low!

2

(en un engaño, un timo): a todos nos hizo el mismo cuento y todos caímos he told us all the same story and we all fell for it

¿cómo pudiste caer en semejante trampa? how could you be taken in by o fall for a trick like that?

caer como chinos or angelitos ( fam): todos cayeron como chinos or angelitos they swallowed it hook, line and sinker

E ( fam)

(entender, darse cuenta): ¡ah, ya caigo! oh, now I get it! ( colloq)

cuenta¹ f G. (↑ cuenta (1))

F

1

(en un estado): caer en desuso «palabra» to fall into disuse;

«costumbre» to die out

caer en el olvido to sink into oblivion

desgracia f A. (↑ desgracia)

2

caer en un vicio to get into a bad habit

caer en el alcohol to take to drink

caer en la droga to start taking drugs

G

1 «gobierno/ciudad/plaza» to fall

la capital había caído en poder del enemigo the capital had fallen into enemy hands

¡que no vaya a caer en manos del profesor! don't let the teacher get hold of it!, don't let it fall into the teacher's hands!

2 (perder el cargo) to lose one's job

cayó por disentir con ellos he lost his job o ( colloq) came to grief because he disagreed with them

vamos a continuar con la investigación, caiga quien caiga we are going to continue with the investigation, however many heads have to roll

3 «soldado» (morir) to fall, die

4 «fugitivo» (ser apresado) to be caught

han caído los cabecillas de la pandilla the gang leaders have been caught

5

caer enfermo to fall ill, be taken ill

cayó en cama he took to his bed

yo también caí con gripe I went o came down with flu as well

H

1 «desgracia/maldición»: caer SOBRE algn; to befall sb ( frmlor liter)

la tragedia que ha caído sobre nuestro pueblo the tragedy that has befallen our nation

2

al caer la tarde/la noche at sunset o dusk/nightfall

antes de que caiga la noche before it gets dark o before nightfall

I ( fam)

(tocar en suerte): le cayó una pregunta muy difícil he got a really difficult question

¡te va a caer una bofetada! you're going to get a smack!

le cayeron tres años (de cárcel) he got three years (in jail)

¿cuántas (asignaturas) te han caído este año? ( Esp); how many subjects have you failed this year?

el gordo ha caído en Bilbao the jackpot has been won in Bilbao

J (+ compl)

1

(sentar): el pescado me cayó mal the fish didn't agree with me

le cayó muy mal que no la invitaran she wasn't invited and she took it very badly, she was very upset at o about not being invited

la noticia me cayó como un balde or jarro de agua fría the news came as a real shock

2

(en cuestiones de gusto): tu primo me cae muy bien or muy simpático I really like your cousin

no lo soporto, me cae de gordo/de mal … ( fam); I can't stand him, he's a real pain ( colloq)

gracia f Sense I E. (↑ gracia)

K

1 ( fam) (presentarse, aparecer) to show up, turn up ( BrE)

no podías haber caído en mejor momento you couldn't have turned up o come at a better time

de vez en cuando cae or se deja caer por aquí she drops by o in now and then

no podemos caerles así, de improviso we can't just show o turn up on their doorstep without any warning

estar al caer: los invitados están al caer the guests will be here any minute o moment (now)

2 (abalanzarse) caer SOBRE algn to fall upon o on sb

tres enmascarados cayeron sobre él three masked men pounced on him o fell on him o set upon him

cayeron sobre el enemigo a medianoche they fell on o ( frml) descended on the enemy at midnight

caerle a algn ( Per fam); to score with sb, to get off with sb ( BrE colloq)

caerle encima a algn ( fam); to pounce o leap on sb

L

1 (estar comprendido) caer DENTRO DE algo:

ese barrio no cae dentro de nuestra jurisdicción that area doesn't come under o fall within our jurisdiction

su caso no cae dentro de mi competencia his case falls outside the scope of my powers ( frml)

eso cae dentro de sus obligaciones that's part of her job, that's one of her duties

cae de lleno dentro de la corriente posmodernista it fits squarely within the postmodernist style

2 «cumpleaños/festividad» to fall

el 20 de febrero cae en (un) domingo February 20 falls on a Sunday o is a Sunday

¿el 27 (en) qué día cae or en qué cae? what day's the 27th?

3 ( Esp fam) (estar situado) to be

¿eso por dónde cae? whereabouts is that?

M «precios/temperatura» (bajar) to fall, drop

el dólar ha caído en el mercado internacional the dollar has fallen on the international market

N ( Ven) (aportar dinero) ( fam) to chip in ( colloq)

O

( Ven fam) «llamada»: la llamada no me cayó I couldn't get through

■ caerse

v pron

A

1 (de una altura) to fall; (de la posición vertical) to fall, fall over

bájate de ahí, te vas a caer come down from there, you'll fall

tropecé y casi me caigo I tripped and nearly fell (over)

casi me caigo al agua I nearly fell in o into the water

me caí por las escaleras I fell down the stairs

se cayó del caballo he fell off his horse

se cayó de la cama she fell out of bed

se cayó redondo ( fam); he collapsed in a heap

está que se cae de cansancio ( fam); she's dead on her feet ( colloq), she's ready to drop ( colloq)

se cayó y se rompió it fell and smashed

2 (+ me/te/le etc):

oiga, se le ha caído un guante excuse me, you've dropped your glove

se me cayó de las manos it slipped out of my hands

ten cuidado, no se te vaya a caer be careful, don't drop it

por poco se me cae el armario encima the wardrobe nearly fell on top of me

se me están cayendo las medias my stockings are falling down

caerse con algn ( Col fam); to go down in sb's estimation

estoy caída con ella I'm in her bad books ( colloq)

¡me caigo y no me levanto! ( fam euf) (expresando sorpresa) well, I'll be darned o ( BrE) blowed! ( colloq), good heavens! ( colloq) (expresando irritación) I don't believe it!

no tener donde caerse muerto ( fam): no tiene donde caerse muerto he hasn't got a penny to his name

se cae de or por su propio peso or de maduro it goes without saying

B (desprenderse) «diente» to fall out; «hojas» to fall off; «botón» to come off, fall off

se le cayó un diente one of her teeth fell out

se le ha empezado a caer el pelo he's started to lose his hair o go bald

la ropa se le caía a pedazos de vieja her clothes were so old they were falling to pieces o falling apart

C ( Chi fam) (equivocarse) to goof ( AmE colloq), to boob ( BrE colloq)

D

( Méx fam) (contribuir) caerse CON algo: me caí con la lana I chipped in ( colloq)

* * *

caer ( conjugate caer) verbo intransitivo
1 ( de una altura) to fall;
( de posición vertical) to fall over;
◊ el coche cayó por un precipicio the car went over a cliff;

cayó muerto allí mismo he dropped down dead on the spot;
cayó en el mar it came down in the sea;
caer parado (AmL) to land on one's feet;
dejar caer algo ‹objeto/indirecta› to drop sth.;
dejó caer la noticia que … she let drop the news that …
2
a) [chaparrón/nevada]:

◊ cayó un chaparrón it poured down;

cayó una fuerte nevada it snowed heavily;
el rayo cayó cerca the lightning struck nearby
b) [ noche] to fall;

◊ al caer la tarde/noche at sunset o dusk/nightfall

3
a) ( pender) [cortinas/falda] to hang

b) [ terreno] to drop;

◊ caer en pendiente to slope down

4 (en error, trampa):
◊ no caigas en ese error don't make that mistake;

todos caímos (en la trampa) we all fell for it;
cayó en la tentación de mirar she succumbed to the temptation to look;
caer muy bajo to stoop very low
5 (fam) (entender, darse cuenta):
◊ ¡ah, ya caigo! ( ya entiendo) oh, now I get it! (colloq);

( ya recuerdo) oh, now I remember;
◊ no caigo I'm not sure what (o who etc) you mean;

no caí en que tú no tenías llave I didn't realize o (fam) I didn't click that you didn't have keys
6 ( en un estado):
◊ caer en el olvido to sink into oblivion;

caer enfermo to fall ill
7 [gobierno/ciudad] to fall;
[ soldado] ( morir) to fall, die
8 [precios/temperatura] to fall, drop
9
a) ( sentar):

◊ el pescado me cayó mal the fish didn't agree with me;

le cayó muy mal que no la invitaran she was very upset about not being invited
b) [ persona]:

◊ tu primo me cae muy bien I really like your cousin;

me cae muy mal (fam) I can't stand him (colloq);
¿qué tal te cayó? what did you think of him?
[cumpleaños/festividad] to fall on;
◊ ¿el 27 en qué (día) cae? what day's the 27th?

caerse verbo pronominal
a) ( de una altura) to fall;

( de posición vertical) to fall, to fall over;
◊ me caí por las escaleras I fell down the stairs;

caerse del caballo/de la cama to fall off one's horse/out of bed;
está que se cae de cansancio (fam) she's dead on her feet (colloq)
b) caérsele algo a algn:

◊ oiga, se le cayó un guante excuse me, you dropped your glove;

no se te vaya a caer don't drop it;
se me cayó de las manos it slipped out of my hands;
se me están cayendo las medias my stockings are falling down
c) ( desprenderse) [ diente] to fall out;

[ hojas] to fall off;
[ botón] to come off, fall off;
◊ se le empieza a caer el pelo he's started to lose his hair

caer verbo intransitivo
1 to fall
caer desde lo alto, to fall from the top
caer por la ventana, to fall out of the window
caer por las escaleras, to fall down the stairs
2 (captar) to understand, see: no caí, I didn't twig
US I didn't realize it
ya caigo, ¡qué tontería!, I get it ¡it's easy!
3 (estar situado) to be: eso cae por aquí cerca, it is somewhere near here
4 (tener lugar) to be: ¿cuándo cae este año la Semana Santa?, when is Easter this year?
5 (causar buena o mala impresión) le cae bien/mal, he likes/doesn't like her
parece que el muchacho le cayó en gracia, it seems that he likes the boy
6 (en una situación) caer enfermo, to fall ill
caer en desgracia, to fall out of favour
7 (ir a parar) cayó en las garras del enemigo, she fell into the clutches of the enemy
fuimos a caer en una pensión de mala muerte, we turned up in the guesthouse from hell
♦ Locuciones: caer (muy) bajo, to sink (very) low
dejar caer, (un objeto, una indirecta) to drop
dejarse caer por, to drop by
estar al caer, (a punto de llegar) he'll arrive any minute now
(a punto de ocurrir) it's on the way
al caer el día, in the evening
al caer la noche, at nightfall
' caer' also found in these entries:
Spanish:
abatimiento
- abatirse
- al
- anillo
- burra
- burro
- chinche
- combatir
- cuenta
- dejarse
- derrumbar
- derrumbarse
- descolgar
- desgracia
- desmayada
- desmayado
- despatarrarse
- desuso
- estar
- gorda
- gordo
- lazada
- pelo
- picada
- picado
- plomo
- pura
- puro
- red
- redonda
- redondo
- resbalar
- tirar
- tirarse
- Tiro
- trampa
- tumbar
- ubicarse
- verter
- balde
- bomba
- caiga
- cama
- cayera
- dejar
- enfermar
- ir
- largar
- muerto
- olvido
English:
bear down on
- clutch
- come down
- deaf
- die out
- disgrace
- disrepute
- down
- drop
- fall
- favor
- favour
- flat
- flop
- freeze
- intimate
- keel over
- land
- lapse
- oblivion
- plummet
- push over
- rub up
- shake down
- sharply
- sink
- slump
- snare
- steeply
- strike
- tailspin
- twig
- walk into
- wise
- beat
- blow
- cascade
- catch
- come
- crash
- die
- go
- hang
- keel
- knock
- nose
- plunge
- realize
- shower
- splash

* * *

caer

♦ vi

1. [hacia abajo] to fall;

cuando caen las hojas when the leaves fall;

caer de un tejado/árbol to fall from a roof/tree;

caer en un pozo to fall into a well;

el avión cayó al mar the plane crashed into the sea;

tropezó y cayó al suelo she tripped and fell (over o down);

cayó en brazos de su madre she fell into her mother's arms;

cayó por la ventana a la calle he fell out of the window into the street;

cayó de bruces/de cabeza she fell flat on her face/headlong;

cayó redondo he slumped to the ground, he collapsed in a heap;

cayó rodando por la escalera she fell down the stairs;

dejar caer algo [objeto] to drop sth;

dejar caer que… [comentar] to let drop that…;

dejó caer la noticia de su renuncia como si no tuviera importancia she casually mentioned the fact that she was resigning as if it were a matter of no importance;

hacer caer algo to knock sth down, to make sth fall

2. [lluvia, nieve] to fall;

caerá nieve por encima de los 1.000 metros snow is expected in areas over 1,000 metres;

cayeron cuatro gotas there were a few spots of rain;

cayó una helada there was a frost;

está cayendo un diluvio it's pouring down;
Fam
está cayendo una buena it's pouring down, Br it's chucking it down;

cayó un rayo a pocos metros del edificio a bolt of lightning struck only a few metres from the building

3. [sol] to go down, to set;

al caer el día o [m5] la tarde at dusk;

al caer el sol at sunset;

la noche cayó antes de que llegaran al refugio night fell before they reached the shelter

4. [colgar] to fall, to hang down;

el cabello le caía sobre los hombros her hair hung down to o fell over her shoulders

5. [ciudad, gobierno] to fall;

el aeropuerto cayó en poder de los insurgentes the airport fell to the rebels, the airport was taken by the rebels;

el Imperio Romano cayó en el siglo V the Roman Empire fell in the 5th century;

el escándalo hizo caer al Primer Ministro the scandal brought the Prime Minister down;

han caído los líderes del comando terrorista the leaders of the terrorist unit have been captured

6. [morir] [soldado] to fall, to be killed;

Comp

caer como moscas to drop like flies

7. [decrecer] [interés] to decrease, to subside;
[precio] to fall, to go down;
ha caído bastante el interés por estos temas interest in these subjects has fallen away o subsided quite a lot;

ha caído el precio del café the price of coffee has gone down o fallen;

los precios cayeron súbitamente prices fell suddenly;

la libra ha caído frente al euro the pound has fallen o dropped against the euro

8. [incurrir]
siempre cae en los mismos errores she always makes the same mistakes;
Rel
no nos dejes caer en la tentación lead us not into temptation;

tu actitud cae en lo patético your attitude is nothing less than pathetic;

no debemos caer en la provocación we shouldn't allow ourselves to be provoked

9. [darse cuenta]
no dije nada porque no caí I didn't say anything because it didn't occur to me to do so;

caer (en algo) [recordar] to be able to remember (sth);

¡ahora caigo! [lo entiendo] I see it now!;
[lo recuerdo] now I remember!;
ahora caigo en lo que dices now I see what you are saying;
Esp
no caigo I give up, I don't know;

Comp

caer en la cuenta to realize, to understand;

cuando cayó en la cuenta del error, intentó subsanarlo when she realized her mistake, she tried to correct it

10. [picar] [en broma] to fall for it;

me gastaron una broma, pero no caí they played a trick on me, but I didn't fall for it;

caer en una trampa to fall into a trap

11. [tocar, ir a parar a]
me cayó el premio I won the prize;

nos cayó la mala suerte we had bad luck;

me cayó el tema que mejor me sabía I got a question on the subject I knew best;

le cayeron dos años (de cárcel) he got two years (in jail);

la desgracia cayó sobre él he was overtaken by misfortune;

¿cómo me ha podido caer a mí un trabajo así? how did I end up getting a job like this?;

procura que el informe no caiga en sus manos try to avoid the report falling into her hands

12. [coincidir] [fecha]
caer en to fall on;

cae en domingo it falls on a Sunday;

¿en qué día cae Navidad este año? what day (of the week) is Christmas this year?

13. Esp [estar, quedar]
cae cerca de aquí it's not far from here;

¿por dónde cae la oficina de turismo? where's o whereabouts is the tourist information centre?;

los baños caen a la izquierda the toilets are on the left;

cae en el segundo capítulo it's in the second chapter;

eso cae fuera de mis competencias that is o falls outside my remit

14. [en situación]
caer enfermo to fall ill, to be taken ill;

cayó en cama he took to his bed;

caer en desuso to fall into disuse;

caer en el olvido to fall into oblivion;

caer en la desesperación to fall into despair;

caer en desgracia to fall into disgrace

15. [sentar]
caer bien/mal [comentario, noticia] to go down well/badly;

su comentario no cayó nada bien her comment didn't go down well;

caer bien/mal a alguien [comida, bebida] to agree/disagree with sb;
Esp [ropa] to suit/not to suit sb; Esp
los pantalones ajustados no te caen nada bien tight trousers don't suit you at all;

Comp

caer como un jarro de agua fría to come as a real shock

16. [causar una impresión]
me cae bien I like him, he seems nice;

me cae mal I can't stand him;

tu hermano me cae muy mal I can't stand your brother;

me cayó mal I didn't like him at all;

cae mal a todo el mundo he doesn't get on with anyone;
Fam
tu jefe me cae gordo I can't stand your boss

17. [abalanzarse]
caer sobre to fall o descend upon;

caer sobre alguien [ladrón] to pounce o fall upon sb;

cayeron sobre la ciudad para saquearla they fell upon the city and pillaged it

18. Esp Fam [en examen] to fail;

la mitad de la clase cayó en el primer examen half the class failed the first exam;

¿cuántas te han caído? how many did you fail?

19. Fam [decaer] to go downhill;

el equipo ha caído mucho en el último mes the team has gone seriously off the boil over the last month

20. Com [pago] to fall due

21. Am [visitar] to drop in

22. Comp

caer (muy) bajo to sink (very) low;

parece mentira que hayas caído tan bajo I can hardly believe that you would sink so low;

¡qué bajo has caído! I never thought you'd sink so low!;

caer por su propio peso to be self-evident;

todos mis consejos cayeron en saco roto all my advice fell on deaf ears;

dejarse caer por casa de alguien to drop by sb's house;

estar al caer to be about to arrive;

ya son las cinco, así que deben de estar al caer it's five o'clock, so they should be arriving any minute now;

el anuncio debe de estar al caer the announcement should be made any minute now;

se proseguirá con la investigación caiga quien caiga the investigation will proceed no matter who might be implicated o even if it means that heads will roll;
RP Fam
caer parado to fall on one's feet

♦ See also the pronominal verb caerse

* * *

caer

I v/i

1 fall;

caer sobre fall on;

dejar caer algo drop sth;

caer enfermo fall ill;

caer en lunes fall on a Monday;

al caer la noche at sunset o nightfall;

caiga quien caiga no matter whose head has to roll;

caer muy bajo fig stoop very low;

dejarse caer fam flop down

2

:

me cae bien/mal fig I like/don’t like him

3 de un lugar

:

cae cerca it’s not far;

¿por dónde cae este pueblo? whereabouts is this village?

4

:

estar al caer be about to arrive;

¡ahora caigo! fig now I get it!

* * *

caer {13} vi

1) : to fall, to drop

2) : to collapse

3) : to hang (down)

4)

caer bien fam : to be pleasant, to be likeable

me caes bien: I like you

5)

caer mal or

caer gordo fam : to be unpleasant, to be unlikeable

♦ See also the reflexive verb caerse

* * *

caer vb

1. (en general) to fall [pt. fell; pp. fallen]

cayó por la escalera she fell down the stairs

la lámpara ha caído al suelo the lamp has fallen on the floor

ha caído enfermo he's fallen ill

2. (fecha) to be / to fall

este año, mi cumpleaños cae en martes my birthday is on a Tuesday this year

3. (entender) to get something

no caigo I don't get it

caerle bien a alguien to like

caes bien a todo el mundo everybody likes you

caerle mal a alguien not to be able to stand

este tipo me cae muy mal I can't stand that guy

caer desmayado to faint / to collapse

dejar caer to drop [pt. & pp. dropped]

dejé caer el vaso I dropped the glass

dejar caer por to drop by

estar al caer to be almost here / to be about to arrive

el examen está al caer the exam is almost here

mamá está al caer Mum'll be here any minute

Spanish-English dictionary > caer
7 desagradable

adj.

1 unpleasant.

2 disagreeable, distasteful, unpleasant, displeasing.

* * *

desagradable

► adjetivo

1 disagreeable, unpleasant

* * *

adj.

unpleasant, disagreeable

* * *

ADJ unpleasant, disagreeable más frm

ser desagradable con algn — to be unpleasant to sb

* * *

adjetivo <respuesta/comentario> unkind; <ruido/sensación> unpleasant, disagreeable; <escena/sorpresa> unpleasant; <tiempo/clima> unpleasant, horrible

estuvo realmente desagradable — he was really unpleasant

no seas tan desagradable! — don't be so mean o unkind!

* * *

= off-putting, unwelcome, unpleasant, disagreeable, unkind, obnoxious, peevish, distasteful, unappealing, seamy [seamier -comp., seamiest -sup.], unsavoury [unsavory, -USA], unpalatable, unsightly, minging, abrasive, nasty [natier -comp., nastiest -sup.], unwholesome, insalubrious, invidious, ill-natured.

Ex. Some children are prepared to patronize the shop, and use it in quite a different way, when they find the library (however well run) stuffy or off-putting.

Ex. The faithful adherents of the ideology of the finding catalog were determined to combat the unwelcome intrusion of Panizzi's scheme before the Royal Commission.

Ex. And, as if by way of indicating that he had thrown down the gauntlet, he added, 'I can be unpleasant. I warn you'.

Ex. Then I came within this disagreeable person's atmosphere, and lo! before I know what's happened I'm involved in an unpleasant altercation.

Ex. The enumeration at 940.5316: Children and other noncombatants; Pacifists; Enemy sympathizers seems a little unkind, if nothing else.

Ex. During the war a law was passed to limit the consumption of newsprint by ' obnoxious newspapers' and even reducing it to nil = Durante la guerra se aprobó una ley para limitar el consumo de papel de periódico por los llamados "periódicos detestables" e incluso reducirlo a cero.

Ex. In 1912 a group of women library students were accused of lacking a sense of proportion, being peevish and being absorbed in small details.

Ex. The physical effort of keeping tabs on people as well as the distasteful practice of checking up on staff output achieves nothing and may do considerable damage.

Ex. In addition, it is pointed out that tourists often have a strange fascination for tragic, macabre or other equally unappealing historical sights.

Ex. In general, the writer explains, crimes are depicted in such a way that they are associated with seamy characters who have little regard for conventional morality.

Ex. Despite the unsavory characters, bawdiness, and amorality in several of his plays, Middleton was more committed to a single theological system than, for example, Shakespeare.

Ex. The article is entitled 'Spam is unpalatable any way it's served up: things you can do to reduce the amount of unwanted e-mail'.

Ex. He went on to explain that while there were no unsightly slums, there was a fairly large district of rather nondescript homes intermingled with plain two- and three-family brick and frame dwellings, principally in the eastern reaches of the city.

Ex. Everyone is attractive to someone, there is no such thing as a minger, but there are many people who I think are minging.

Ex. She wanted to say: 'You are a conceited, obstinate, inflexible, manipulative, pompous, close-minded, insensitive, abrasive, opinionated, platitudinous oaf!'.

Ex. Anthony Datto thanked them for having permitted him to unburden himself and after a few desultory remarks about the nasty weather and nothing in particular, they parted.

Ex. The text raises the possibility that there might be something unwholesome in the Buddhist obsession with hell.

Ex. Specific actions are those which are intended to reinforce the fight against specific medical conditions related to insalubrious living.

Ex. Within the ranks of authorship therefore there are many types of author and it is invidious to claim that one sort is necessarily 'better' than another.

Ex. Always snivelling, coughing, spitting; a stupid, tedious, ill-natured fellow, who was for ever fatiguing people.

----

* algo desagradable a la vista = a blot on the landscape.

* darle a Uno escalofríos por Algo desagradable = make + Nombre + flinch.

* de sabor desagradable = unpalatable.

* desagradable a la vista = eyesore.

* encontrarse con una sorpresa desagradable = rude awakening + be in store, be in for a rude awakening.

* esperar una sorpresa desagradable = rude awakening + be in store, be in for a rude awakening.

* lo desagradable = unpleasantness.

* situación desagradable = unpleasantness.

* sorpresa desagradable = rude awakening.

* * *

adjetivo <respuesta/comentario> unkind; <ruido/sensación> unpleasant, disagreeable; <escena/sorpresa> unpleasant; <tiempo/clima> unpleasant, horrible

estuvo realmente desagradable — he was really unpleasant

no seas tan desagradable! — don't be so mean o unkind!

* * *

= off-putting, unwelcome, unpleasant, disagreeable, unkind, obnoxious, peevish, distasteful, unappealing, seamy [seamier -comp., seamiest -sup.], unsavoury [unsavory, -USA], unpalatable, unsightly, minging, abrasive, nasty [natier -comp., nastiest -sup.], unwholesome, insalubrious, invidious, ill-natured.

Ex: Some children are prepared to patronize the shop, and use it in quite a different way, when they find the library (however well run) stuffy or off-putting.

Ex: The faithful adherents of the ideology of the finding catalog were determined to combat the unwelcome intrusion of Panizzi's scheme before the Royal Commission.

Ex: And, as if by way of indicating that he had thrown down the gauntlet, he added, 'I can be unpleasant. I warn you'.

Ex: Then I came within this disagreeable person's atmosphere, and lo! before I know what's happened I'm involved in an unpleasant altercation.

Ex: The enumeration at 940.5316: Children and other noncombatants; Pacifists; Enemy sympathizers seems a little unkind, if nothing else.

Ex: During the war a law was passed to limit the consumption of newsprint by ' obnoxious newspapers' and even reducing it to nil = Durante la guerra se aprobó una ley para limitar el consumo de papel de periódico por los llamados "periódicos detestables" e incluso reducirlo a cero.

Ex: In 1912 a group of women library students were accused of lacking a sense of proportion, being peevish and being absorbed in small details.

Ex: The physical effort of keeping tabs on people as well as the distasteful practice of checking up on staff output achieves nothing and may do considerable damage.

Ex: In addition, it is pointed out that tourists often have a strange fascination for tragic, macabre or other equally unappealing historical sights.

Ex: In general, the writer explains, crimes are depicted in such a way that they are associated with seamy characters who have little regard for conventional morality.

Ex: Despite the unsavory characters, bawdiness, and amorality in several of his plays, Middleton was more committed to a single theological system than, for example, Shakespeare.

Ex: The article is entitled 'Spam is unpalatable any way it's served up: things you can do to reduce the amount of unwanted e-mail'.

Ex: He went on to explain that while there were no unsightly slums, there was a fairly large district of rather nondescript homes intermingled with plain two- and three-family brick and frame dwellings, principally in the eastern reaches of the city.

Ex: Everyone is attractive to someone, there is no such thing as a minger, but there are many people who I think are minging.

Ex: She wanted to say: 'You are a conceited, obstinate, inflexible, manipulative, pompous, close-minded, insensitive, abrasive, opinionated, platitudinous oaf!'.

Ex: Anthony Datto thanked them for having permitted him to unburden himself and after a few desultory remarks about the nasty weather and nothing in particular, they parted.

Ex: The text raises the possibility that there might be something unwholesome in the Buddhist obsession with hell.

Ex: Specific actions are those which are intended to reinforce the fight against specific medical conditions related to insalubrious living.

Ex: Within the ranks of authorship therefore there are many types of author and it is invidious to claim that one sort is necessarily 'better' than another.

Ex: Always snivelling, coughing, spitting; a stupid, tedious, ill-natured fellow, who was for ever fatiguing people.

* algo desagradable a la vista = a blot on the landscape.

* darle a Uno escalofríos por Algo desagradable = make + Nombre + flinch.

* de sabor desagradable = unpalatable.

* desagradable a la vista = eyesore.

* encontrarse con una sorpresa desagradable = rude awakening + be in store, be in for a rude awakening.

* esperar una sorpresa desagradable = rude awakening + be in store, be in for a rude awakening.

* lo desagradable = unpleasantness.

* situación desagradable = unpleasantness.

* sorpresa desagradable = rude awakening.

* * *

desagradable

adjective

‹respuesta/comentario› unkind; ‹sabor/ruido/sensación› unpleasant, disagreeable; ‹escena› horrible

estuvo realmente desagradable conmigo he was really unpleasant to me

¡no seas tan desagradable! dale una oportunidad don't be so mean o unkind! give him a chance

¡qué tiempo más desagradable! what nasty o horrible weather

hacía un día bastante desagradable the weather was rather unpleasant, it was a rather unpleasant day

se llevó una sorpresa desagradable she got a nasty o an unpleasant surprise

* * *

desagradable adjetivo
unpleasant;
‹respuesta/comentario› unkind
desagradable adjetivo unpleasant, disagreeable: hay un olor desagradable, there's an unpleasant smell
es una persona muy desagradable, he's really disagreeable
' desagradable' also found in these entries:
Spanish:
escopetazo
- fresca
- fresco
- graznido
- grosera
- grosero
- gustillo
- horrorosa
- horroroso
- impresión
- marrón
- palma
- sensación
- terrible
- terrorífica
- terrorífico
- chocante
- ingrato
- mal
- shock
English:
bullet
- business
- creep
- dirty
- disagreeable
- distasteful
- emptiness
- filthy
- hard
- ill-natured
- miserable
- nasty
- off
- off-putting
- rude
- thankless
- ugly
- unkind
- unpleasant
- unsavory
- unsavoury
- unwelcome
- why
- home
- objectionable
- offensive
- painful
- peevish
- unpalatable
- unwholesome

* * *

desagradable

♦ adj

1. [sensación, tiempo, escena] unpleasant;

no voy a salir, la tarde está muy desagradable I'm not going to go out, the weather's turned quite nasty this afternoon;

una desagradable sorpresa an unpleasant o a nasty surprise

2. [persona, comentario, contestación] unpleasant;

está muy desagradable con su familia he's very unpleasant to his family;

no seas desagradable y ven con nosotros al cine don't be unsociable, come to the cinema with us

♦ nmf

son unos desagradables they're unpleasant people

* * *

desagradable

adj unpleasant, disagreeable

* * *

desagradable adj

: unpleasant, disagreeable

♦ desagradablemente adv

* * *

desagradable adj unpleasant

Spanish-English dictionary > desagradable
8 hoofd

hoofd

1 [lichaamsdeel] head

2 [als zetel van het verstand, de wil] head ⇒ mind, brain(s)

3 [persoon] head

4 [het bovenste, hoogste gedeelte] 〈 tafel〉 head, top; 〈brief e.d.〉 head

5 [het voorste gedeelte] head ⇒ front, vanguard

6 [(van personen) leider, meerdere] head ⇒ chief, leader, 〈 school〉 principal (teacher), 〈 school〉 headmaster 〈 mannelijk〉, headmistress 〈 vrouwelijk〉

7 [in samenstellingen] [(van zaken) (het) de voornaamste] main ⇒ chief

♦voorbeelden:

1   met gebogen hoofd • with head bowed

     een hoofd groter/kleiner zijn (dan) • be a head taller/shorter (than)

     met een kaal/rood hoofd • bald-headed/red-faced

     met opgeheven hoofd • 〈 figuurlijk〉 with head held high

     〈 figuurlijk〉 een zwaar/een hard hoofd in iets hebben • have grave doubts about something

     〈 figuurlijk〉 iets het hoofd bieden • stand/face up to something 〈 moeilijkheden〉; meet, defy 〈 concurrentie, aanvallen〉

     het hoofd buigen • 〈 figuurlijk〉 bow one's head, give in/submit (to)

     〈 figuurlijk〉 iemands hoofd eisen 〈aftreden/val〉 • demand someone's head

     het hoofd in de nek gooien • 〈 letterlijk〉 fling/throw/toss back one's head; 〈 figuurlijk〉 bristle/bridle up

     〈 figuurlijk〉 het hoofd laten hangen • hang one's head, be downcast

     〈 figuurlijk〉 het hoofd niet laten hangen • hold one's head high

     hij heeft zijn hoofd gestoten • 〈 figuurlijk〉 he has been put in his place

     het hoofd boven water houden • 〈 figuurlijk〉 keep one's head above water

     〈 figuurlijk〉 het hoofd in de schoot leggen • give up the fight

     het hoofd schudden bij/over • shake one's head at/over

     〈 figuurlijk〉 de hoofden bij elkaar steken • put one's heads together

     〈 figuurlijk〉 zijn hoofd eronder durven verwedden • stake one's life (on)

     wat hangt ons nu weer boven het hoofd? • 〈 figuurlijk〉 what's hanging over our heads now?, what's in store for us now?

     〈 figuurlijk〉 het werk is hem boven het hoofd gegroeid • he can't cope with his work anymore

     〈 figuurlijk〉 hij groeit mij boven het hoofd • he's leaving me behind/standing

     heb je geen ogen in je hoofd! • can't you look where you're going?

     licht/zwaar in het hoofd zijn • be light-headed, have a heavy head

     〈 ook figuurlijk〉 met zijn hoofd tegen de muur knallen/lopen • bang one's head against the wall

     〈 figuurlijk〉 met zijn hoofd in de wolken lopen • have one's head in the clouds; 〈 gelukkig zijn〉 walk on air

     iemand een verwijt naar het hoofd slingeren • hurl a reproach at someone('s head)

     het succes is hem naar het hoofd gestegen • success has gone to his head

     〈 figuurlijk〉 hij kreeg van alles naar zijn hoofd • 〈 figuurlijk〉 he had all kinds of abuse thrown at him

     een beloning op iemands hoofd zetten • put a price on someone's head

     men kon er wel over de hoofden lopen • it was choc-a-bloc with people

     iets over het hoofd zien • 〈 figuurlijk〉 overlook something

     〈 figuurlijk〉 dat moet je maar over het hoofd zien • let that go by

     iemand voor het hoofd stoten • offend someone

     een hoofd hebben als een boei • have a face as red as a beetroot

2   uit het blote hoofd spreken • speak ad lib/off the cuff

     〈 figuurlijk〉 zich het hoofd (niet) over iets breken • (not) rack one's brains over something

     zijn hoofd gebruiken 〈 nadenken〉 • use one's head

     〈 figuurlijk〉 het hoofd er niet bij hebben • have one's mind on other things

     〈 figuurlijk〉 het hoofd loopt mij om • my head is reeling

     〈 figuurlijk〉 mijn hoofd staat er niet naar • I'm not in the mood for it

     〈 figuurlijk〉 het hoofd verliezen/niet verliezen • lose/keep one's head

     hij heeft veel aan zijn hoofd • he has a lot of things on his mind

     je bent niet goed bij je hoofd! • you're out of your (tiny) mind

     dat is mij door het hoofd gegaan/geschoten • it slipped my mind

     zich iets in het hoofd zetten • get something in(to) one's head

     hoe haalt hij het in zijn hoofd? • where does he get such an idea?

     zij kreeg het in haar hoofd om • she took it into her head to

     zoiets komt niet in mijn hoofd op • it would never enter my head/mind to do such a thing

     feiten in zijn hoofd stampen • cram

     de drank stijgt hem naar het hoofd • the drink is going to his head

     iets uit het hoofd kennen • learn something by heart/rote

     ik zal die gekheid wel uit mijn hoofd laten • I know better than to do something crazy like that

     iemand iets uit zijn hoofd praten • talk someone out of something

     dat zou ik maar uit mijn hoofd zetten • I'd forget it if I were you

     uit het hoofd spelen/zingen • play/sing from memory

     〈 figuurlijk〉 iemand het hoofd op hol brengen • turn someone's head

     het hoofd koel houden • keep one's head, stay level-headed

3   we moeten de hoofden tellen • we must count heads

     per hoofd • per head/capita

     per hoofd van de bevolking • per head of (the) population

     〈 spreekwoord〉 zoveel hoofden, zoveel zinnen • so many men, so many opinions

4   〈 boekhouden〉 iets onder een apart hoofd boeken • book something under a separate heading

5   hij ging aan het hoofd van de troepen • he was at the head of the troops

     〈 figuurlijk〉 hij stelde zich aan het hoofd van de beweging • he assumed the leadership of the movement

     aan het hoofd staan van • be at the head of; 〈 leger〉 be in command of; 〈 bedrijf, departement〉 be in charge of

7   hoofdbureau • head/main office

     hoofdingang • main entrance

¶   uit hoofde van • by reason of 〈 het weer, zijn leeftijd〉; by virtue of 〈 zijn ambt〉

     uit hoofde van zijn functie van/als • in his capacity as

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hoofd
9 fiar

v.

1 to trust, to sell upon trust to give credit.

2 to sell on credit (commerce).

La tienda fía comestible The store sells food on credit.

3 to place confidence in another, to commit to another, to credit.

¡no te fíes! don't be too sure (about it)!

4 to bail, to sponsor, to lend credit to, to answer for.

El banco fía a los buenos clientes The bank lends credit to good customers

* * *

fiar

Conjugation model [ DESVIAR], like link=desviar desviar

► verbo transitivo

1 (asegurar) to vouch for

■ hará lo que promete, yo lo fío he'll do what he promises, I can vouch for him

2 (vender) to sell on credit

■ el lechero me fía the milkman lets me owe him, the milkman lets me pay him later

3 (confiar) to confide, entrust

■ fió a su nieto toda su fortuna he entrusted his entire fortune to his grandson

► verbo pronominal fiarse

1 (confiarse) to trust (de, -)

■ no me fío de él I don't trust him

■ no te fíes, la apariencias engañan watch out, appearances can be deceptive

\

FRASEOLOGÍA

de fiar (persona) trustworthy, reliable 2 (cosa) reliable

'No se fía' "No credit given"

* * *

verb

1) to sell on credit

2) confide

•

- fiarse de

* * *

1. VT

1) (Com) (=vender) to sell on credit; LAm (=comprar) to buy on credit

me fió la comida — he let me have the food on tick * o credit

2) frm (=confiar)

le fié mi secreto — I confided my secret to him

2. VI

1) (Com) to give credit

no se fía — [en tienda] no credit given

dejaron de fiarle en la tienda — they wouldn't let her have anything on credit anymore

2)

ser de fiar — to be trustworthy, be reliable

3.

See:

fiarse

* * *
1.
verbo transitivo < mercancías> to sell... on credit

¿me las fía? — can I owe you for them?

le fiaron las bebidas — they let him have the drinks on credit
2.
fiar vi

a) ( dar crédito) to give credit

no se fía — no credit (given)

ya no le fian en la tienda — they won't let him have anything else on credit at the store

b)

ser de fiar — persona ( digno de confianza) to be trustworthy; ( responsable) to be reliable; mecanismo/motor to be reliable
3.
fiarse v pron

no me fío de lo que dice — I don't believe what he says

fiarse de alguien — to trust somebody

fiarse de que + subj: no me fío de que cumpla su promesa — I don't trust him to keep his promise

* * *

----

* de fiar = legit.

* fiarse de la palabra de Alguien = take + Posesivo + word for it.

* fiarse demasiado = be lulled into a false sense of security.

* que no es de fiar = untrustworthy.

* * *
1.
verbo transitivo < mercancías> to sell... on credit

¿me las fía? — can I owe you for them?

le fiaron las bebidas — they let him have the drinks on credit
2.
fiar vi

a) ( dar crédito) to give credit

no se fía — no credit (given)

ya no le fian en la tienda — they won't let him have anything else on credit at the store

b)

ser de fiar — persona ( digno de confianza) to be trustworthy; ( responsable) to be reliable; mecanismo/motor to be reliable
3.
fiarse v pron

no me fío de lo que dice — I don't believe what he says

fiarse de alguien — to trust somebody

fiarse de que + subj: no me fío de que cumpla su promesa — I don't trust him to keep his promise

* * *

* de fiar = legit.

* fiarse de la palabra de Alguien = take + Posesivo + word for it.

* fiarse demasiado = be lulled into a false sense of security.

* que no es de fiar = untrustworthy.

* * *

fiar [ A17 ]

vt

‹mercancías› to sell … on credit

¿me las fía? can I owe you for them?, will you put them on the slate? ( BrE colloq)

le fío los envases I won't charge you the deposit on the bottles

¡largo me lo fías/fiáis! ( Esp); I'll believe it when I see it!

■ fiar

vi

1 (dar crédito) to give credit

[ S ] en este establecimiento no se fía no credit given, no credit

ya no le fían en la tienda they won't let him have anything else on credit o ( BrE colloq) on tick at the store

2

no ser de fiar: esta cerradura no es de fiar this lock is not very secure

no es persona de fiar he's not to be trusted, he's not trustworthy

no es muy de fiar e igual no aparece he's not very reliable so he might not turn up

■ fiarse

v pron

no me fío de lo que dice I don't believe what he says

fiarse DE algn to trust sb

no se fía de nadie he doesn't trust anyone

fiarse DE QUE + SUBJ:

no me fío de que cumpla su promesa I don't trust him to keep his promise, I don't believe he'll keep his promise

fíate de la Virgen y no corras ( Esp fam iró); you'd better get your act together ( colloq)

* * *

fiar ( conjugate fiar) verbo transitivo ‹ mercancías› to sell … on credit
verbo intransitivo
a) ( dar crédito) to give credit

b)

◊ ser de fiar [ persona] ( digno de confianza) to be trustworthy;

( responsable) to be reliable;
[mecanismo/motor] to be reliable
fiarse verbo pronominal:
◊ no me fío de lo que dice I don't believe what he says;

fiarse de algn to trust sb
fiar verbo transitivo
1 (vender sin exigir pago inmediato) to sell on credit
2 (respaldar) to guarantee
3 (confiar) to trust
♦ Locuciones: ser de fiar, to be trustworthy

' fiar' also found in these entries:
Spanish:
ir
English:
dodgy
- reliable
- slippery
- trust

* * *

fiar

♦ vt
Com to sell on credit
♦ vi

1. Com to sell on credit;

en la carnicería me fían they let me have credit at the butcher's;

en esta tienda no se fía [en letrero] no credit (given here)

2.
ser de fiar to be trustworthy;

los productos de esta marca son de fiar you can trust this brand;

no te dé reparo contarle el problema a él, que es de fiar you needn't have any qualms about telling him your problem, he's someone you can trust

♦ See also the pronominal verb fiarse

* * *

fiar

I v/i

1 give credit

2

:

ser de fiar be trustworthy

II v/t COM sell on credit

* * *

fiar {85} vt

1) : to sell on credit

2) : to guarantee

♦ See also the reflexive verb fiarse

* * *

fiar vb (vender) to let someone have something on credit

en esta tienda me fían they let me have things on credit in this shop

"no se fía" "no credit given"

ser de fiar to be reliable

Spanish-English dictionary > fiar
10 bringen

to take home; to bring; to carry; to fetch; to take

* * *
brịn|gen
* * *

1) (to cause to be in a certain condition etc: You'll get me into trouble.) get

2) (to make (something or someone) come (to or towards a place): I'll bring plenty of food with me; Bring him to me!) bring

3) (to result in: This medicine will bring you relief.) bring

4) (to keep (something): They'll hold your luggage at the station until you collect it.) hold

* * *

brin·gen

< brachte, gebracht>

[ˈbrɪŋən]

vt

1. (tragen)

▪ etw \bringen to bring sth; (hinbringen a.) to take sth

den Müll nach draußen \bringen to take/bring out sep the rubbish BRIT [or garbage]

etw in Stellung \bringen to position sth

2. (übergeben)

▪ [jdm] etw \bringen to bring [sb] sth, to bring sth [to sb]; (hinbringen a.) to take [sb] sth, to take sth [to sb]

3. (servieren)

▪ jdm etw \bringen to bring sb sth

sich dat etw \bringen lassen to have sth brought to one

4. (einführen)

etw auf den Markt \bringen to market sth; Neues a. to launch sth

5. (begleiten)

▪ jdn irgendwohin \bringen to take [or see] [or accompany] sb somewhere; (herbringen a.) to bring sb somewhere

6. (befördern)

▪ jdn/etw irgendwohin \bringen to take sb/sth somewhere; (herbringen a.) to bring sb/sth somewhere

das Auto in die Garage \bringen to put the car in the garage

jdn zum Bahnhof/nach Hause/in die Klinik \bringen to take sb to the station/home/to the clinic

die Kinder ins [o zu] Bett \bringen to put the children to bed

7. (lenken)

die Diskussion/das Gespräch auf jdn/etw \bringen to bring the discussion/conversation round [or around] to sb/sth

das Gespräch auf ein anderes Thema \bringen to change the topic of conversation

etw auf eine Umlaufbahn \bringen to put sth into orbit

jdn auf den rechten Weg \bringen to get sb on the straight and narrow

8. (bescheren)

▪ [jdm] etw \bringen:

so ein großer Rasen kann einem schon eine Menge Arbeit \bringen such a large lawn can mean a lot of work for one

der letzte Frühling brachte uns viel Regen last spring saw a lot of rain, there was [or we had] a lot of rain last spring

[jdm] Ärger \bringen to cause [sb] [or to give sb] trouble

[jdm] Glück/Unglück \bringen to bring [sb] [good]/bad luck

[jdm] Nachteile \bringen to be disadvantageous [to sb], to have its drawbacks [for sb]

Stimmung in etw akk \bringen to liven up sth sep

jdm Trost \bringen to comfort [or console] sb

[jdm] Vorteile \bringen to be to sb's advantage, to have its advantages [for sb]

9. (mitteilen)

▪ jdm eine Nachricht \bringen to bring sb news

10. (erarbeiten)

es zu hohem Ansehen \bringen to earn high esteem

es zu etwas/nichts \bringen to get somewhere/nowhere [or not get anywhere]

es auf einem Gebiet/im Leben zu etwas/nichts \bringen to get somewhere/nowhere [or not get anywhere] in a field/in life

es zu nichts weiter als zu etw dat \bringen to not get further than sth

es zum Firmenleiter/Millionär \bringen to become [or make it to] company director/to become a millionaire

es zum Präsidenten \bringen to become [or make] president

es weit \bringen to get far

11. (fam: erreichen)

der Motor brachte es auf 500.000 km the engine kept going for 500,000 km

er brachte es in der Prüfung auf 70 Punkte he got 70 points in the exam

der Wagen bringt es auf 290 km/h this car can do 290 kph

es auf ein gutes Alter \bringen to reach a ripe old age

12. (versetzen)

diese Niederlage bringt uns wieder dahin, wo wir angefangen haben this defeat will take us back to where we started

das bring ich vor das Gremium! I'll take that to the board!

das bringt dich noch in Teufels Küche! you'll get into [or be in] a hell of a mess if you do that! fam

jdn außer sich akk \bringen to exasperate sb

jdn in Bedrängnis \bringen to get sb into trouble

jdn aus der Fassung \bringen to bewilder sb

sich/jdn in Gefahr \bringen to endanger oneself/sb, to expose oneself/sb to danger

jdn ins Gefängnis \bringen to put [or fam land] sb in prison

jdn/etw vor Gericht \bringen to take sb/sth to court

jdn/etw unter seine Gewalt \bringen to gain power over sb/to get sth under one's control

jdn ins Grab \bringen to be the death of sb usu hum

jdn zum Nervenzusammenbruch \bringen to give sb a nervous breakdown

sich akk [nicht] aus der Ruhe \bringen lassen to [not] get worked [or fam het] up

jdn in Schwierigkeiten \bringen to put [or get] sb into a difficult position

jdn zur Verzweiflung \bringen to make sb desperate, to drive sb to despair

jdn zur Wut \bringen to make sb furious, to enrage sb

▪ etw an sich akk \bringen (fam) to get sth; (stehlen) to collar sth fam

▪ etw hinter sich akk \bringen (fam) to get sth over and done with

▪ etw mit sich dat \bringen to cause sth; (zwangsläufig a.) to involve [or entail] sth

▪ etw bringt es mit sich dat, dass jd etw tut sth causes sb to do sth

das bringt es mit sich, dass... that means that...

ihre Krankheit bringt es mit sich, dass... it's because of [or to do with] her illness that...

▪ jd bringt es nicht über sich akk, etw zu tun sb cannot bring himself to do sth

13. (anregen)

etw zum Brennen/Laufen \bringen to get sth to burn/work

jdn dahin [o dazu] [o so weit] \bringen, etw zu tun [o dass jd etw tut] to make sb do sth

mit seinen ständigen Mäkeleien bringt er mich noch dahin, dass ich kündige his incessant carping will make me hand in my notice [one day]

du bringst ihn nie dazu mitzukommen you'll never get him to come along

jdn auf eine Idee \bringen to give sb an idea

jdn zum Laufen/Singen/Sprechen \bringen to make sb run/sing/talk

jdn zum Schweigen \bringen to silence sb

etw zum Stehen \bringen to bring sth to a stop

14. (rauben)

▪ jdn um etw akk \bringen to rob sb of sth; (durch eigene Schuld) to cost sb sth

jdn um seinen guten Ruf/seine Stellung \bringen Folgen to cost sb his reputation/job

jdn um den Schlaf \bringen to keep sb awake; (länger a.) to cause sb sleepless nights

jdn um den Verstand \bringen to drive sb mad

15. (fam: veröffentlichen)

▪ etw \bringen to print [or publish] sth

was bringt die Zeitung darüber? what does it say in the paper?

die Zeitung brachte nichts/einen Artikel darüber there was nothing/an article in the paper about it

alle Zeitungen brachten es auf der ersten Seite all the papers had it on the front page

eine Serie \bringen to run a series

16. (fam: senden)

▪ etw \bringen to broadcast sth; TV to show [or broadcast] sth

das Fernsehen bringt nichts darüber there's nothing on television about it

um elf Uhr \bringen wir Nachrichten the news will be at eleven o'clock

17. (fam: darstellen)

▪ jdn \bringen to act [or play the part of] sb

18. (fam: vorführen)

▪ etw \bringen Kino, Nachtlokal to show sth; Artist, Tänzerin, Sportler to perform sth; Sänger to sing sth

19. (darbringen)

▪ jdm etw \bringen to offer sb sth [or sth to sb]

jdm ein Ständchen \bringen to serenade sb; s.a. Opfer

20. (einbringen)

▪ [jdm] etw \bringen to bring in sth sep [for sb]

das bringt nicht viel Geld that won't bring [us] in much money

die Antiquität brachte 100.000 Euro the antique fetched [or was sold for] €100,000

einen Gewinn \bringen to make a profit

das bringt nichts! (fam) it's not worth it

Zinsen \bringen to earn interest

21. (sl: können)

sie/es bringts she's/it's got what it takes

meinst du, ich bring's? do you think I can do it?

das bringt sie gut she's good at it

das bringt er nicht he's not up to it

na, bringt dein Mann es noch [im Bett]? well, can your husband keep it up [in bed]? fam

der Wagen bringt 290 km/h this car can do 290 kph

der Motor bringts nicht mehr! the engine's had it [or done for] fam

die alte Kiste wird es noch für 'ne Weile \bringen there's still some life left in the old crate fam

dieses Werkzeug bringts doch nicht these tools are no good

wer hier zu wenig bringt, fliegt! if you're not up to form, you're out!

was bringt der Wagen denn so an PS? what's the top HP of this car?

eine Leistung \bringen to do a good job

das bringt nichts (zwecklos) it's pointless, there's no point; (nutzlos) it's useless, that's no use

das bringts nicht that's useless [or no use

22. (fam: bewegen)

▪ etw irgendwohin \bringen to get sth somewhere

alleine bringe ich die schwere Vase nicht von der Stelle I can't move [or shift] this heavy vase alone

23. (fam: machen)

ich bring ihn nicht satt! I can't give him enough to eat!

ich bring das Hemd nicht sauber I can't get the shirt clean

bringst du das Radio wieder in Ordnung? can you get the radio to work?

24.

▶ einen Hammer \bringen (fam) to drop a bombshell

▶ einen Klops \bringen NORDD to put one's foot in it [or one's mouth] fam

▶ das kannst du doch nicht \bringen! you can't [go and] do that!

* * *

unregelmäßiges transitives Verb

1) (herbringen) bring; (hinbringen) take

sie brachte mir/ich brachte ihr ein Geschenk — she brought me/I took her a present

Unglück/Unheil [über jemanden] bringen — bring misfortune/disaster [upon somebody]

jemandem Glück/Unglück bringen — bring somebody [good] luck/bad luck

jemandem eine Nachricht bringen — bring somebody news

2) (begleiten) take

jemanden nach Hause/zum Bahnhof bringen — take somebody home/to the station

die Kinder ins Bett od. zu Bett bringen — put the children to bed

3)

es zu etwas/nichts bringen — get somewhere/get nowhere or not get anywhere

es bis zum Direktor bringen — make it to director

es weit bringen — get on or do very well

es im Leben weit bringen — go far in life

4)

jemanden ins Gefängnis bringen — <crime, misdeed> land somebody in prison or gaol

eine Sache vor Gericht bringen — take a matter to court

das Gespräch auf etwas/ein anderes Thema bringen — bring the conversation round to something/change the topic of conversation

jemanden wieder auf den rechten Weg bringen — (fig.) get somebody back on the straight and narrow

jemanden zum Lachen/zur Verzweiflung bringen — make somebody laugh/drive somebody to despair

jemanden dazu bringen, etwas zu tun — get somebody to do something

du hast mich auf eine gute Idee gebracht — you have given me a good idea

etwas hinter sich bringen — (ugs.) get something over and done with

es nicht über sich (Akk.) bringen [können], etwas zu tun — not be able to bring oneself to do something

etwas an sich (Akk.) bringen — (ugs.) collar something (sl.)

5)

jemanden um seinen Besitz bringen — do somebody out of his property

jemanden um den Schlaf/Verstand bringen — rob somebody of his/her sleep/drive somebody mad

6) (veröffentlichen) publish

alle Zeitungen brachten Berichte über das Massaker — all the papers carried reports of the massacre

7) (senden) broadcast

das Fernsehen bringt eine Sondersendung — there is a special programme on television

das Fernsehen hat nichts darüber gebracht — there was nothing about it on television

8) (darbringen)

das/ein Opfer bringen — make the/a sacrifice

eine Nummer/ein Ständchen bringen — perform a number/a serenade

das kannst du nicht bringen — (ugs.) you can't do that

9) (erbringen)

einen großen Gewinn/hohe Zinsen bringen — make a large profit/earn high interest

das Gemälde brachte 50 000 Euro — the painting fetched 50,000 euros

das bringt nichts od. bringt's nicht — (ugs.) it's pointless

10)

das bringt es mit sich, dass... — that means that...

11) (verursachen) cause <trouble, confusion>

es kann dir doch nur Vorteile bringen — it can only be to your advantage

12) (salopp): (schaffen, erreichen)

das bringst du doch nicht — you'll never do it

13) (bes. südd.) s. bekommen 1. 2)

* * *

bringen; bringt, brachte, hat gebracht; v/t

1. an diesen Ort (auch fig): bring; (holen) auch get, fetch;

bring doch mal das Salz aus der Küche would you fetch the salt from the kitchen?;

was bringt dich hierher? what brings you here?;

das Essen auf den Tisch bringen serve the food;

die Wolken bringen Regen these clouds bring ( oder mean) rain;

was wird uns morgen bringen? what will tomorrow hold in store (for us)?;

etwas ans Licht oder

an den Tag bringen fig bring sth to the light of day ( oder out into the open);

mit sich bringen involve; (erfordern) require;

die Umstände bringen es mit sich it’s inevitable under the circumstances;

das bringt das Leben so mit sich life is like that, that’s life, that’s the way the cookie crumbles umg

2. an einen anderen Ort (auch fig): take; (tragen) auch carry; (setzen, legen, stellen) put; (begleiten) take, see:

jemanden zur Bahn/nach Hause bringen take ( oder see) sb to the station/home;

bring es ins Haus take ( oder put) it inside;

er wurde ins Krankenhaus gebracht he was taken to (US to the) hospital;

ich brachte ihm Pralinen I took him some chocolates;

die Kinder ins oder

zu Bett bringen put the children to bed;

jemanden ins Gefängnis bringen put sb in prison;

jemanden vor Gericht bringen take sb to court, bring sb up before the court;

das bringt mich in eine peinliche Lage that puts me into an embarrassing situation;

etwas auf den Markt oder

in den Handel bringen bring ( oder introduce) sth onto the market;

etwas in Umlauf bringen introduce sth into circulation

3. (verursachen, zur Folge haben) cause; (verschaffen) bring;

Glück/Unglück bringen bring good/bad luck;

Unglück über jemanden bringen bring sb bad luck;

jemandem Trost bringen comfort sb;

das bringt nur Ärger that’ll cause nothing but trouble;

das Mittel

brachte ihm keine Linderung brought ( oder gave) him no relief

4. (einbringen) (Gewinn etc) bring in;

Zinsen bringen bear ( oder yield) interest;

die Bücher haben auf dem Flohmarkt noch 20 Euro gebracht umg the books fetched 20 euros at the flea market, I got 20 euros for the books at the flea market;

das bringt nichts umg that won’t get you etc anywhere, that’s no use;

es bringt nicht viel, wenn man … one does not get much mileage out of … (+ger)

was bringt das? umg what’s the point

5. (schaffen) do; (erreichen) manage;

welche Leistung bringt der Motor? what can the engine do?;

bringt er, was er verspricht? does he keep his promises?;

es (bis) auf achtzig Jahre bringen live to be eighty;

er brachte es auf acht Punkte in Prüfung etc, auch Sport: he managed eight points;

es zu etwas/nichts bringen go far/get nowhere;

es (bis) zum Major etc

bringen make it to major etc;

es zu Ruhm und Ehre etc

bringen achieve fame and fortune;

er könnte es noch weit bringen he could go far yet;

es dahin bringen, dass manage to (+inf)

jemanden dahin bringen, dass bring sb to (+inf), make sb (+inf) warnend:

du wirst es noch so weit bringen, dass … umg you’d better watch your step or …; → zuwege

6. meist mit präpositionalen obj (etwas, einen Zustand, eine Handlung bewirken)

jemanden in Gefahr/Not/Rage/Schwierigkeiten etc

bringen get sb into danger/trouble/a rage/difficulties;

jemanden aus der Ruhe bringen upset sb;

jemanden aus dem Gleichgewicht bringen throw sb off balance;

sie bringt sich ständig in Schwierigkeiten she keeps getting herself into difficulties ( oder awkward situations);

jemanden außer sich bringen drive sb mad;

etwas in Ordnung oder

ins Lot bringen sort sth out;

in Einklang/Kontakt/Zusammenhang etc

bringen mit harmonize/bring into contact/bring into connection etc with;

jemanden zur Verzweiflung bringen drive sb to despair;

jemanden zum Lachen/Reden/Schweigen etc

bringen make sb laugh/talk/be quiet ( oder shut up umg);

etwas zum Einsturz/zum Explodieren bringen make sth collapse/explode;

sie brachte den Wagen zum Stehen she stopped the car ( oder pulled up);

sie brachte Abwechslung/Leben/Unruhe etc

in mein Leben she brought variety to my life/she gave my life a breath of fresh air/she brought chaos into my life;

wir müssen endlich System in die Sache bringen we have to give it some kind of system

7. (Programm, Film etc) auch show; THEAT bring, stage; MUS perform, play, (Lied) sing; Zeitung etc: bring;

was bringt das 1. Programm heute Abend? what’s on channel one this evening?;

die letzte Ausgabe brachte … the last issue had …;

haben sie schon etwas über das Unglück gebracht? have they already reported on the accident?

8. umg, meist jugendspr (schaffen)

das bring ich nicht! I (just) can’t do it;

ich weiß nicht, ob ich das bringe I’m not sure I can manage it;

es bringen umg make it; (zuwege bringen) pull it off;

(tun)

das kannst du doch nicht bringen! you can’t possibly do that!, that’s not on!;

du glaubst nicht, was sie heute wieder gebracht hat! you’ll never believe what she did today!;

(gut/schlecht sein)

es (nicht) bringen have a/no point, (not) cut the mustard;

Drogen bringens nicht drugs are no good;

das bringt’s (voll) umg that’s (really) excellent ( oder brilliant)

9. umg (kriegen) get sb/sth somewhere;

ich bring das Ding nicht in die Schachtel I can’t get the thing into the box;

ich bring den Schmutz nicht von den Schuhen I can’t get the dirt off these shoes

10. (lenken)

das Gespräch oder

die Rede oder

die Sprache auf etwas (akk)

bringen change the subject to sth;

jemanden auf etwas (akk)

bringen (erinnern) remind sb about sth; (anregen) make sb think about, do etc sth;

du bringst mich auf etwas now that you mention it;

jemanden auf die schiefe Bahn/den richtigen Weg bringen lead sb off/onto the straight and narrow;

etwas auf den Punkt bringen sum sth up

11. mit präp:

an sich/in seinen Besitz bringen acquire, take possession of;

hinter sich bringen get it over with;

ich kann es nicht über mich ( oder

übers Herz)

bringen I can’t bring myself to do it;

jemanden um etwas bringen deprive sb of sth; (betrügen) do sb out of sth umg

* * *

unregelmäßiges transitives Verb

1) (herbringen) bring; (hinbringen) take

sie brachte mir/ich brachte ihr ein Geschenk — she brought me/I took her a present

Unglück/Unheil [über jemanden] bringen — bring misfortune/disaster [upon somebody]

jemandem Glück/Unglück bringen — bring somebody [good] luck/bad luck

jemandem eine Nachricht bringen — bring somebody news

2) (begleiten) take

jemanden nach Hause/zum Bahnhof bringen — take somebody home/to the station

die Kinder ins Bett od. zu Bett bringen — put the children to bed

3)

es zu etwas/nichts bringen — get somewhere/get nowhere or not get anywhere

es bis zum Direktor bringen — make it to director

es weit bringen — get on or do very well

es im Leben weit bringen — go far in life

4)

jemanden ins Gefängnis bringen — <crime, misdeed> land somebody in prison or gaol

eine Sache vor Gericht bringen — take a matter to court

das Gespräch auf etwas/ein anderes Thema bringen — bring the conversation round to something/change the topic of conversation

jemanden wieder auf den rechten Weg bringen — (fig.) get somebody back on the straight and narrow

jemanden zum Lachen/zur Verzweiflung bringen — make somebody laugh/drive somebody to despair

jemanden dazu bringen, etwas zu tun — get somebody to do something

du hast mich auf eine gute Idee gebracht — you have given me a good idea

etwas hinter sich bringen — (ugs.) get something over and done with

es nicht über sich (Akk.) bringen [können], etwas zu tun — not be able to bring oneself to do something

etwas an sich (Akk.) bringen — (ugs.) collar something (sl.)

5)

jemanden um seinen Besitz bringen — do somebody out of his property

jemanden um den Schlaf/Verstand bringen — rob somebody of his/her sleep/drive somebody mad

6) (veröffentlichen) publish

alle Zeitungen brachten Berichte über das Massaker — all the papers carried reports of the massacre

7) (senden) broadcast

das Fernsehen bringt eine Sondersendung — there is a special programme on television

das Fernsehen hat nichts darüber gebracht — there was nothing about it on television

8) (darbringen)

das/ein Opfer bringen — make the/a sacrifice

eine Nummer/ein Ständchen bringen — perform a number/a serenade

das kannst du nicht bringen — (ugs.) you can't do that

9) (erbringen)

einen großen Gewinn/hohe Zinsen bringen — make a large profit/earn high interest

das Gemälde brachte 50 000 Euro — the painting fetched 50,000 euros

das bringt nichts od. bringt's nicht — (ugs.) it's pointless

10)

das bringt es mit sich, dass... — that means that...

11) (verursachen) cause <trouble, confusion>

es kann dir doch nur Vorteile bringen — it can only be to your advantage

12) (salopp): (schaffen, erreichen)

das bringst du doch nicht — you'll never do it

13) (bes. südd.) s. bekommen 1. 2)

* * *

v.

(§ p.,pp.: brachte, gebracht)

= to bring v.

(§ p.,p.p.: brought)

to get v.

(§ p.,p.p.: got)

or p.p.: gotten•)

Deutsch-Englisch Wörterbuch > bringen
11 mémoire

I.

mémoire¹ [memwaʀ]

feminine noun

memory

• citer de mémoire to quote from memory

• mémoire visuelle visual memory

• avoir de la mémoire to have a good memory

• avoir une très bonne mémoire to have a very good memory

• si j'ai bonne mémoire if I remember right

• avoir la mémoire courte to have a short memory

• avoir une mémoire d'éléphant to have a memory like an elephant

• je n'ai pas la mémoire des dates I can never remember dates

• garder qch en mémoire to remember sth

• son nom restera dans notre mémoire his name will remain in our memories

• salir la mémoire de qn to sully the memory of sb

• à la mémoire de to the memory of

• mettre qch en mémoire to store sth

• mise en mémoire storage

► mémoire morte read-only memory

► mémoire vive random access memory

II.

mémoire² [memwaʀ]

1. masculine noun

( = requête) memorandum ; ( = rapport) report ; ( = exposé) paper

• mémoire de maîtrise ≈ master's thesis → DIPLÔMES

2. plural masculine noun

mémoires ( = souvenirs) memoirs

* * *

I memwaʀ
nom masculin

1) ( rapport) memo; Université ( exposé) dissertation ( sur on)

2) ( souvenirs) memoirs

II memwaʀ
nom féminin

1) ( faculté) memory

avoir de la mémoire — to have a good memory

si j'ai bonne mémoire — if I remember rightly

ne pas avoir de mémoire — to have a bad memory

avoir la mémoire des dates — to have a good memory for dates

gravé dans ma mémoire — engraved on my memory

des faits qui sont dans toutes les mémoires — facts that everyone remembers

ça m'est soudain revenu en mémoire — it suddenly came back to me

chacun a gardé en mémoire cette image — everyone remembers that image

citer de mémoire — to quote from memory

de mémoire d'homme — in living memory

de mémoire de journaliste, on n'avait jamais vu cela — no journalist could remember such a thing happening before

2) ( souvenir) memory (de of); ( réputation) reputation (de of)

en mémoire de — to the memory of, in memory of

d'illustre mémoire — [personnage, fait] illustrious

pour mémoire — ( à titre de rappel) for the record; ( pour conserver) for reference

3) Informatique ( espace adressable) memory; ( unité fonctionnelle) storage

mettre en mémoire — to input

calculatrice à mémoire — calculator with a memory

•

Phrasal Verbs:

- mémoire centrale

- mémoire de maîtrise

- mémoire morte

- mémoire vidéo

- mémoire vive

••

avoir la mémoire courte — to have a short memory

* * *
memwaʀ
1. nf

1) (= faculté) memory

avoir de la mémoire — to have a good memory

avoir la mémoire des visages — to have a good memory for faces

avoir la mémoire des chiffres — to have a good memory for figures

n'avoir aucune mémoire — to have a terrible memory

2) (= souvenir) memory

honorer la mémoire de — to honour the memory of

à la mémoire de — to the memory of, in memory of

3) INFORMATIQUE memory

mettre en mémoire — to store

4) (autres locutions)

pour mémoire — for the record

de mémoire — from memory

de mémoire d'homme — in living memory

2. nm

ADMINISTRATION, DROIT memorandum, ÉDUCATION dissertation, paper

* * *

mémoire

A nm

1 Admin ( rapport) memo;

2 Univ ( exposé) dissertation (sur on);

3 Jur statement of case;

4 Compta ( pour coûts) memorandum.

B nf

1 ( faculté) memory; mémoire auditive/visuelle auditive/visual memory; avoir de la mémoire to have a good memory; si j'ai bonne mémoire if I remember rightly; ne pas avoir de mémoire to have a bad memory; sa mémoire la trahit souvent her memory often lets her down; avoir la mémoire des dates/visages to have a good memory for dates/faces; une histoire gravée dans ma mémoire a story engraved on my memory; quand il s'agit de l'argent qu'on te doit, tu retrouves vite la mémoire! hum when someone owes you money, you remember fast enough!; mon grand-père sera toujours présent dans ma mémoire I will always remember my grandfather; des faits qui sont dans toutes les mémoires facts that everyone remembers; ça m'est soudain revenu en mémoire it suddenly came back to me; je n'ai pas cette affaire en mémoire I can't call that matter to mind; ça m'est resté en mémoire I have never forgotten it; j'ai toujours son visage en mémoire I still remember his/her face; chacun a gardé en mémoire cette image everyone remembers that image; citer de mémoire to quote from memory; de mémoire d'homme in living memory; de mémoire de journaliste, on n'avait jamais vu cela no journalist could remember such a thing happening before; la mémoire collective collective memory;

2 ( souvenir) memory (de of); ( réputation) reputation, good name (de of); honorer la mémoire des soldats disparus to honour^GB the memory of the fallen soldiers; venger/réhabiliter la mémoire de qn to avenge/to clear sb's reputation ou good name; en mémoire de to the memory of, in memory of; d'illustre/de sinistre mémoire [personnage, fait] illustrious/sinister; pour mémoire ( à titre de rappel) for the record; ( pour conserver) for reference; je mentionne ce dossier pour mémoire seulement I mention this file for the record only; garder un dossier pour mémoire to keep a document for reference;

3 Ordinat ( espace adressable) memory; ( unité fonctionnelle) storage; une mémoire de 640K a 640K memory; la capacité de mémoire the memory capacity ou size; mettre des données en mémoire to input data; calculatrice/téléphone à mémoire calculator/telephone with a memory.

C Mémoires nmpl Littérat ( souvenirs) memoirs.

Composés

mémoire à accès direct random access memory, RAM; mémoire centrale main storage ou memory; mémoire dynamique dynamic memory, DOM; mémoire externe external storage; mémoire immunologique immunological memory; mémoire interne internal memory ou storage; mémoire de maîtrise Univ dissertation (which constitutes part of the French master's degree); mémoire morte, MEM read-only memory, ROM; mémoire principale = mémoire centrale; mémoire tampon buffer memory; mémoire vidéo video RAM, VRAM, video memory; mémoire vive, MEV random access memory, RAM.

Idiome

avoir la mémoire courte to have a short memory.

[memwar] nom féminin

1. [faculté] memory

avoir (une) mauvaise mémoire to have a poor ou bad memory

avoir (une) bonne mémoire to have a good memory

si j'ai bonne mémoire if I remember correctly

avoir la mémoire des noms to have a good memory for names

je n'ai aucune mémoire! I can never remember anything!

tu as la mémoire courte! you've got a short memory!

remettre quelque chose en mémoire à quelqu'un to remind somebody of something

ce détail est resté à jamais ou s'est gravé dans ma mémoire this detail has stayed with me ever since ou has forever remained engraved in my memory

avoir une mémoire d'éléphant (familier) to have a memory like an elephant

2. [souvenir] memory

honorer la mémoire de quelqu'un to honour the memory of somebody

3. INFORMATIQUE memory, storage

une mémoire de 15 caractères a 15-character memory

mémoire centrale ou principale main memory ou storage

mémoire à accès direct direct access storage

mémoire auxiliaire auxiliary ou secondary storage

mémoire cache INFORMATIQUE cache (memory)

mémoire externe external storage

mémoire de masse mass storage

mémoire morte read-only memory

mémoire tampon buffer (storage)

mémoire vive random-access memory

mémoire virtuelle virtual storage

mémoire volatile volatile memory

————————

[memwar] nom masculin

1. [rapport] report, paper

2. UNIVERSITÉ thesis, dissertation paper

mémoire de maîtrise ≃ MA thesis ou dissertation

3. DROIT statement of case

4. COMMERCE & FINANCE bill, statement

————————

mémoires nom masculin pluriel

memoirs

‘Mémoires d'outre-tombe’ Chateaubriand ‘Memoirs from Beyond the Tomb’

————————

à la mémoire de locution prépositionnelle

in memory of, to the memory of

à la mémoire du comique disparu in memory of the late comedian

————————

de mémoire locution adverbiale

from memory

————————

de mémoire de locution prépositionnelle

de mémoire de sportif in all my/his etc. years as a sportsman

de mémoire d'homme in living memory

————————

en mémoire de

→ link=àà la mémoire de

————————

pour mémoire locution adverbiale

COMMERCE (figuré) for the record

Dictionnaire Français-Anglais > mémoire
12 Р-23

КАК РАЗ ( Invar
1. coll
usu. adv
timely, at the appropriate time: (at) just the right moment
(it's) just the right time just in time right on time perfectly timed perfect timing.
"Я не рано пришел? - «Нет, как раз». Tm not too early*7" "No, perfect timing."

2. кому - coll
subj-compl with copula ( subj: a noun denoting footwear, a piece of clothing etc)) sth. fits s.o. exactly as it should
X Y-y как раз = X fits Y perfectly (just right)
X is a perfect fit (in limited contexts) X is just right for Y X fits (Y) like a glove.
Продавщица с феноменальной скоростью завязала концы шнурка - и тронула носок башмака двумя пальцами. «Как раз!» — сказала она. «Новые всегда немножко...» -продолжала она поспешно, вскинув карие глаза. - «Конечно, если хотите, можно подложить косок под пятку. Но они - как раз, убедитесь сами!» (Набоков 1). With phenomenal speed the salesgirl tied the lace ends and touched the tip of the shoe with two fingers "Just right," she said. "New shoes are always a little " she went on rapidly, raising her brown eyes "Of course if you wish, we can make some adjustments. But they fit perfectly, see for yourself!" (1a)

«Надевай, милая, мою синюю юбку. Она тебе... как раз будет» (Шолохов 2). "Put on my blue skirt, dear It'll be just right for you.." (2a).

3. — кому, для кого coll (intensif Particle) (a person or thing is) suitable, appropriate for s.o.. (suit s.o.) just right
(be) just right (for s.o.) (be) just the (right) thing (for s.o.) (be) just the (right) one (for s.o.) (be) perfect (for s.o.) (suit s.o.) to a T (a tee).
Когда совсем подошли к острову, стали видны ветряная мельница, прекрасная старинная изба, амбарные постройки - все пустое, неподвижное, музейное. Агеев усмехнулся. «Как раз для меня», - пробормотал он... (Казаков 1). When they came right to the island, they saw a windmill and a beautiful ancient farmhouse with its outbuildings and barns-all empty and without a sign of life, like pieces in a museum Ageyev grinned "Just the right thing for me," he muttered, (1a).

(Фёкла:)...Уж каких женихов тебе припасла!.. Первый, Балтазар Балтазарович Жевакин, такой славный, во флоте служил - как раз по тебе придется (Гоголь 1). (F:) What a bunch of gentlemen I've got for you'. First, Baltazar Baltazarovich Zhevakin, such a nice gentleman, he served in the navy - he s just the one for you (lc) (F). What gentlemen I've got in store for you!. First, there's Baltazar Baltazarovich-just marvelous. A navy man. He'll suit you to a tee (1b)

4. (intensif Particle) (used to emphasize the word or phrase to which it refers) namely (the person, thing, place etc) exactly
precisely just the very right (when (then etc)).
...В то время я как раз и был самым молодым работником редакции (Искандер 4)...That is exactly what I was at the time-the youngest member of the editorial staff (4a)

Если бы она написала мужу еще в войну: так и гак, мол, встретила человека... ей бы не в чем было упрекнуть себя... Но как раз вот этого-то она и не сделала. Не хватило духу. Пожалела (Абрамов I). If she had written to her husband during the war to say, well, to say that she had met someone she would have had nothing to reproach herself with....But that was precisely what she had not done She hadn't had the heart. She had taken pity on him. (1 a)

Водку в буфете принесла ему высокая рыжая официантка. «Гениальная баба!» — пробормотал Агеев, восхищенно и жадно провожая её взглядом. А когда она опять подошла, он сказал: «...Вы как раз то, что я искал всю жизнь» (Казаков 1). A tall waitress with red hair brought him his vodka "What a girl," Ageyev all my life" (1a)

...Его невольно отрезвляла какая-нибудь ее интонация, смешок, веяние тех определенных духов, которыми почему-то душились как раз те женщины, которым он нравился... (Набоков 1)...Не was involuntarily sobered by a certain intonation of hers, her little laugh, the smell of that certain scent which somehow was always used by the very women who liked him.. (1a).

5. (intensif Particle) (used to emphasize that sth. will happen, should be done etc) differently from the way stated, suggested etc

quite the contrary
( s.o. sth.) is (does, will etc) in fact... actually.
«Ничего из этой затеи не получится». - «А вот как раз получится». "Nothings going to come out of this venture." "Quite the contrary, something will come out of it."

6. obs J intensif Particle) (it is) probable (that sth. will happen): s.o. sth. is very likely to...
it is quite likely (probable) that... s.o. sth. may very well... (in limited contexts) it doesn't take much to
...«Да, вишь, какая погода: как раз собьешься с дороги» (Пушкин 2). ".. But you see what the weather's like: it doesn't take much to lose your way" (2a).

Большой русско-английский фразеологический словарь > Р-23
13 как раз

• КАК РАЗ

[Invar]

=====

1. coll [usu. adv]

⇒ timely, at the appropriate time:

- (at) just the right moment;

- (it's) just the right time;

- just in time;

- right on time;

- perfectly timed;

- perfect timing. "Я не рано пришел? - "Нет, как раз". I'm not too early?" "No, perfect timing."

2. кому ≈ coll [subj-compl with copula (subj: a noun denoting footwear, a piece of clothing etc)]

⇒ sth. fits s.o. exactly as it should:

- X Y-y как раз≈ X fits Y perfectly (just right);

- X is a perfect fit;

- [in limited contexts] X is just right for Y;

- X fits (Y) like a glove.

     ♦ Продавщица с феноменальной скоростью завязала концы шнурка - и тронула носок башмака двумя пальцами. "Как раз!" - сказала она. "Новые всегда немножко..." - продолжала она поспешно, вскинув карие глаза. - "Конечно, если хотите, можно подложить косок под пятку. Но они - как раз, убедитесь сами!" (Набоков 1). With phenomenal speed the salesgirl tied the lace ends and touched the tip of the shoe with two fingers "Just right," she said. "New shoes are always a little " she went on rapidly, raising her brown eyes "Of course if you wish, we can make some adjustments. But they fit perfectly, see for yourself!" (1a)

     ♦ "Надевай, милая, мою синюю юбку. Она тебе... как раз будет" (Шолохов 2). "Put on my blue skirt, dear It'll be just right for you..." (2a).

3. как раз кому, для кого coll [intensif Particle]

⇒ (a person or thing is) suitable, appropriate for s.o.. (suit s.o.) just right; (be) just right (for s.o.); (be) just the (right) thing (for s.o.); (be) just the (right) one (for s.o.); (be) perfect (for s.o.); (suit s.o.) to a T (a tee).

     ♦ Когда совсем подошли к острову, стали видны ветряная мельница, прекрасная старинная изба, амбарные постройки - все пустое, неподвижное, музейное. Агеев усмехнулся. "Как раз для меня", - пробормотал он... (Казаков 1). When they came right to the island, they saw a windmill and a beautiful ancient farmhouse with its outbuildings and barns - all empty and without a sign of life, like pieces in a museum Ageyev grinned "Just the right thing for me," he muttered, (1a).

     ♦ [Фёкла:]...Уж каких женихов тебе припасла!.. Первый, Балтазар Балтазарович Жевакин, такой славный, во флоте служил - как раз по тебе придется (Гоголь 1). [F:] What a bunch of gentlemen I've got for you'. First, Baltazar Baltazarovich Zhevakin, such a nice gentleman, he served in the navy - he's just the one for you (lc) [F ]. What gentlemen I've got in store for you!. First, there's Baltazar Baltazarovich-just marvelous. A navy man. He'll suit you to a tee (1b)

4. [intensif Particle]

⇒ (used to emphasize the word or phrase to which it refers) namely (the person, thing, place etc) exactly; precisely; just; the very; right (when <then etc>).

     ♦...В то время я как раз и был самым молодым работником редакции (Искандер 4)....That is exactly what I was at the time - the youngest member of the editorial staff (4a)

     ♦ Если бы она написала мужу еще в войну: так и гак, мол, встретила человека... ей бы не в чем было упрекнуть себя... Но как раз вот этого-то она и не сделала. Не хватило духу. Пожалела (Абрамов 1). If she had written to her husband during the war to say, well, to say that she had met someone she would have had nothing to reproach herself with....But that was precisely what she had not done She hadn't had the heart. She had taken pity on him. (1a)

     ♦ Водку в буфете принесла ему высокая рыжая официантка. "Гениальная баба!" - пробормотал Агеев, восхищенно и жадно провожая её взглядом. А когда она опять подошла, он сказал: "...Вы как раз то, что я искал всю жизнь" (Казаков 1). A tall waitress with red hair brought him his vodka "What a girl," Ageyev all my life" (1a)

     ♦...Его невольно отрезвляла какая-нибудь ее интонация, смешок, веяние тех определенных духов, которыми почему-то душились как раз те женщины, которым он нравился... (Набоков 1)...He was involuntarily sobered by a certain intonation of hers, her little laugh, the smell of that certain scent which somehow was always used by the very women who liked him... (1a).

5. [intensif Particle]

⇒ (used to emphasize that sth. will happen, should be done etc) differently from the way stated, suggested etc:

- quite the contrary;

- (s.o. < sth.>) is <does, will etc> in fact...;

- actually.

     ♦ "Ничего из этой затеи не получится". - "А вот как раз получится". "Nothings going to come out of this venture." "Quite the contrary, something will come out of it."

6. obs [intensif Particle]

⇒ (it is) probable (that sth. will happen):

- s.o. < sth.> is very likely to...;

- it is quite likely (probable) that...;

- s.o. < sth.> may very well...;

- [in limited contexts] it doesn't take much to...

     ♦ "Да, вишь, какая погода: как раз собьешься с дороги" (Пушкин 2). ".. But you see what the weather's like: it doesn't take much to lose your way" (2a).

Большой русско-английский фразеологический словарь > как раз
14 geben

n; -s, kein Pl.

1. giving; es ist alles ein Geben und Nehmen it’s all a matter of give and take; Geben ist seliger denn Nehmen BIBL. it is more blessed to give than to receive

2. Kartenspiel: am Geben sein be dealing, be the dealer; er ist am Geben it’s his deal

* * *

to hand; to deal; to give

* * *
ge|ben ['geːbn] pret gab [gaːp] ptp gegeben [gə'geːbn]
1. TRANSITIVES VERB

1) to give; (= reichen) to give, to pass; Schatten, Kühle to provide

wer hat dir das gegeben? — who gave you that?

gibs mir! — give it to me!, give me it!

was darf ich Ihnen geben? — what can I get you?

könnten Sie mir die Butter/den Korkenzieher geben? — could you pass me the butter/the corkscrew?

geben Sie mir bitte zwei Flaschen Bier — I'd like two bottles of beer, please

(von jdm) etw geben lassen — to ask (sb) for sth

geben Sie mir bitte Herrn Braun (Telec) — can I speak to Mr Braun please?

man kann nicht für alles geben (= spenden) — you can't give to everything

geben or Geben ist seliger denn nehmen or Nehmen (Bibl) — it is more blessed to give than to receive

ich gäbe viel darum, zu... — I'd give a lot to...

sie würde ihr Leben für ihre Kinder geben — she'd give her life for her children

sie gaben ihr Leben fürs Vaterland — they gave or laid down their lives for their country

jdm einen Tritt geben — to give sb a kick; (figinf) to give sb the boot (inf)

gibs ihm ( tüchtig)! (inf) — let him have it! (inf)

ein gutes Beispiel geben — to set a good example

jdm etw zu verstehen geben — to make sth known to sb

jdn/etw verloren geben — to give sb/sth up for lost

das Buch hat mir viel gegeben — I got a lot out of the book

2) = Cards to deal

er hat mir drei Asse und zwei Buben gegeben — he dealt me three aces and two jacks

da hast du mir aber ein lausiges Blatt gegeben — you've given or dealt me a lousy hand

3) = gewähren, verleihen to give; Thema, Aufgabe, Problem to set

jdm einen Preis geben — to give sb a prize

einen Elfmeter/einen Freistoß geben — to give a penalty kick/a free kick

gebe Gott, dass... — God grant that...

Taktgefühl ist ihm nicht gegeben — he's not over-endowed with tact

es war ihm nicht gegeben, seine Eltern lebend wiederzusehen — he was not to see his parents alive again

4) = schicken, übergeben to send; (dial = tun) to put

in die Post geben — to post (Brit), to mail (esp US)

ein Auto in Reparatur geben — to have a car repaired

ein Kind in Pflege geben — to put a child in care

geben (dial) — to sprinkle sugar over sth

Milch an den Teig geben (dial) — to add milk to the dough

5) = ergeben, erzeugen to produce

die Kuh gibt Milch — the cow produces milk

die Kuh gibt 25 Liter — the cow produces or gives 25 litres (Brit) or liters (US)

2 + 2 gibt 4 — 2 + 2 makes 4

fünf Manuskriptseiten geben eine Druckseite — five pages of manuscript equal or make one page of print

ein Pfund gibt fünf Klöße — a pound will make five dumplings

Rotwein gibt Flecken — red wine leaves stains

das gibt Ärger/Probleme — that will cause trouble/problems

was wird das noch geben? — where will it end?

6) = veranstalten Konzert, Fest to give; Theaterstück etc to do

am Schillertheater geben sie wieder "Maria Stuart" — they are doing "Maria Stuart" at the Schillertheater again

was wird heute im Theater gegeben? — what's on at the theatre (Brit) or theater (US) today?

7) = unterrichten to teach

Englisch/Deutsch geben — to teach English/German

er gibt Nachhilfeunterricht/Tanzstunden — he gives private tuition/dancing lessons (Brit), he does tutoring/gives dancing lessons

8) andere Wendungendiams; viel/nicht viel auf etw (acc) geben to set great/little store by sth

auf die Meinung der Lehrer brauchst du nichts zu geben — you needn't bother about what the teachers think

ich gebe nicht viel auf seinen Rat — I don't think much of his advicediams; etw von sich geben Laut, Worte, Flüche to utter; Meinung to express

was er gestern von sich gegeben hat, war wieder einmal völlig unverständlich — what he was going on about yesterday was, as ever, completely incomprehensible

2. INTRANSITIVES VERB

1) CARDS to deal

der links von mir Sitzende gibt — the person sitting on my left deals

wer gibt? — whose deal is it?, whose turn is it to deal?

2) SPORT = Aufschlag haben to serve

wer gibt? — whose serve is it?

3. UNPERSÖNLICHES VERB
diams; es gibt (+sing) there is; (+pl) there are
es gibt da noch ein Problem — there's still one problem

es gibt dieses Jahr viele Äpfel — there are a lot of apples this year

gibt es einen Gott? — is there a God?

gibt es den Osterhasen? — is there really an Easter Bunny?

heute gibts noch Regen — it's going to rain today

es wird noch Ärger geben — there'll be trouble (yet)

darauf gibt es 10% Rabatt — you get 10% discount on it

was gibts zum Mittagessen? — what's for lunch?

freitags gibt es bei uns immer Fisch — we always have fish on Fridays

wann gibts was zu essen? – es gibt gleich was — when are we going to get something to eat? – it's on its way

es gibt gleich Mittagessen! — it's nearly time for lunch!

jetzt gibt es keine Süßigkeiten mehr — (you're getting) no more sweets now

was gibts? — what's the matter?, what is it?

ein Mensch mit zwei Köpfen? das gibts nicht! — a two-headed person? there's no such thing!

das gibts nicht, dass ein Vegetarier Metzger wird — it's impossible, a vegetarian wouldn't become a butcher, it's inconceivable that a vegetarian would become a butcher

so was gibts also! (inf) — who'd have thought it! (inf)

das gibts doch nicht! — I don't believe it!

das darf es doch nicht geben! — I don't believe it!

das hat es ja noch nie gegeben! — it's unbelievable!

so was gibts bei uns nicht! (inf) — that's just not on! (inf)

da gibts nichts (inf) — there's no two ways about it (inf)

was es nicht alles gibt! — it's a funny old world!

hat es sonst noch etwas gegeben? — was there anything else?

gleich gibts was! (inf) — there's going to be trouble!

4. REFLEXIVES VERB

1) diams; sich geben = nachlassen Regen to ease off; (Schmerzen) to ease, to lessen; (Leidenschaft, Begeisterung) to lessen, to cool; (freches Benehmen) to lessen

2)

= aufgeben, ergeben sich gefangen geben — to give oneself up

sich verloren geben — to give oneself up for lost

See:

→ schlagen

3) = sich erledigen to sort itself out; (= aufhören) to stop

das wird sich schon geben — it'll all work out

machen Sie erst mal die dringensten Sachen, der Rest wird sich (von alleine) geben — do the most urgent things first, the rest will sort itself out

gibt sich das bald! (inf) — cut it out! (inf)

4) = sich benehmen to behave

sich als etw geben — to play sth

sich freundlich geben — to behave in a friendly way, to be friendly

sich als große Dame geben — to play the great lady

sich von oben herab geben — to behave condescendingly, to be condescending

sich von der besten Seite geben — to show one's best side

nach außen gab er sich heiter — outwardly he seemed quite cheerful

sie gibt sich, wie sie ist — she's completely genuine, there's no pretence (Brit) or pretense (US) with her

* * *

1) (to give, especially for a particular purpose or regularly: His father allows him too much money.) allow

2) (to give (something) to someone by hand: I handed him the book; He handed it back to me; I'll go up the ladder, and you can hand the tools up to me.) hand

3) (the act of dividing cards among players in a card game.) deal

4) (to distribute (cards).) deal

5) (to cause to have: My aunt gave me a book for Christmas; Can you give me an opinion on this?) give

6) (to produce (something): Cows give milk but horses do not; He gave a talk on his travels.) give

7) (to organize (some event etc): We're giving a party next week.) give

* * *

ge·ben

[ˈge:bn̩]

I. TRANSITIVES VERB

1.

<gibt, gab, gegeben>

(reichen)

▪ jdm etw \geben to give sb sth, to give sth to sb

gibst du mir bitte mal das Brot? could you give [or hand] me the bread, please? [or pass]

ich würde alles darum \geben, ihn noch einmal zu sehen I would give anything to see him again; (beim Kartenspiel) to deal

du hast mir 3 Joker gegeben you've dealt me 3 jokers

wer gibt jetzt? whose turn is it to deal?

2.

<gibt, gab, gegeben>

(schenken) to give [as a present]

3.

<gibt, gab, gegeben>

(mitteilen)

jdm die [o seine] Telefonnummer \geben to give sb one's telephone number

▪ sich dat etw [von jdm] \geben lassen to ask [sb] for sth

er ließ sich die Speisekarte \geben he asked for the menu

4.

<gibt, gab, gegeben>

ÖKON (verkaufen)

▪ jdm etw \geben to get sb sth; (bezahlen)

▪ [jdm] etw für etw akk \geben to give [sb] sth for sth

was darf ich Ihnen \geben? what can I get you?

darf ich Ihnen sonst noch was \geben? can I get you anything else?

\geben Sie mir bitte fünf Brötchen I'd like five bread rolls please

ich gebe Ihnen 500 Euro für das Bild I'll give you [or let you have] 500 euros for the picture

Preisnachlass/Skonto \geben to give a reduction/cash discount

5.

<gibt, gab, gegeben>

(spenden)

▪ etw gibt jdm etw sth gives [sb] sth

Schutz/Schatten \geben to give [or provide] protection/shade

6.

<gibt, gab, gegeben>

(verleihen)

einen Preis \geben to award a prize

Titel/Namen \geben to give a title/name

diese erfreuliche Nachricht gab ihr neue Zuversicht this welcome piece of news gave her new confidence

der Gedanke an eine Rettung gab uns immer wieder Kraft the thought of being rescued always gave us strength

7.

<gibt, gab, gegeben>

TELEK (telefonisch verbinden)

▪ jdm jdn \geben to put sb through to sb

\geben Sie mir bitte Frau Schmidt can I speak to Mrs Smith, please

8.

<gibt, gab, gegeben>

(stellen)

▪ jdm etw \geben to give [or set] sb sth

eine Aufgabe/ein Problem/ein Thema \geben to set a task/problem/topic

9.

<gibt, gab, gegeben>

(abhalten)

▪ etw \geben to give sth

der Minister wird eine Pressekonferenz \geben the minister will give [or hold] a press conference

10.

<gibt, gab, gegeben>

(bieten, gewähren, zukommen lassen)

▪ jd gibt [jdm] etw sb gives [or allows] [sb] sth

jdm einen Namen \geben to name a person

jdm ein Interview \geben to grant sb an interview

jdm eine Verwarnung \geben to give sb a warning; SPORT to book sb

der Schiedsrichter gab dem Spieler eine Verwarnung wegen Foulspiels the referee booked the player for a foul

einen Freistoß \geben FBALL to award a free-kick

11.

<gibt, gab, gegeben>

(aufführen)

ein Theaterstück \geben to put on a play

12.

<gibt, gab, gegeben>

(veranstalten)

ein Fest \geben to give a party

13.

<gibt, gab, gegeben>

DIAL (abgeben, vorübergehend weggehen)

▪ etw/jdn irgendwohin \geben akk to send sth/sb somewhere

sein Auto in [die] Reparatur \geben to have one's car repaired

sein Kind in ein Internat \geben to send one's child to boarding school

dürfen wir während unseres Urlaubs unsere Katze zu euch \geben? can you take our cat while we're away?

14.

<gibt, gab, gegeben>

KOCHK (fam: tun)

▪ etw in etw akk/an etw akk \geben, etw zu etw dat \geben to add sth to sth

Wein in die Soße \geben to add wine to the sauce

15.

<gibt, gab, gegeben>

(ergeben)

▪ etw \geben to produce sth

sieben mal sieben gibt neunundvierzig seven times seven equals forty-nine, seven sevens are forty-nine

Rotwein gibt Flecken red wine stains [or leaves stains]

keinen Sinn \geben that makes no sense

ein Wort gab das andere one word led to another

16.

<gibt, gab, gegeben>

(erteilen)

▪ etw \geben to teach sth

Nachhilfestunden \geben to give private tuition

Unterricht \geben to teach

jdm etw zu tun \geben to give sb sth to do

17.

<gibt, gab, gegeben>

(äußern)

▪ etw von sich dat \geben to utter sth

er gab wenig Worte von sich he said very little

18.

<gibt, gab, gegeben>

(euph fam: sich erbrechen)

▪ etw [wieder] von sich dat \geben to throw up [sth], to bring up sth sep [again] euph

19.

▶ es jdm \geben (fam) to let sb have it fam

▶ gib's ihm! let him have it!

▶ jdm ist etw nicht gegeben sth is not given to sb

nicht allen ist es gegeben, einem solchen Ereignis beizuwohnen not everybody gets the opportunity to be present at such an event

es war ihm nicht gegeben, seine Heimatstadt wiederzusehen he was not destined to see his home town again

▶ nichts auf etw akk \geben to think nothing of sth

▶ jdm etw zu tun \geben to give sb sth to do

das wird ihm für die nächsten Monate zu tun geben! that'll keep him busy for the next few months!

das sollte der Firmenleitung zu denken \geben that should give the company management something to think about!

▶ viel/nicht viel auf etw akk \geben to set great/not much store by sth

ich gebe nicht viel auf die Gerüchte I don't pay much attention to rumours

II. INTRANSITIVES VERB

1.

<gibt, gab, gegeben>

KARTEN (austeilen) to deal

jetzt hast du genug gemischt, gib endlich! you've shuffled enough now, just deal them!

2.

<gibt, gab, gegeben>

SPORT (Aufschlag haben) to serve

du gibst! it's your serve

III. UNPERSÖNLICHES TRANSITIVES VERB

1.

<gibt, gab, gegeben>

(gereicht werden)

▪ es gibt etw there is sth

hoffentlich gibt es bald was zu essen! I hope there's something to eat soon!

was gibt es zum Frühstück? what's for breakfast?

freitags gibt es bei uns immer Fisch we always have fish on Fridays

2.

<gibt, gab, gegeben>

(eintreten)

▪ es gibt etw there is sth

heute gibt es noch Regen it'll rain today

hat es sonst noch etwas gegeben, als ich weg war? has anything else happened while I was away

was wird das noch geben? where will it all lead to?

gleich gibt es was (fam) there's going to be trouble

3.

<gibt, gab, gegeben>

(existieren, passieren)

▪ etw/jdn gibt es there's sth/sb

das gibt's nicht! (fam) no way!, nothing doing!, forget it!

das gibt es nicht, dass du einfach meinen Wagen nimmst there's no way that you're taking [or using] my car

ein Bär mit zwei Köpfen? das gibt es nicht! a bear with two heads? there's no such thing!

das gibt's doch nicht! (fam) that's unbelievable

so was gibt es bei uns nicht! that's not on [as far as we're concerned]!

was gibt's? (fam) what's the matter, what's up fam

was es nicht alles gibt! (fam) well, I'll be damned! fam, stone me! sl, stone the crows BRIT sl

4.

▶ da gibt es nichts! (fam) there are no two ways about it

seine Lieder sind einmalig, da gibt es nichts! there's no doubt about it, his songs are unique

IV. REFLEXIVES VERB

1.

<gibt, gab, gegeben>

(nachlassen)

▪ etw gibt sich sth eases [off] [or lets up]

das gibt sich it will sort itself out

die Kopfschmerzen werden sich \geben your headache will go off

diese Aufsässigkeit wird sich bald von ganz alleine \geben this rebelliousness will soon die down of its own accord; (sich erledigen) to sort itself out

manches gibt sich von selbst wieder some things sort themselves out

das wird sich schon \geben it will all work out [for the best]

2.

<gibt, gab, gegeben>

(sich benehmen, aufführen)

▪ sich akk als etw \geben to behave in a certain way

sie gab sich sehr überrascht she acted very surprised

nach außen gab er sich heiter outwardly he behaved cheerfully

sie gibt sich, wie sie ist she doesn't try to be anything she isn't

sich akk von der besten Seite \geben to show one's best side

3.

<gibt, gab, gegeben>

(sich finden, ergeben)

▪ etw gibt sich sth arises

es wird sich schon noch eine Gelegenheit \geben there's sure to be another opportunity

* * *
1.
unregelmäßiges transitives Verb

1) give; (reichen) give; hand; pass

jemandem zu essen geben — give somebody something to eat

geben Sie mir bitte Herrn N. — please put me through to Mr N.

ich gäbe viel darum, wenn ich das machen könnte — I'd give a lot to be able to do that

jemandem etwas in die Hand geben — give somebody something

etwas [nicht] aus der Hand geben — [not] let go of something

geben Sie mir bitte ein Bier — I'll have a beer, please

Geben ist seliger denn Nehmen — (Spr.) it is more blessed to give than to receive (prov.)

2) (übergeben)

jemanden zu jemandem in die Lehre geben — apprentice somebody to somebody

etwas in Druck (Akk.) od. zum Druck geben — send something to press or to be printed; s. auch Pflege

3) (gewähren) give

einen Elfmeter geben — (Sport) award a penalty

4) (bieten) give

jemandem ein gutes Beispiel geben — set somebody a good example

5) (versetzen) give <slap, kick, etc.>

es jemandem geben — (ugs.): (jemandem die Meinung sagen) give somebody what for (sl.); (jemanden verprügeln) let somebody have it

gib [es] ihm! — (ugs.) let him have it!

6) (erteilen) give

Unterricht geben — teach

Französisch geben — teach French

7) (hervorbringen) give <milk, shade, light>

8) (veranstalten) give, throw < party>; give, lay on < banquet>; give < dinner party, ball>

9) (aufführen) give <concert, performance>

das Theater gibt den ‘Faust’ — the theatre is putting on ‘Faust’

was wird heute gegeben? — what's on today?

sein Debüt geben — make one's debut

10) (ergeben)

drei mal drei gibt neun — three threes are nine; three times three is or makes nine

eins plus eins gibt zwei — one and one is or makes two

das gibt [k]einen Sinn — that makes [no] sense

ein Wort gab das andere — one word led to another

11) in

etwas ist jemandem nicht gegeben — somebody just hasn't got something

12) (äußern)

etwas von sich geben — utter something

Unsinn/dummes Zeug von sich geben — (abwertend) talk nonsense/rubbish

keinen Laut/Ton von sich geben — not make a sound

13) in

viel/wenig auf etwas (Akk.) geben — set great/little store by something

14) (hinzugeben) add; put in

etwas an das Essen geben — add something to or put something into the food

15) (ugs.): (erbrechen)

alles wieder von sich geben — bring or (coll.) sick everything up again
2.
unregelmäßiges transitives Verb; unpers

1) (vorhanden sein)

es gibt — there is/are

das gibt es wohl häufiger — it happens all the time

dass es so etwas heutzutage überhaupt noch gibt! — I'm surprised that such things still go on nowadays

zu meiner Zeit gab es das nicht — it wasn't like that in my day

das gibt es ja gar nicht — I don't believe it; you're joking (coll.)

Ein Hund mit fünf Beinen? Das gibt es ja gar nicht — A dog with five legs? There's no such thing!

Kommen Sie herein. Was gibt es? — Come in. What's the matter or (coll.) what's up?

was gibt's denn da? — what's going on over there?

was es nicht alles gibt! — (ugs.) what will they think of next?

da gibt's nichts — (ugs.) there's no denying it or no doubt about it

da gibt's nichts, da würde ich sofort protestieren — there's nothing else for it, I'd protest immediately in that case

2) (angeboten werden)

was gibt es zu essen/trinken? — what is there to eat/drink?

was gibt es denn zum Mittagessen? — what's for lunch?

heute gibt's Schweinefleisch — we're having pork today

3) (kommen zu)

morgen gibt es Schnee/Sturm — it'll snow tomorrow/there'll be a storm tomorrow

gleich/sonst gibt's was — (ugs.) there'll be trouble in a minute/otherwise
3.
unregelmäßiges intransitives Verb

1) (Karten austeilen) deal

wer gibt? — whose deal is it?

2) (Sport): (aufschlagen) serve
4.
unregelmäßiges reflexives Verb

1)

sich [natürlich] geben — act or behave [naturally]

sich nach außen hin gelassen geben — give the appearance of being relaxed

deine Art, dich zu geben — the way you behave

2) (nachlassen)

das Fieber wird sich geben — his/her etc. temperature will drop

sein Eifer wird sich bald geben — his enthusiasm will soon wear off or cool

das gibt sich/wird sich noch geben — it will get better

* * *

geben; gibt, gab, hat gegeben

A. v/t

1. give (

jemandem etwas sb sth, sth to sb); (reichen) auch hand; (schenken) auch present (with); (verleihen) auch lend; (Ball etc) (weitergeben) pass;

etwas nicht aus der Hand geben (nicht hergeben) not let go of sth, not part with sth; fig (Leitung, Verantwortung) refuse to give up sth ( oder relinquish sth);

jemandem zu trinken/essen geben give sb sth to drink/eat;

jemandem seine Medizin geben (verabreichen) give sb his ( oder her) medicine;

was gibst du mir dafür? what will you give me for it?;

sich (dat)

etwas geben lassen (bitten um, verlangen) ask for sth;

jemandem etwas als Pfand/zur Aufbewahrung geben give sb sth as a pledge/for safekeeping;

geben Sie mir bitte ein Bier/zwei Kilo Äpfel give me ( oder I’d like) a beer/two kilos of apples, please;

geben Sie mir bitte Herrn Müller am Telefon: I’d like to speak to Mr ( oder Mr.) Müller, please, put me through to Mr ( oder Mr.) Müller, please;

ich gäbe was drum zu wissen … umg I’d give anything to know …; → Druck², Hand¹, Kommission, Pflege etc

2. (Auskunft, Befehl, Erlaubnis, Hinweis etc) give; (gewähren) auch grant; (bieten) give, offer; (Hoffnung, Mut etc) give, fill sb with;

jemandem keinen Anlass geben zu (+inf) give sb no cause to (+inf)

jemandem eine/eine letzte Chance geben give sb a/one last chance;

er hat noch viel/mir nichts zu geben (bieten) he still has plenty to offer/he has nothing to offer me;

der Arzt gibt ihm noch zwei Monate (zu leben) fig the doctor gives him two more ( oder another two) months (to live); → Antwort, Bescheid, Blöße, Wort etc

3. (Konzert etc) give; (Theaterstück etc) perform, do umg; (Film) show; (Essen, Party) have, give; (Unterricht, Fach) teach;

was wird heute Abend gegeben? what’s on tonight?;

das Stück wurde drei Monate lang gegeben the play ran ( oder was on) for three months

4. SPORT (Ecke, Elfmeter, Freistoß) give

5. (Ertrag etc) give, yield;

Milch geben give ( oder provide) milk

6. (ergeben) make; (Flecken) make, leave;

das gibt eine gute Suppe it makes a good soup;

das gibt keinen Sinn it doesn’t make (any) sense;

fünf mal sechs gibt dreißig five sixes are thirty, five times six is thirty

7. (tun, legen, stecken etc) put; (hinzufügen) add;

Salz in die Suppe geben put salt into ( oder add salt to) the soup

8.

von sich geben (Geräusch, Geruch) give off; CHEM emit; (Äußerung) make; (Schrei etc) give; (auch Flüche) let out;

Essen

(wieder) von sich geben umg bring up;

nichts als Unsinn von sich geben talk nothing but nonsense; → Ton¹

9.

etwas oder

viel geben auf gutes Benehmen etc: set great store by; besonders auf jemanden: think highly ( oder a lot) of;

wenig/nichts geben auf Konventionen etc: set little/no store by, not bother much/at all about umg; auf jemanden: not think much of;

ich gebe nichts auf i-e Worte I don’t believe a word she says, I don’t take anything she says seriously

10. umg:

es jemandem geben let sb have it, give it to sb;

gib ihm Saures! give him hell,

dem hab ich’s aber gegeben! I really let him have it ( oder gave it to him)!;

gut gegeben! that’s telling him etc!

B. v/i

1. give (

mit vollen Händen freely);

den Armen geben give to the poor;

gern geben give willingly ( oder gladly)

2. Kartenspiel: deal;

wer gibt? whose deal is it?

3. Tennis: serve

4. unpers:

es gibt (existiert, wird angeboten etc) there is, there are;

es gibt Leute, die … some people …;

der beste Spieler, den es je gab the best player there ever was;

es gab viel zu tun there was a lot to do;

es gab kein Entrinnen there was no escaping;

was gibt es da noch zu überlegen? what is there still to think about?;

was gibt es da zu lachen? ärgerlich: what’s funny about that?;

was gibt’s? what’s up?; (was hast du) what’s the matter?;

was gibt’s Neues? what’s new?;

was gibt es zum Mittagessen? what’s for lunch?;

was es nicht alles gibt! umg you don’t say!;

das gibt’s nicht! (existert nicht) there’s no such thing; (das darf nicht wahr sein) you’re joking, that can’t be true; verbietend: that’s out;

das gibt’s nicht - sie ist tatsächlich noch aufgetaucht! umg I don’t ( oder can’t) believe she actually turned up;

Sachen gibt’s, die gibt’s nicht umg truth is often stranger than fiction, there are more things in heaven and earth (than are dreamed of in your philosophy); ungläubig: would you believe it!;

gibt’s den denn noch? umg is he still around?;

da gibt’s nichts! umg (ohne Zweifel) there’s no doubt about that, and no mistake about it; (unter allen Umständen) even if it kills me etc

5. unpers; zukünftig:

das gibt Ärger umg there’ll be trouble;

morgen gibt es Schnee it’s going to snow ( oder there’s going to be snow) tomorrow;

heute wird’s noch was geben (ein Gewitter) I think we’re in for some bad weather ( oder a storm); (einen Krach) auch there’s trouble brewing ( oder in the air);

sei ruhig, sonst gibt’s was! umg be quiet, or else!

C. v/r

1. (sich benehmen) act, behave; (vorgeben) play, pretend;

sich natürlich geben act naturally;

sich als Experte etc

geben play the expert etc, pose as an expert etc

2. (nachlassen) ease up; (vorübergehen) pass, blow over; Leidenschaft etc: auch cool (down); Schmerzen: let up; völlig: go away; Fieber: go down; (wieder gut werden) come right;

das gibt sich wieder auch it’ll sort itself out

3.

sich in sein Schicksal etc

geben give o.s. up to ( oder resign o.s. to) one’s fate etc

4. Gelegenheit: arise, present itself; → gegeben

* * *
1.
unregelmäßiges transitives Verb

1) give; (reichen) give; hand; pass

jemandem zu essen geben — give somebody something to eat

geben Sie mir bitte Herrn N. — please put me through to Mr N.

ich gäbe viel darum, wenn ich das machen könnte — I'd give a lot to be able to do that

jemandem etwas in die Hand geben — give somebody something

etwas [nicht] aus der Hand geben — [not] let go of something

geben Sie mir bitte ein Bier — I'll have a beer, please

Geben ist seliger denn Nehmen — (Spr.) it is more blessed to give than to receive (prov.)

2) (übergeben)

jemanden zu jemandem in die Lehre geben — apprentice somebody to somebody

etwas in Druck (Akk.) od. zum Druck geben — send something to press or to be printed; s. auch Pflege

3) (gewähren) give

einen Elfmeter geben — (Sport) award a penalty

4) (bieten) give

jemandem ein gutes Beispiel geben — set somebody a good example

5) (versetzen) give <slap, kick, etc.>

es jemandem geben — (ugs.): (jemandem die Meinung sagen) give somebody what for (sl.); (jemanden verprügeln) let somebody have it

gib [es] ihm! — (ugs.) let him have it!

6) (erteilen) give

Unterricht geben — teach

Französisch geben — teach French

7) (hervorbringen) give <milk, shade, light>

8) (veranstalten) give, throw < party>; give, lay on < banquet>; give <dinner party, ball>

9) (aufführen) give <concert, performance>

das Theater gibt den ‘Faust’ — the theatre is putting on ‘Faust’

was wird heute gegeben? — what's on today?

sein Debüt geben — make one's debut

10) (ergeben)

drei mal drei gibt neun — three threes are nine; three times three is or makes nine

eins plus eins gibt zwei — one and one is or makes two

das gibt [k]einen Sinn — that makes [no] sense

ein Wort gab das andere — one word led to another

11) in

etwas ist jemandem nicht gegeben — somebody just hasn't got something

12) (äußern)

etwas von sich geben — utter something

Unsinn/dummes Zeug von sich geben — (abwertend) talk nonsense/rubbish

keinen Laut/Ton von sich geben — not make a sound

13) in

viel/wenig auf etwas (Akk.) geben — set great/little store by something

14) (hinzugeben) add; put in

etwas an das Essen geben — add something to or put something into the food

15) (ugs.): (erbrechen)

alles wieder von sich geben — bring or (coll.) sick everything up again
2.
unregelmäßiges transitives Verb; unpers

1) (vorhanden sein)

es gibt — there is/are

das gibt es wohl häufiger — it happens all the time

dass es so etwas heutzutage überhaupt noch gibt! — I'm surprised that such things still go on nowadays

zu meiner Zeit gab es das nicht — it wasn't like that in my day

das gibt es ja gar nicht — I don't believe it; you're joking (coll.)

Ein Hund mit fünf Beinen? Das gibt es ja gar nicht — A dog with five legs? There's no such thing!

Kommen Sie herein. Was gibt es? — Come in. What's the matter or (coll.) what's up?

was gibt's denn da? — what's going on over there?

was es nicht alles gibt! — (ugs.) what will they think of next?

da gibt's nichts — (ugs.) there's no denying it or no doubt about it

da gibt's nichts, da würde ich sofort protestieren — there's nothing else for it, I'd protest immediately in that case

2) (angeboten werden)

was gibt es zu essen/trinken? — what is there to eat/drink?

was gibt es denn zum Mittagessen? — what's for lunch?

heute gibt's Schweinefleisch — we're having pork today

3) (kommen zu)

morgen gibt es Schnee/Sturm — it'll snow tomorrow/there'll be a storm tomorrow

gleich/sonst gibt's was — (ugs.) there'll be trouble in a minute/otherwise
3.
unregelmäßiges intransitives Verb

1) (Karten austeilen) deal

wer gibt? — whose deal is it?

2) (Sport): (aufschlagen) serve
4.
unregelmäßiges reflexives Verb

1)

sich [natürlich] geben — act or behave [naturally]

sich nach außen hin gelassen geben — give the appearance of being relaxed

deine Art, dich zu geben — the way you behave

2) (nachlassen)

das Fieber wird sich geben — his/her etc. temperature will drop

sein Eifer wird sich bald geben — his enthusiasm will soon wear off or cool

das gibt sich/wird sich noch geben — it will get better

* * *

v.

(§ p.,pp.: gab, gegeben)

= to deal v.

to give v.

(§ p.,p.p.: gave, given)

to perform v.

Deutsch-Englisch Wörterbuch > geben
15 dar

v.

1 to give.

dar algo a alguien to give something to somebody, to give somebody something

se lo di a mi hermano I gave it to my brother

Ella me da dinero She gives me money.

Su elogio da ánimos His praise gives encouragement.

El negocio da muchas ganancias The business yields much profit.

2 to give, to produce.

la salsa le da un sabor muy bueno the sauce gives it a very pleasant taste, the sauce makes it taste very nice

3 to have, to hold (fiesta, cena).

dar una cena en honor de alguien to hold o give a dinner in someone's honor

4 to turn or switch on (luz, agua, gas) (encender).

5 to show (Cine, Teatro & TV).

dan una película del oeste they're showing a western, there's a western on

6 to show.

dar muestras de sensatez to show good sense

7 to teach.

dar inglés/historia to teach English/history

8 to deal (repartir) (en naipes).

9 to strike (horas).

dieron las tres en el reloj three o'clock struck

10 to get, to catch.

11 to deliver, to render, to allot, to confer.

12 to feel.

Me da alegría I feel joy.

13 to be given, to be granted, to be offered, to be handed in.

Se nos dio una buena casa We were given a good house.

14 to give forth, to burst out.

Ella dio un grito She gave forth a cry.

15 to make one feel.

Eso da asco That makes one feel revolt.

16 to hit.

Da duro el sol en este lugar The sun hits hard in this place

17 to give up.

* * *

DAR

CONJUGACIÓN

Present Indicative

doy, das, da, damos, dais, dan.

Past Indicative

di, diste, dio, dimos, disteis, dieron.

Present Subjunctive

dé, des, dé, demos, deis, den.

Imperfect Subjunctive

diera, dieras, diera, diéramos, dierais, dieran;

diese, dieses, diese, diésemos, dieseis, diesen.

Future Subjunctive

diere, dieres, diere, diéremos, diereis, dieren.

Imperative

da (tú), dé (él/Vd.), demos (nos.), dad (vos.), den (ellos/Vds.).

* * *

verb

1) to give

2) hit, strike

3) hand over, deliver

4) produce, yield

5) be enough

•

- dar a
- dar con
- dar contra
- dar por
- darse a
- darse de sí
- dárselas de
* * *
Para las expresiones dar importancia, dar ejemplo, dar las gracias, dar clases, dar a conocer, dar a entender, darse prisa, ver la otra entrada.
1. VERBO TRANSITIVO

1) (=entregar, conceder) [+ objeto, mensaje, permiso] to give; [+ naipes] to deal (out); [+ noticias] to give, tell

le dio un bocadillo a su hijo — he gave his son a sandwich

se lo di a Blanca — I gave it to Blanca

me dieron un diploma por mi buen comportamiento — I was given a diploma for good conduct

le dieron el primer premio — he was awarded {o} given first prize

déme dos kilos — I'll have two kilos, two kilos, please

• ir dando [cuerda] — to pay out rope

• dar los buenos [días] a algn — to say good morning to sb, say hello to sb

2) (=realizar) [+ paliza] to give; [+ paso] to take

dar un alarido — to shriek

dar una bofetada a algn — to slap sb

dar un golpe a algn — to hit sb

dio un golpe en la mesa — he banged on the table

dar un grito — to let out a cry, give a cry

dar un paseo — to go for a walk, take a walk

dar un suspiro — to heave {o} give a sigh, sigh

3) (=celebrar) [+ fiesta] to have, throw

la embajada dará una recepción — the embassy will hold a reception

4) (=encender) [+ luz] to turn on

¿has dado el gas? — have you turned on the gas?

5) (=presentar) [+ obra de teatro] to perform, put on; [+ película] to show, screen

dan una película de Almodóvar — there's an Almodóvar film on, they're showing {o} screening an Almodóvar film

¿qué dan hoy en la tele? — what's on TV tonight?

6) (=hacer sonar) [reloj] to strike

el reloj dio las tres — the clock struck three

ya han dado las ocho — it's past {o} gone eight o'clock

7) (=producir) [+ fruto] to bear; [+ ganancias, intereses] to yield

dar flores — to flower

este negocio da mucho dinero — there's a lot of money in this business

una inversión que da un 7% de interés — an investment that pays {o} yields 7% interest

8) (=tener como resultado)

el cálculo dio 99 — the sum worked out at 99

el atleta dio positivo en el control antidoping — the athlete tested positive for drugs

9) (=hacer sentir) [+ placer] to give

me dio mucha alegría verla — I was very pleased to see her

las babosas me dan asco — I find slugs disgusting {o} revolting

este jersey me da demasiado calor — this jumper is too hot, I'm too hot in this jumper

da gusto hablar con él — he's really nice to talk to

tu padre me da miedo — I'm scared {o} frightened of your father

me da pena tener que tirarlo — it's a pity to have to throw it away

el vino me da sueño — wine makes me sleepy

10) * (=fastidiar) to ruin

vinieron a visitarme y me dieron la tarde — they came to visit and ruined my afternoon

¡me estás dando las vacaciones! — you're ruining the holiday for me!

11) dar por (=considerar) to consider

doy el asunto por concluido — I consider the matter settled, I regard the matter as settled

le dieron por desaparecido — they gave him up for lost

doy el dinero por bien empleado — I consider it money well spent

lo daba por seguro — he was sure {o} certain of it

lo podemos dar por terminado — we can consider it finished

12)

- ¡y dale!

- estar/seguir dale que dale o dale que te pego o dale y dale

la vecina está dale que dale al piano — our neighbour is pounding away at the piano

estoy dale que dale a este problema — I've been bashing away at this problem *

- a mí no me la das

- ¡ahí te las den todas!

- por si vienen mal dadas

para dar y tomar —

tenemos botellas para dar y tomar — we've got loads {o} stacks of bottles

aquí hay basura para dar y tomar — there's tons of rubbish here

- me da que...

me da que no va a venir — I have a feeling (that) he's not going to come

2. VERBO INTRANSITIVO

1) (=entregar) to give

dame, yo te lo arreglo — give it here, I'll fix it for you

- a quien dan no escoge

2) (=entrar)

me dieron ganas de vomitar — I felt like being sick

si te da un mareo siéntate — if you feel giddy, sit down

le dio un fuerte dolor en el costado — he felt a sudden sharp pain in his side

le dio un infarto — he had a heart attack

3) (=importar)

¡qué más da!, ¡da igual! — it doesn't matter!, never mind!

¿qué más te da? — what does it matter to you?

¿qué más da un sitio que otro? — surely one place is as good as another!, it doesn't make any difference which place we choose

lo mismo da — it makes no difference {o} odds

me da igual, lo mismo me da, tanto me da — it's all the same to me, I don't mind

4) [seguido de preposición]
dar a (=estar orientado) [cuarto, ventana] to look out onto, overlook; [fachada] to face
mi habitación da al jardín — my room looks out onto {o} overlooks the garden
darle a (=hacer funcionar) [+ botón] to press; (=golpear) to hit; [+ balón] to kick
dale a la tecla roja — hit {o} press the red key

darle a la bomba — to pump, work the pump

dale más fuerte a la bomba — pump harder

¡dale! — hit him!

no es capaz de darle al balón de cabeza — he can't head the ball
dar con (=encontrar) [+ persona] to find; [+ idea, solución] to hit on, come up with
dimos con él dos horas más tarde — we found him two hours later

al final di con la solución — I finally hit on the solution, I finally came up with the solution

no doy con el nombre — I can't think of the name

• dar [consigo] en — to end up in

dio consigo en la cárcel — he ended up in jail
dar contra (=golpear) to hit
el barco dio contra el puente — the ship hit the bridge
dar de
dar de palos a algn — to give sb a beating

dar de puñetazos a algn — to punch sb

dar de barniz a algo — to varnish sth

• dar de [beber] a algn — to give sb something to drink

• dar de [comer] a algn — to feed sb

• dar de [sí] — [comida, bebida] to go a long way

lo que cada uno puede dar de sí — what each person can contribute
dar en [+ blanco, suelo] to hit; [+ solución] to hit on, come up with
el sol me da en la cara — the sun is in my eyes

• dar en [hacer] algo — to take to doing sth

han dado en llamarle Boko — they've taken to calling him Boko
darle a algn por hacer algo
le ha dado por no venir a clase — he has taken to cutting classes

les dio por venir a vernos — they took it into their heads to come and see us

últimamente le ha dado por el golf — he's taken up golf lately

al chico le daba por dormirse en la clase — the boy was always falling asleep in class

la casa que a alguien le dio por llamar Miramar — the house that someone had the bright idea of calling Miramar
dar para (=ser suficiente) to be enough for
con eso da para cuatro personas — this is enough for four people

mi pobre cabeza no da para más hoy — I don't think my poor head can take any more today

5) dar que hablar to set people talking

una película que da en qué pensar — a thought-provoking film, a film which gives you a lot to think about

3.

See:

darse

* * *
1.
verbo transitivo

Sentido I

1) ( entregar) to give

dale las llaves a Pedro — give the keys to Pedro

se las di a Jaime — I gave them to Jaime

déme un kilo de peras — can I have a kilo of pears?

500 dólares ¿quién da más? — any advance on 500 dollars?; conocer verbo transitivo 3b, entender verbo transitivo 2b

2) (regalar, donar) to give

¿me lo prestas? - te lo doy, no lo necesito — can I borrow it? - you can keep it, I don't need it

qué no daría por que así fuera! — I'd give anything for that to be the case

donde las dan las toman — two can play at that game

tener para dar y vender — to have plenty to spare

3) <cartas/mano> to deal

4)

a) ( proporcionar) <fuerzas/valor/esperanza> to give

eso me dio la idea — that's where I got the idea from

si le dan la ocasión — if he's given the chance

pide que te den más información — ask them to give you more information

b) (Mús) to give

¿me das el la? — can you give me an A?

5) (conferir, aportar) <sabor/color/forma> to give

las luces le daban un ambiente festivo — the lights gave a festive atmosphere

6)

a) ( aplicar) to give

dale otra capa de barniz — give it another coat of varnish

hay que darle cera al piso — the floor needs waxing

dale una puntada para sujetarlo — put a stitch in to hold it

b) <sedante/masaje> to give

7)

a) ( conceder) <prórroga/permiso> to give

el dentista me dio hora para el miércoles — I have an appointment with the dentist on Wednesday

dan facilidades de pago — they offer easy repayment facilities o terms

nos dieron un premio — we won o got a prize

me dieron un diploma — I got a diploma

no le doy ni un mes a esa relación — I don't think they'll last more than a month together

b) (RPl) ( calcular)

¿qué edad le das? — how old do you think he is?

8)

a) (expresar, decir)

¿le diste las gracias? — did you thank him?, did you say thank you?

no me dio ni los buenos días — she didn't even say hello

dales saludos — give/send them my regards

darle la bienvenida a alguien — to welcome somebody

me dio su parecer or opinión — she gave me her opinion

tuve que darle la noticia — I was the one who had to break the news to him

b) (señalar, indicar)

me da ocupado or (Esp) comunicando — the line's busy o (BrE) engaged

el reloj dio las cinco — the clock struck five

Sentido II

9) ( producir) <fruto/flor> to bear

estos campos dan mucho grano — these fields have a high grain yield

este negocio da mucho dinero — there's a lot of money in this business

esos bonos dan un 7% — those bonds yield 7%

10)

a) ( rendir)

ha dado todo lo que esperaba de él — he has lived up to my/his expectations

ese jugador lo da todo — that player puts everything into the game

b) (AmL) ( alcanzar hasta)

¿cuánto da ese coche? — how fast can that car go?

da 150 kilómetros por hora — it can do o go 150 kilometers an hour

venía a todo lo que daba — it was traveling at full speed

ponen la radio a todo lo que da — they turn the radio on full blast

11) (causar, provocar)

la comida muy salada da sed — salty food makes you thirsty

estos niños dan tanto trabajo! — these kids are such hard work!; (+ me/te/le etc)

¿no te da calor esa camisa? — aren't you too warm in that shirt?

el vino le había dado sueño — the wine had made him sleepy

me da mucha pena verla tan triste — it hurts me to see her so sad

qué susto me has dado! — you gave me such a fright!

este coche no me ha dado problemas — this car hasn't given me any trouble; ver tb asco, hambre, miedo, etc

dar que + inf: el jardín da muchísimo que hacer there's always such a lot to do in the garden; lo que dijo me dio que pensar — what he said gave me plenty to think about; ver tb dar III 1)

Sentido III

12) ( presentar) < concierto> to give

¿qué dan esta noche en la tele? — what's on TV tonight? (colloq)

ayer daban una obra de Calderón — there was a Calderón play on yesterday

¿dónde están dando esa película? — where's that film showing?

13)

a) < fiesta> to give; <baile/banquete> to hold

b) < conferencia> to give; < discurso> (AmL) to make

c) (CS) < examen> to take o (BrE) sit; ver tb clase 5)

Sentido IV

14) ( realizar la acción que se indica)

dar lectura a un comunicado — to read out a communiqué

dar un grito/un suspiro — to give a shout/heave a sigh

dar un paso atrás/adelante — to take a step back/forward

dame un beso/abrazo — give me a kiss/hug; ver tb golpe, paseo, vuelta, etc

Sentido V

15) ( considerar)

dar algo/a alguien por algo: lo dieron por muerto they gave him up for dead; doy por terminada la sesión I declare the session closed; ese tema lo doy por sabido I'm assuming you've already covered that topic; puedes dar por perdido el dinero you can say goodbye to that money; dalo por hecho! consider it done!; si apruebo daré el tiempo por bien empleado — if I pass it will have been time well spent
2.
dar vi

Sentido I

1)

a) ( entregar)

no puedes con todo, dame que te ayudo — you'll never manage all that on your own, here, let me help you

¿me das para un helado? — can I have some money for an ice cream?

b) ( en naipes) to deal

te toca dar a ti — it's your deal

2) (ser suficiente, alcanzar)

dar para algo/alguien: este pollo da para dos comidas this chicken will do for two meals; con una botella no da para todos one bottle's not enough to go round; (+ me/te/le etc) eso no te da ni para un chicle you can't even buy a piece of chewing gum with that; no me dio (el) tiempo I didn't have time; dar de sí to stretch; qué poco dan de sí mil pesetas! a thousand pesetas doesn't go very far!; no dar para más: su inteligencia no da para más that's as much as his brain can cope with; lo que gano no da para más what I earn doesn't go any further; la fiesta no daba para más — the party was beginning to wind down

3) dar a

a) puerta to give onto, open onto; ventana to look onto, give onto

b) fachada/frente ( estar orientado hacia) to face

la terraza da al mar — the balcony overlooks o faces the sea

c) ( llegar hasta) río to flow into, go into; calle to lead to

4) ( arrojar un resultado)

el análisis le dio positivo/negativo — her test was positive/negative

¿cuánto da la cuenta? — what does it come to?

a mí me dio 247 — I made it (to be) 247

5) ( importar)

da lo mismo, ya iremos otro día — it doesn't matter, we'll go another day

qué más da! — what does it matter!

¿qué más da un color que otro? — what difference does it make what color it is?; (+ me/te/le etc)

¿el jueves o el viernes? - me da igual — Thursday or Friday? - I don't mind o it doesn't make any difference to me

¿y a ti qué más te da si él viene? — what's it to you if he comes? (colloq)

Sentido II

6)

a) (pegar, golpear)

darle a alguien — to hit somebody; ( como castigo) to smack somebody

le dio en la cabeza/con un palo — he hit him on the head/with a stick

dale al balón con fuerza — kick the ball hard

te voy a dar (de palos) — I'm going to give you a good beating

el balón dio en el poste — the ball hit the post

b) (fam) (a tarea, asignatura)

darle a algo: me pasé todo el verano dándole al inglés I spent the whole summer working on my English; cómo le da al vino! he really knocks back o (AmE) down the wine (colloq); cómo le han dado al queso! ya casi no queda! — they've certainly been at the cheese, there's hardly any left! (colloq)

c) ( acertar) to hit

dar en el blanco/el centro — to hit the target/the bull's-eye

7) (accionar, mover)

darle a algo — a botón/tecla to press something; a interruptor to flick something; a manivela to turn something; (+ compl)

dale al volante hacia la derecha — turn the wheel to the right

dale a esa palanca hacia arriba — push that lever up

dale para atrás — back up

8)

a) (fam) ( indicando insistencia)

y dale! ya te he dicho que no voy — there you go again! I've told you I'm not going (colloq)

y dale con lo de su edad! — stop going on about her age!

dale que dale or (Esp) dale que te pego! — (fam)

he estado todo el día dale que dale — I've been hard at it all day

dale que dale con lo mismo! — stop going on about it!

b) (RPl fam) ( instando a hacer algo) come on

dale, prestámelo — come on o go on, lend it to me

9) dar con ( encontrar) < persona> to find; < solución> to hit upon, find; < palabra> to come up with

Sentido III

10) (acometer, sobrevenir) (+ me/te/le etc)

le dio un mareo — she felt dizzy

le dio un infarto — he had a heart attack

me va a dar algo — (fam) I'm going to have a fit (colloq); ver tb dar verbo transitivo II 3, escalofrío, frío, gana, etc

11) (hablando de manías, ocurrencias)

darle a alguien por + inf — to take to -ing

le ha dado por pintar — he's taken to painting

le ha dado por decir que... — he's started saying that...

le ha dado por el yoga — she's got into yoga

le ha dado con que me conoce — she's got it into her head that she knows me

12) sol/viento/luz

aquí da el sol toda la mañana — you get the sun all morning here

en esa playa da mucho el viento — it's very windy on that beach

la luz le daba de lleno en los ojos — the light was shining right in his eyes
3.
1) darse v pron

Sentido I

2) ( producirse) to grow

en esta zona se da bien el trigo — wheat grows well in this area

3) ( presentarse) oportunidad/ocasión to arise

se dio el caso que iba pasando por ahí — it so happened that I was passing by

4) ( resultar) (+ me/te/le etc)

se le dan los idiomas — she's good at languages

¿cómo se te da a ti la costura? — are you any good at sewing?

Sentido II

5)

a) (dedicarse, entregarse)

darse a algo: se dio a la bebida she took to drink; se ha dado por entero a su familia/a la causa — she has devoted herself entirely to her family/to the cause

b) (CS, Ven) ( ser sociable)

darse con alguien — to get on with somebody

no se da con los suegros — she doesn't have much to do with her in-laws

Sentido III

6)

a) (refl) ( realizar la acción que se indica)

me di una ducha — I took o had a shower

darse un banquete — to have a feast

dárselas de algo: se las da de que sabe mucho he likes to make out he knows a lot; dárselas de listo to act smart; ¿y de qué se las da ése? — who does he think he is?

b) (golpearse, pegarse)

se dio con el martillo en el dedo — he hit his finger with the hammer

no te vayas a dar con la cabeza contra el techo — don't hit o bang your head on the ceiling

se dieron contra un árbol — they crashed into a tree

se dio dar un golpe en la rodilla — he hit his knee

c) (recípr)

se estaban dando (de) patadas/puñetazos — they were kicking/punching each other

Sentido IV

7) ( considerarse)

darse por algo: con eso me daría por satisfecha I'd be quite happy with that; darse por vencido — to give up; ver tb aludir a, enterado 1

* * *

= allow, give, issue, pitch, hand over, pass over, give away, give out, get + free.

Ex. Folders allow a set of papers to be kept together when a set on a given topic is removed from the file.

Ex. An abstract of a bibliography can be expected to note whether author affiliations are given = Es de esperar que el resumen de una bibliografía indique si se incluyen los lugares de trabajo de los autores.

Ex. Once a user is registered, a password will be issued which provides access to all or most of the data bases offered by the host as and when the user wishes.

Ex. Thus pitching instructions at the right level can be difficult.

Ex. Eventually, teachers should be able to ' hand the chalk over to the students' and take a back seat.

Ex. She also indicated in passing that in future authors would not automatically pass over the copyright of research results in papers to publishers.

Ex. This must be done in a fully commercial way, not by giving away machines or paper, nor by giving away imported books.

Ex. Similarly, equipment such as this can often give out quite a lot of heat which has to be adequately dissipated.

Ex. Most people know 'earbuds' as the cheap-o earphones you get free with a cell phone.

----

* acción de dar un nombre a Algo = naming.

* antes de darse cuenta = before + Pronombre + know what + happen, before + Pronombre + know it.

* con la sabiduría que da la experiencia = with the benefit of hindsight.

* cosas que dan miedo = things that go bump in the night.

* da la casualidad = as it happens.

* dale alas a tu imaginación = let + your imagination fly!.

* dando sacudidas = jerkily.

* dar el esquinazo a = give + Nombre + a wide berth.

* dar a = look onto, give onto, overlook.

* dar a Algo el nombre de = earn + Nombre + the name of.

* dar a Algo más importancia de la que tiene = oversell.

* dar a Algo una nueva dimensión = take + Nombre + into a new dimension.

* dar a Algo una nueva perspectiva = give + Nombre + a new twist.

* dar a Alguien el beneficio de la duda = give + Nombre + the benefit of the doubt.

* dar a Alguien una mano y te cogen el brazo = give + Pronombre + an inch and + Pronombre + take a mile, give + Pronombre + an inch and + Pronombre + take a mile.

* dar a Alguien una oportunidad de triunfar = give + Nombre + a fighting chance.

* dar a Alguien una palmada en la espalda = pat + Alguien + on the back for + Algo.

* dar a Alguien una palmadita en la espalda = pat + Alguien + on the back for + Algo.

* dar a Alguien una puñalada por la espalda = stab + Alguien + in the back.

* dar a Alguien una puñalada trapera = stab + Alguien + in the back.

* dar a Alguien un margen de confianza = give + Nombre + the benefit of the doubt.

* dar abasto = cope.

* dar abasto con = cope with.

* dar acceso = provide + access.

* dar acceso a = give + access to.

* dar a conocer = bring to + the attention, communicate, publicise [publicize, -USA], report, articulate, make + known.

* dar a conocer la presencia de = make + Posesivo + presence known.

* dar a entender = give to + understand, hint, send + a clear signal that, lull + Nombre + into thinking, insinuate, intimate.

* dar agua = lose + water, leak.

* dar a la calle = give onto + the street.

* dar a la caza de = chase down.

* dar Algo a conocer = get + the word out.

* dar alguna esperanza = give + some cause for hope.

* dar al traste con los planes = upset + the applecart.

* dar al traste con + Posesivo + planes = upset + Posesivo + plans, ruin + Posesivo + plans.

* dar al traste con todo = upset + the applecart.

* dar a luz = birth, deliver.

* dar a luz a = give + birth to.

* dar ánimos = give + a word of encouragement, hearten.

* dar apoyo = give + support, support, provide + support.

* dar asco = stink, disgust.

* dar aullidos = caterwaul.

* dar autoría = lend + authoritativeness.

* dar autoridad a Algo = lend + authority to.

* dar bandazos = lurch.

* dar bastante importancia a = place + great store on.

* dar brillo a = buff, buff up.

* dar buen uso a Algo = put to + good use.

* dar cabida a = accommodate, include, hold, take, make + room (for), leave + room for, leave + room for.

* dar cabida al crecimiento = accommodate + growth.

* dar caladas = puff.

* dar calidad = deliver + value.

* dar caprichos = pamper.

* dar cera = wax.

* dar chillidos = shriek.

* dar cien mil vueltas = beat + Nombre + hands down, win + hands down.

* dar clase = give + a lesson, teach + class, teach + lesson, hold + class.

* dar coba = toady, fawn (on/upon/over).

* dar comienzo a = give + a start to.

* dar como ejemplo = cite + as an example.

* dar como norma = rule.

* dar como resultado = add up to, result (in), lead to.

* dar con = hit on/upon, put + Posesivo + finger on, stumble on.

* dar conferencia = lecture.

* dar consejo sobre = give + advice on.

* dar consentimiento = give + licence.

* dar con una esponja húmeda = sponging.

* dar con una idea = hit on/upon + idea.

* dar con una solución = come up with + solution.

* dar coraje = peeve.

* dar corte = self-conscious, feel + shy.

* dar credibilidad = give + credence, lend + credence, bestow + credibility, provide + credibility.

* dar crédito = give + credence.

* dar cualquier cosa por Algo = give + an eye-tooth for/to.

* dar cuenta = render + an account of.

* dar cuenta de = account for.

* dar cuenta de Algo = be held to account.

* dar cuerda a un reloj = wind + clock.

* dar cuerpo = give + substance.

* dar cuerpo a = flesh out.

* dar cuerpo y forma a = lend + substance and form to.

* dar datos de = give + details of.

* dar de alta = discharge from + hospital.

* dar de baja = take out of + circulation.

* dar de cara a = front.

* dar de comer = feed.

* dar de lado = short-circuit [shortcircuit], give + Nombre + the cold shoulder.

* dar de lleno = hit + home.

* dar de mala gana = begrudge, grudge.

* dar de mamar = breast-feeding [breastfeeding].

* dar de mamar a = breast-feed [breastfeed].

* dar demasiada información y muy rápidamente = trot out.

* dar de qué hablar = raise + eyebrows, fuel + rumours, give + rise to rumours.

* dar de quilla = keel over.

* dar derecho a = entitle to.

* dar descanso de = give + relief from.

* dar de sí = stretch out.

* dar detalles de = give + details of.

* dar de Uno mismo = give of + Reflexivo.

* dar dinero = pay + money, donate + Posesivo + money.

* dar dirección = lend + direction.

* dar directrices = give + guidance, provide + guidance.

* dar duro = pack + a wallop.

* dar ejemplo = set + an example, lead by + example.

* dar ejemplo de = illustrate.

* dar el brazo a torcer = give in to.

* dar el brazo derecho = give + Posesivo + right arm.

* dar el do de pecho = do + Posesivo + best, pull out + all the stops, do + Posesivo + utmost.

* dar el efecto de = give + the effect of.

* dar el esquinazo = dodge.

* dar el esquinazo a = steer + clear of, steer away from.

* dar el golpe de gracia = administer + the coup de grace, deliver + the coup de grace.

* dar el nombre = label.

* dar el oro y el moro = give + Posesivo + right arm.

* dar el pecho = breast-feed [breastfeed].

* dar el pésame = pass + Posesivo + condolences.

* dar el pistoletazo de salida = fire + the starting gun.

* dar el primer paso = make + a start, take + the first step.

* dar el puntillazo a = put + an end to, bring + an end to, bring to + an end.

* dar el salto = make + the leap.

* dar el todo por el todo = give + Posesivo + all.

* dar el último empujón = go + the last mile, go + the extra mile.

* dar el último repaso = tie + the pieces together.

* dar el visto bueno = approve, clear, give + green light, give + the go-ahead.

* dar el visto bueno a una factura = clear + invoice.

* dar el/un espectáculo = make + a spectacle of + Reflexivo.

* dar empujones = shove.

* dar en el blanco = hit + the bull's eye, strike + home, put + Posesivo + finger on, hit + the truth, hit + home.

* dar en el clavo = hit + the nail on the head, be spot on, strike + home, put + Posesivo + finger on, hit + the truth.

* dar en el larguero = hit + the crossbar, hit + the crossbar.

* dar en el travesaño = hit + the crossbar.

* dar energía = energise [energize, -USA].

* dar énfasis = give + emphasis, place + stress, give + stress.

* dar énfasis a = place + emphasis on.

* dar en garantía = pawn.

* dar en la diana = hit + home.

* dar en mano = hand (over).

* dar entrada = enter.

* dar esperanza = nurture + hope, give + hope, bring + visions of.

* dar esperanzas = raise + expectations, raise + hopes.

* dar estímulo = provide + boost.

* dar evasivas = stonewall, play for + time.

* dar evidencia = furnish with + evidence.

* dar fe = attest, certify.

* dar fe de = testify (to/of), vouch (for), be testimony to.

* dar fe de que = attest to + the fact that.

* dar fin = bring to + a close, draw to + a close, wind down.

* dar forma = become + cast, give + shape, shape, mould [mold, -USA], inform.

* dar forma cuadrada = square.

* dar fruto = bear + fruit, come to + fruition.

* dar fuerte = pack + a wallop.

* dar fuerza = empower, bring + strength.

* dar gato por liebre = buy + a pig in a poke, pass off + a lemon.

* dar golpes = pound.

* dar gracias por lo que Uno tiene = count + Posesivo + blessings.

* dar gritos = shriek, shout.

* dar guerra = act up, play up.

* dar gustirrinín = tickle + Posesivo + fancy.

* dar gusto = oblige, bring + pleasure, flavour [flavor, -USA].

* dar hipo = hiccup.

* dar ideas = offer + clues.

* da rienda suelta a tu imaginación = let + your imagination fly!.

* dar ímpetu = lend + force, give + impetus.

* dar importancia = attach + importance, give + prominence, stress, give + pre-eminence, give + relevance, place + importance, give + importance.

* dar importancia a = give + weight to, place + emphasis on, attach + weight to, create + a high profile for, give + a high profile, place + weight on.

* dar importancia a Algo = put + Algo + on the agenda, be on the agenda.

* dar indicios de = show + signs of.

* dar indicios y pistas = drop + hints and clues.

* dar información = provide + information, give + information, release + information.

* dar información adicional = give + further details.

* dar información de = give + details of.

* dar interés = spice up, add + spice.

* dar la alarma = sound + alarm.

* dar la apariencia de = place + a veneer of.

* dar la bienvenida = welcome.

* dar la casualidad que + Indicativo = happen to + Infinitivo, chance to + Infinitivo.

* dar la cuenta atrás = count + Nombre + out.

* dar la enhorabuena = give + congratulations.

* dar la entrada para = make + a deposit on.

* dar la espalda = turn + aside.

* dar la idea = give + the impression that.

* dar la imagen = give + the impression that.

* dar la impresión = convey + impression, strike + Pronombre Personal, give + the impression that, confer + impression, come off as.

* dar la impresión de = contrive, conjure up + a picture of, come across as.

* dar la impresión de seriedad en el trabajo = appear + businesslike.

* dar la la lata = nag (at).

* dar la lata = play up.

* dar la mano = extend + Posesivo + hand.

* dar la mano derecha = give + Posesivo + right arm.

* dar la murga = be a pest.

* dar la noticia = give + the news.

* dar la opinión sobre = give + opinion on.

* dar la oportunidad = give + chance.

* dar la oportunidad de = present with + opportunities for, allow + the opportunity to.

* dar la oportunidad de expresarse libremente = give + voice to.

* dar la oportunidad de opinar = give + voice to.

* dar la puntilla a = put + an end to, bring + an end to, bring to + an end.

* dar largas = stonewall, play for + time, fob + Alguien + off with + Algo.

* dar las cosas masticadas = spoon-feeding [spoonfeeding], spoon-feed [spoon feed/spoonfeed].

* dar la sensación = give + a sense.

* dar la sensación de = give + the effect of.

* dar la señal = give + the word, give + the signal.

* dar la señal de alarma = sound + the clarion.

* dar la señal de alerta = sound + the clarion.

* dar la señal de estar listo = prompt.

* dar lástima = feel + sorry for, pity.

* dar la talla = be up to the mark, be up to scratch, measure up (to), be up to snuff, make + the cut.

* dar latigazos = lash.

* dar la vida = lay down + Posesivo + life, give + Posesivo + life.

* dar la vuelta = turn + Nombre + (a)round, flip, swing around, swing back, turn (a)round.

* dar la vuelta a = round, turn on + its head.

* dar la vuelta en el aire = give + a toss.

* darle a Alguien carta blanca = give + Nombre + a blank cheque.

* darle a Alguien un cheque en blanco = give + Nombre + a blank cheque.

* darle a la botella = booze.

* darle a la lengua = shoot + the breeze, shoot + the bull.

* darle a la manivela de arranque = turn + the crank.

* darle alas a Alguien = let + Nombre + do things + Posesivo + (own) way.

* darle al palique = gas.

* darle a Uno escalofríos por Algo desagradable = make + Nombre + flinch.

* darle caña = hurry up, get + a move on, put + pressure on.

* darle caña a = have + a go at, get + stuck into.

* dar lecciones = give + lessons.

* darle cien mil vueltas a Alguien = knock + spots off + Nombre.

* darle el puntillazo = nail it.

* darle la razón a Alguien = side in + Posesivo + favour.

* darle largas = play + Nombre + along.

* darle largas a Algo = drag + Posesivo + feet, drag + Posesivo + heels.

* darle la vuelta a la tortilla = turn + the tables (on).

* darle sopas con hondas a Alguien = knock + spots off + Nombre.

* darle una interpretación = give + interpretation.

* darle una lección a Alguien = school.

* darle una paliza a Alguien = take + Nombre + to the cleaners, give + Nombre + a beating, school.

* darle un buen repaso a Alguien = take + Nombre + to the cleaners.

* darle un repaso a = buff up on, brush up on.

* darle un repaso a Alguien = school.

* darle vueltas a = dwell on/upon.

* darle vueltas a Algo = mull over, agonise over [agonize, -USA].

* darle vueltas a la idea = toy with, toy with + idea of.

* darle vueltas a la idea de = flirt with + the idea of.

* darle vueltas a un asunto = chew + the cud.

* darle vueltas a un problema = puzzle over + problem.

* dar libertad = give + licence.

* dar libertad a un esclavo = manumit.

* dar libertad para + Infinitivo = afford + the freedom to + Infinitivo.

* dar lo mejor de Uno mismo = give of + Posesivo + best.

* dar los pasos necesarios = take + steps.

* dar los primeros pasos en = venture into.

* dar los últimos retoques a = put + the finishing touches on.

* dar lugar = produce.

* dar lugar a = cause, generate, give + rise to, mean, result (in), leave + room for, bring about, lead to, cause, open + the door to, give + cause to, give + occasion to.

* dar lugar a la reflexión = provide + food for thought.

* dar lugar a problemas = give + rise to problems.

* dar lugar a queja = evoke + complaint.

* dar lugar a rumores = fuel + rumours, give + rise to rumours.

* dar luz verde = give + green light, give + the go-ahead.

* dar mala impresión = look + bad.

* dar marcha atrás = do + an about-face, back up, backpedal [back-pedal].

* dar masaje = massage.

* dar más de sí = go further.

* dar más explicaciones = elaborate on.

* dar materia para la reflexión = provide + food for thought.

* dar mayor importancia a = give + pride of place to.

* dar media vuelta = do + an about-face.

* dar mejora (en) = give + improvement (in).

* dar menos de lo debido = shortchange.

* dar mucha importancia = put + a premium on.

* dar mucho en qué pensar = give + Nombre + much to think about, give + Nombre + a lot to think about.

* dar mucho valor a Algo = value + Nombre + highly.

* dar muestras de = show + signs of.

* dar + Nombre + una oportunidad = give + Nombre + a fair chance.

* dar notoriedad a = create + a high profile for, give + a high profile.

* dar nueva forma = reformat [re-format].

* dar nueva vida = give + Nombre + new life, give + a second life.

* dar opción = give + option.

* dar origen = mother.

* dar origen a = give + rise to, bring about, lead to, give + cause to, give + occasion to.

* dar otro paso muy importante = reach + another milestone.

* dar pábulo a = fuel, spark off.

* dar pábulo a rumores = fuel + rumours, give + rise to rumours.

* dar palos de ciego = grope (for/toward).

* dar pánico = scare + the living daylights out of, frighten + the living daylights out of, dread, scare + the hell out of.

* dar parte de = report.

* dar paso (a) = give + way (to), yield to, make + way (for).

* dar patadas en el estómago = stick in + Posesivo + craw.

* dar pavor = be scared stiff, be frightened to death, be petrified of, be terrified, scare + the living daylights out of, frighten + the living daylights out of, scare + the hell out of.

* dar pecho = breast-feeding [breastfeeding].

* dar pereza = can't/couldn't be bothered.

* dar permiso = give + permission, give + time off, grant + Alguien + leave.

* dar permiso en el trabajo = give + time off work.

* dar pie a = spark off, give + rise to, bring about, lead to, cause, open + the door to, give + cause to, give + occasion to.

* dar pisotones = stomp.

* dar pistas = throw + hints.

* dar pistas falsas = throw out + false leads.

* dar placer = give + pleasure, give + enjoyment.

* dar poderes = give + powers.

* dar por = tickle + Posesivo + fancy.

* dar por concluido = put to + bed, close + the book on.

* dar por culo = piss + Nombre + off.

* dar por descontado = take for + granted, discount.

* dar por hecho = take for + granted.

* dar por perdido = be past praying for, write off.

* dar por saldado = close + the book on.

* dar por seguro que = rest + assured that.

* dar por sentado = take for + granted.

* dar por sentado Algo que realmente no lo está = beg + the question.

* dar + Posesivo + vida = give + Posesivo + all.

* dar preferencia = give + preference.

* dar prestigio = lend + authoritativeness.

* dar prioridad = award + priority, emphasise [emphasize, -USA], give + priority, give + precedence, assign + priority, give + preference.

* dar prioridad a = give + pride of place to, place + emphasis on, prioritise [prioritize, -USA].

* dar prioridad a algo = make + a priority.

* dar problemas = play up.

* dar propina = tipping.

* dar pruebas = provide + evidence.

* dar publicidad = publicise [publicize, -USA], give + publicity.

* dar puntapiés = kick + Posesivo + feet.

* dar punzadas = throb, twinge.

* dar quebraderos de cabeza = give + headaches.

* dar que hablar = fuel + rumours, give + rise to rumours, raise + eyebrows.

* dar quehacer = make + trouble.

* dar rabia = incense, gall, peeve.

* dar razón de ser = bring + purpose.

* dar recompensa = mete out + reward.

* dar registro = accession.

* dar relevancia = give + relevance.

* dar relevancia a = create + a high profile for, give + a high profile.

* dar relevancia a Algo = put + Algo + on the agenda.

* dar resoplidos = chug.

* dar respuesta = provide + answer, elicit + answer, develop + answer.

* dar resultado = be successful, give + result, work, pay off, be a success, pay.

* dar resultados = produce + results.

* dar rienda suelta = unleash.

* dar rienda suelta a = give + free rein to, allow + vent for, give + vent to, vent.

* dar rienda suelta a + Nombre = let + Nombre + run riot.

* dar riqueza a = add + richness to.

* dar risitas = giggle.

* dar sabor = spice up, add + spice.

* dar salida a = vent.

* dar saltitos = hop, skip.

* dar sangre = donate + Posesivo + blood.

* darse = appear, occur.

* darse a = lend + Reflexivo + to.

* darse aires = strut.

* darse aires de grandeza = give + Reflexivo + such airs, aggrandise + Reflexivo.

* darse a la fuga = flee, lam (it), go into + hiding, make + a quick getaway, take to + Posesivo + heels, run off.

* darse a los demás = give of + Reflexivo.

* darse con un canto en los dientes = count + Reflexivo + lucky, think + Reflexivo + lucky, consider + Reflexivo + lucky.

* darse cuenta = become + aware, dawn on, detect, perceive, find, note, make + aware, come to + realise, wise up, reach + understanding, eye + catch, strike + home, suss (out), hit + home.

* darse cuenta de = be aware of, be cognisant of, realise [realize, -USA], sense, wake up to, sink in, become + cognisant of, see through.

* darse cuenta del peligro que = see + the danger that.

* darse cuenta de un problema = alight on + problem.

* darse de baja de una suscripción = unsubscribe.

* darse el caso que + Indicativo = happen to + Infinitivo, chance to + Infinitivo.

* darse el gusto de = indulge in.

* darse el gusto de comprar = splurge on.

* darse el lote = snog, neck.

* darse el lujo de = splurge on.

* darse golpes de pecho = beat + Posesivo + breast.

* darse golpes en el pecho = beat + Posesivo + breast.

* darse la mano = join + hands, shake + hand.

* dárselas de = fancy + Reflexivo.

* dársele Algo bien a Uno = be good at.

* dársele a Uno bien las plantas = have + a green thumb, have + green fingers.

* dársele a Uno mejor Algo = be better at.

* dársele mejor a Uno = do + best.

* darse media vuelta = turn on + Posesivo + heel.

* darse (muchos) aires = give + Reflexivo + such airs, aggrandise + Reflexivo.

* dar sentido = make + sense (out) of, make + sense of life.

* dar sentido a = make + meaningful, give + meaning to.

* dar sentido a las cosas = sense-making, meaning making.

* dar sentido a la vida = give + meaning to life.

* dar sentido a + Posesivo + vida = make + sense of + Posesivo + life.

* dar señales de = show + signs of.

* dar señales de vida = show + signs of life.

* darse por afortunado = count + Reflexivo + lucky, think + Reflexivo + lucky, consider + Reflexivo + lucky.

* darse por aludido = take + things personally, take + a hint, take + things personally, get + a hint.

* darse por derrotado = sound + note of defeat.

* darse por vencido = throw in + the towel, throw in/up + the sponge.

* darse prisa = hurry, hurry up, get on + Posesivo + running shoes, shake + a leg, hot-foot it to, make + haste, rattle + Posesivo + dags, get + a wiggle on, put + Posesivo + skates on, get + Posesivo + skates on, get + a move on.

* darse prisa con calma = make + haste slowly.

* dar servicio = service.

* darse una comilona = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on).

* darse una leche = come + a cropper.

* darse un apretón de manos = clasp + hands.

* darse una situación más esperanzadora = sound + a note of hope.

* darse un atracón = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on), stuff + Posesivo + face.

* darse una transacción económica = cash + change hands.

* darse una tripotada = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on).

* darse una vacante = occur + vacancy.

* darse un baño de sol = sunbathe.

* darse un chapuzón = take + a dip.

* darse un descanso = give + Reflexivo + a break, rest on + Posesivo + oars.

* darse un festín de = feast on.

* darse un garbeo = mosey.

* darse un porrazo = come + a cropper.

* darse un respiro = lie on + Posesivo + oars, rest on + Posesivo + oars.

* darse un tortazo = come + a cropper.

* dar significado = imbue with + meaning.

* dar sombra = shade.

* dar su conformidad a = assent to.

* dar sugerencias = give + suggestions.

* dar terror = scare + the living daylights out of.

* dar testimonio = bear + witness, give + testimony.

* dar tiempo = give + time, donate + Posesivo + time.

* dar tiempo a Alguien = give + Nombre + some time.

* dar título = title.

* dar todo de Uno mismo = give of + Posesivo + best.

* dar todo el oro del mundo = give + Posesivo + right arm.

* dar tono = tone.

* dar trabajo = present + burden.

* dar una advertencia = raise + caveat, issue + warning.

* dar una apariencia de = provide + a semblance of, give + a semblance of.

* dar una azotaina = spank.

* dar una bofetada = cuff, slap.

* dar una bofetada a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.

* dar una buena paliza = whitewash, thrash.

* dar una cabezadita = nap, catching 10, napping.

* dar una carcajada = give + a laugh, let out + a laugh.

* dar una charla = give + address, give + a talk, give + a presentation, give + speech.

* dar una conferencia = deliver + talk, make + a speech, give + speech, deliver + lecture, give + a lecture.

* dar una contractura muscular = pull + a muscle.

* dar una cornada = gore.

* dar una excusa = give + excuse.

* dar una explicación = present + explanation.

* dar una falsa impresión = keep up + facade, put on + an act.

* dar una fiesta = give + a party.

* dar una galleta = slap.

* dar una guantada = slap.

* dar una idea = give + idea, give + glimpse, provide + an understanding.

* dar una idea de = give + a feel for, give + indication, provide + a glimpse of, give + a flavour of, be indicative of, provide + insight into, give + a picture, give + an insight into, give + an inkling of.

* dar una idea general = put in + the picture, give + a general picture, paint + a broad picture.

* dar una imagen = convey + image, present + picture, paint + a picture, present + an image, present + a picture.

* dar una imagen de = give + an impression of.

* dar una impresión = make + an impression, leave + an impression, present + an image.

* dar una impresión de = give + an impression of.

* dar una impresión equivocada = send + the wrong signals.

* dar una lección de humildad = humble.

* dar una llamada de atención = sound + a wake-up call.

* dar una norma = give + prescription.

* dar una opinión = offer + opinion.

* dar una oportunidad = give + opportunity, provide + opportunity, grant + opportunity, present + an opportunity, create + opportunity.

* dar una oportunidad a Alguien = give + Nombre + a head start.

* dar una orden = issue + command, issue + instruction.

* dar una paliza = clobber, pummel, slaughter, knock + the living daylights out of, knock + the hell out out of, whip, whitewash, thrash, wallop, lick, baste, take + a pounding, take + a beating, belt, trounce, beat + Nombre + (all) hollow.

* dar una paliza a Alguien = beat + Nombre + up, beat + Nombre + black and blue.

* dar una patada = kick, boot.

* dar una pista = give + a hint.

* dar una posibilidad = afford + opportunity.

* dar un apretón de manos = shake + hand.

* dar una rabieta = throw + a tantrum.

* dar una razón = give + reason.

* dar una respuesta = furnish + answer, frame + response.

* dar una sacudida = give + a shake, give + a jerk.

* dar una segunda oportunidad = give + a second chance.

* dar una segunda vida = give + a second life.

* dar una solución = provide + solution, develop + solution.

* dar una solución por buena que realmente no lo es = beg + the solution.

* dar un aspecto + Adjetivo = give + a + Adjetivo + look.

* dar un ataque de nervios = have + an attack of hysterics.

* dar una torta = slap.

* dar una torta a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.

* dar una tunda = trounce.

* dar una ventaja = give + Nombre + an edge.

* dar una ventaja a Alguien = give + Nombre + a head start.

* dar una visión = present + view, provide + an understanding.

* dar una visión general = give + a general picture.

* dar una visión global = give + overview, present + an overview, present + an overall picture, give + an overall picture, overview.

* dar una visión total = give + a complete picture.

* dar un aviso = make + warning.

* dar una voltereta = somersault, do + a somersault, summersault.

* dar una voz = holler.

* dar una vuelta de campana = capsize, somersault, do + a somersault, summersault.

* dar una vuelta en coche = go out for + a drive.

* dar un berrinche = throw + a tantrum.

* dar un beso de despedida = kiss + Nombre + goodbye.

* dar un bocado a = take + a bite out of.

* dar un bofetón = cuff, slap.

* dar un bofetón a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.

* dar un cachete = spank, cuff, slap.

* dar un cachete a Alguien = slap + Nombre + on the wrist.

* dar un calambre = cramp.

* dar un chillido = holler.

* dar un comienzo a = give + a start to.

* dar un coscorrón = cuff.

* dar un ejemplo = give + example.

* dar un empujón = give + a boost.

* dar un golpe = knock.

* dar un golpe por detrás = rear-end.

* dar un gran paso adelante = reach + milestone.

* dar un grito = holler.

* dar un guantazo = slap.

* dar un hachazo = hack.

* dar un hervor = parboil.

* dar un impulso = kick-start [kickstart].

* dar un lavado de cara = spruce up.

* dar un manotazo = swat at, cuff, slap.

* dar un manotazo a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.

* dar un nivel de prioridad alto = put + Nombre + high on + Posesivo + list of priorities.

* dar un nuevo acabado = refinish.

* dar un nuevo impulso = pep up.

* dar un nuevo nombre = rename.

* dar un ojo de la cara por Algo = give + an eye-tooth for/to.

* dar unos azotes = spank.

* dar un paseo = take + a stroll.

* * *
1.
verbo transitivo

Sentido I

1) ( entregar) to give

dale las llaves a Pedro — give the keys to Pedro

se las di a Jaime — I gave them to Jaime

déme un kilo de peras — can I have a kilo of pears?

500 dólares ¿quién da más? — any advance on 500 dollars?; conocer verbo transitivo 3b, entender verbo transitivo 2b

2) (regalar, donar) to give

¿me lo prestas? - te lo doy, no lo necesito — can I borrow it? - you can keep it, I don't need it

qué no daría por que así fuera! — I'd give anything for that to be the case

donde las dan las toman — two can play at that game

tener para dar y vender — to have plenty to spare

3) <cartas/mano> to deal

4)

a) ( proporcionar) <fuerzas/valor/esperanza> to give

eso me dio la idea — that's where I got the idea from

si le dan la ocasión — if he's given the chance

pide que te den más información — ask them to give you more information

b) (Mús) to give

¿me das el la? — can you give me an A?

5) (conferir, aportar) <sabor/color/forma> to give

las luces le daban un ambiente festivo — the lights gave a festive atmosphere

6)

a) ( aplicar) to give

dale otra capa de barniz — give it another coat of varnish

hay que darle cera al piso — the floor needs waxing

dale una puntada para sujetarlo — put a stitch in to hold it

b) <sedante/masaje> to give

7)

a) ( conceder) <prórroga/permiso> to give

el dentista me dio hora para el miércoles — I have an appointment with the dentist on Wednesday

dan facilidades de pago — they offer easy repayment facilities o terms

nos dieron un premio — we won o got a prize

me dieron un diploma — I got a diploma

no le doy ni un mes a esa relación — I don't think they'll last more than a month together

b) (RPl) ( calcular)

¿qué edad le das? — how old do you think he is?

8)

a) (expresar, decir)

¿le diste las gracias? — did you thank him?, did you say thank you?

no me dio ni los buenos días — she didn't even say hello

dales saludos — give/send them my regards

darle la bienvenida a alguien — to welcome somebody

me dio su parecer or opinión — she gave me her opinion

tuve que darle la noticia — I was the one who had to break the news to him

b) (señalar, indicar)

me da ocupado or (Esp) comunicando — the line's busy o (BrE) engaged

el reloj dio las cinco — the clock struck five

Sentido II

9) ( producir) <fruto/flor> to bear

estos campos dan mucho grano — these fields have a high grain yield

este negocio da mucho dinero — there's a lot of money in this business

esos bonos dan un 7% — those bonds yield 7%

10)

a) ( rendir)

ha dado todo lo que esperaba de él — he has lived up to my/his expectations

ese jugador lo da todo — that player puts everything into the game

b) (AmL) ( alcanzar hasta)

¿cuánto da ese coche? — how fast can that car go?

da 150 kilómetros por hora — it can do o go 150 kilometers an hour

venía a todo lo que daba — it was traveling at full speed

ponen la radio a todo lo que da — they turn the radio on full blast

11) (causar, provocar)

la comida muy salada da sed — salty food makes you thirsty

estos niños dan tanto trabajo! — these kids are such hard work!; (+ me/te/le etc)

¿no te da calor esa camisa? — aren't you too warm in that shirt?

el vino le había dado sueño — the wine had made him sleepy

me da mucha pena verla tan triste — it hurts me to see her so sad

qué susto me has dado! — you gave me such a fright!

este coche no me ha dado problemas — this car hasn't given me any trouble; ver tb asco, hambre, miedo, etc

dar que + inf: el jardín da muchísimo que hacer there's always such a lot to do in the garden; lo que dijo me dio que pensar — what he said gave me plenty to think about; ver tb dar III 1)

Sentido III

12) ( presentar) < concierto> to give

¿qué dan esta noche en la tele? — what's on TV tonight? (colloq)

ayer daban una obra de Calderón — there was a Calderón play on yesterday

¿dónde están dando esa película? — where's that film showing?

13)

a) < fiesta> to give; <baile/banquete> to hold

b) < conferencia> to give; < discurso> (AmL) to make

c) (CS) < examen> to take o (BrE) sit; ver tb clase 5)

Sentido IV

14) ( realizar la acción que se indica)

dar lectura a un comunicado — to read out a communiqué

dar un grito/un suspiro — to give a shout/heave a sigh

dar un paso atrás/adelante — to take a step back/forward

dame un beso/abrazo — give me a kiss/hug; ver tb golpe, paseo, vuelta, etc

Sentido V

15) ( considerar)

dar algo/a alguien por algo: lo dieron por muerto they gave him up for dead; doy por terminada la sesión I declare the session closed; ese tema lo doy por sabido I'm assuming you've already covered that topic; puedes dar por perdido el dinero you can say goodbye to that money; dalo por hecho! consider it done!; si apruebo daré el tiempo por bien empleado — if I pass it will have been time well spent
2.
dar vi

Sentido I

1)

a) ( entregar)

no puedes con todo, dame que te ayudo — you'll never manage all that on your own, here, let me help you

¿me das para un helado? — can I have some money for an ice cream?

b) ( en naipes) to deal

te toca dar a ti — it's your deal

2) (ser suficiente, alcanzar)

dar para algo/alguien: este pollo da para dos comidas this chicken will do for two meals; con una botella no da para todos one bottle's not enough to go round; (+ me/te/le etc) eso no te da ni para un chicle you can't even buy a piece of chewing gum with that; no me dio (el) tiempo I didn't have time; dar de sí to stretch; qué poco dan de sí mil pesetas! a thousand pesetas doesn't go very far!; no dar para más: su inteligencia no da para más that's as much as his brain can cope with; lo que gano no da para más what I earn doesn't go any further; la fiesta no daba para más — the party was beginning to wind down

3) dar a

a) puerta to give onto, open onto; ventana to look onto, give onto

b) fachada/frente ( estar orientado hacia) to face

la terraza da al mar — the balcony overlooks o faces the sea

c) ( llegar hasta) río to flow into, go into; calle to lead to

4) ( arrojar un resultado)

el análisis le dio positivo/negativo — her test was positive/negative

¿cuánto da la cuenta? — what does it come to?

a mí me dio 247 — I made it (to be) 247

5) ( importar)

da lo mismo, ya iremos otro día — it doesn't matter, we'll go another day

qué más da! — what does it matter!

¿qué más da un color que otro? — what difference does it make what color it is?; (+ me/te/le etc)

¿el jueves o el viernes? - me da igual — Thursday or Friday? - I don't mind o it doesn't make any difference to me

¿y a ti qué más te da si él viene? — what's it to you if he comes? (colloq)

Sentido II

6)

a) (pegar, golpear)

darle a alguien — to hit somebody; ( como castigo) to smack somebody

le dio en la cabeza/con un palo — he hit him on the head/with a stick

dale al balón con fuerza — kick the ball hard

te voy a dar (de palos) — I'm going to give you a good beating

el balón dio en el poste — the ball hit the post

b) (fam) (a tarea, asignatura)

darle a algo: me pasé todo el verano dándole al inglés I spent the whole summer working on my English; cómo le da al vino! he really knocks back o (AmE) down the wine (colloq); cómo le han dado al queso! ya casi no queda! — they've certainly been at the cheese, there's hardly any left! (colloq)

c) ( acertar) to hit

dar en el blanco/el centro — to hit the target/the bull's-eye

7) (accionar, mover)

darle a algo — a botón/tecla to press something; a interruptor to flick something; a manivela to turn something; (+ compl)

dale al volante hacia la derecha — turn the wheel to the right

dale a esa palanca hacia arriba — push that lever up

dale para atrás — back up

8)

a) (fam) ( indicando insistencia)

y dale! ya te he dicho que no voy — there you go again! I've told you I'm not going (colloq)

y dale con lo de su edad! — stop going on about her age!

dale que dale or (Esp) dale que te pego! — (fam)

he estado todo el día dale que dale — I've been hard at it all day

dale que dale con lo mismo! — stop going on about it!

b) (RPl fam) ( instando a hacer algo) come on

dale, prestámelo — come on o go on, lend it to me

9) dar con ( encontrar) < persona> to find; < solución> to hit upon, find; < palabra> to come up with

Sentido III

10) (acometer, sobrevenir) (+ me/te/le etc)

le dio un mareo — she felt dizzy

le dio un infarto — he had a heart attack

me va a dar algo — (fam) I'm going to have a fit (colloq); ver tb dar verbo transitivo II 3, escalofrío, frío, gana, etc

11) (hablando de manías, ocurrencias)

darle a alguien por + inf — to take to -ing

le ha dado por pintar — he's taken to painting

le ha dado por decir que... — he's started saying that...

le ha dado por el yoga — she's got into yoga

le ha dado con que me conoce — she's got it into her head that she knows me

12) sol/viento/luz

aquí da el sol toda la mañana — you get the sun all morning here

en esa playa da mucho el viento — it's very windy on that beach

la luz le daba de lleno en los ojos — the light was shining right in his eyes
3.
1) darse v pron

Sentido I

2) ( producirse) to grow

en esta zona se da bien el trigo — wheat grows well in this area

3) ( presentarse) oportunidad/ocasión to arise

se dio el caso que iba pasando por ahí — it so happened that I was passing by

4) ( resultar) (+ me/te/le etc)

se le dan los idiomas — she's good at languages

¿cómo se te da a ti la costura? — are you any good at sewing?

Sentido II

5)

a) (dedicarse, entregarse)

darse a algo: se dio a la bebida she took to drink; se ha dado por entero a su familia/a la causa — she has devoted herself entirely to her family/to the cause

b) (CS, Ven) ( ser sociable)

darse con alguien — to get on with somebody

no se da con los suegros — she doesn't have much to do with her in-laws

Sentido III

6)

a) (refl) ( realizar la acción que se indica)

me di una ducha — I took o had a shower

darse un banquete — to have a feast

dárselas de algo: se las da de que sabe mucho he likes to make out he knows a lot; dárselas de listo to act smart; ¿y de qué se las da ése? — who does he think he is?

b) (golpearse, pegarse)

se dio con el martillo en el dedo — he hit his finger with the hammer

no te vayas a dar con la cabeza contra el techo — don't hit o bang your head on the ceiling

se dieron contra un árbol — they crashed into a tree

se dio dar un golpe en la rodilla — he hit his knee

c) (recípr)

se estaban dando (de) patadas/puñetazos — they were kicking/punching each other

Sentido IV

7) ( considerarse)

darse por algo: con eso me daría por satisfecha I'd be quite happy with that; darse por vencido — to give up; ver tb aludir a, enterado 1

* * *

= allow, give, issue, pitch, hand over, pass over, give away, give out, get + free.

Ex: Folders allow a set of papers to be kept together when a set on a given topic is removed from the file.

Ex: An abstract of a bibliography can be expected to note whether author affiliations are given = Es de esperar que el resumen de una bibliografía indique si se incluyen los lugares de trabajo de los autores.

Ex: Once a user is registered, a password will be issued which provides access to all or most of the data bases offered by the host as and when the user wishes.

Ex: Thus pitching instructions at the right level can be difficult.

Ex: Eventually, teachers should be able to ' hand the chalk over to the students' and take a back seat.

Ex: She also indicated in passing that in future authors would not automatically pass over the copyright of research results in papers to publishers.

Ex: This must be done in a fully commercial way, not by giving away machines or paper, nor by giving away imported books.

Ex: Similarly, equipment such as this can often give out quite a lot of heat which has to be adequately dissipated.

Ex: Most people know 'earbuds' as the cheap-o earphones you get free with a cell phone.

* acción de dar un nombre a Algo = naming.

* antes de darse cuenta = before + Pronombre + know what + happen, before + Pronombre + know it.

* con la sabiduría que da la experiencia = with the benefit of hindsight.

* cosas que dan miedo = things that go bump in the night.

* da la casualidad = as it happens.

* dale alas a tu imaginación = let + your imagination fly!.

* dando sacudidas = jerkily.

* dar el esquinazo a = give + Nombre + a wide berth.

* dar a = look onto, give onto, overlook.

* dar a Algo el nombre de = earn + Nombre + the name of.

* dar a Algo más importancia de la que tiene = oversell.

* dar a Algo una nueva dimensión = take + Nombre + into a new dimension.

* dar a Algo una nueva perspectiva = give + Nombre + a new twist.

* dar a Alguien el beneficio de la duda = give + Nombre + the benefit of the doubt.

* dar a Alguien una mano y te cogen el brazo = give + Pronombre + an inch and + Pronombre + take a mile, give + Pronombre + an inch and + Pronombre + take a mile.

* dar a Alguien una oportunidad de triunfar = give + Nombre + a fighting chance.

* dar a Alguien una palmada en la espalda = pat + Alguien + on the back for + Algo.

* dar a Alguien una palmadita en la espalda = pat + Alguien + on the back for + Algo.

* dar a Alguien una puñalada por la espalda = stab + Alguien + in the back.

* dar a Alguien una puñalada trapera = stab + Alguien + in the back.

* dar a Alguien un margen de confianza = give + Nombre + the benefit of the doubt.

* dar abasto = cope.

* dar abasto con = cope with.

* dar acceso = provide + access.

* dar acceso a = give + access to.

* dar a conocer = bring to + the attention, communicate, publicise [publicize, -USA], report, articulate, make + known.

* dar a conocer la presencia de = make + Posesivo + presence known.

* dar a entender = give to + understand, hint, send + a clear signal that, lull + Nombre + into thinking, insinuate, intimate.

* dar agua = lose + water, leak.

* dar a la calle = give onto + the street.

* dar a la caza de = chase down.

* dar Algo a conocer = get + the word out.

* dar alguna esperanza = give + some cause for hope.

* dar al traste con los planes = upset + the applecart.

* dar al traste con + Posesivo + planes = upset + Posesivo + plans, ruin + Posesivo + plans.

* dar al traste con todo = upset + the applecart.

* dar a luz = birth, deliver.

* dar a luz a = give + birth to.

* dar ánimos = give + a word of encouragement, hearten.

* dar apoyo = give + support, support, provide + support.

* dar asco = stink, disgust.

* dar aullidos = caterwaul.

* dar autoría = lend + authoritativeness.

* dar autoridad a Algo = lend + authority to.

* dar bandazos = lurch.

* dar bastante importancia a = place + great store on.

* dar brillo a = buff, buff up.

* dar buen uso a Algo = put to + good use.

* dar cabida a = accommodate, include, hold, take, make + room (for), leave + room for, leave + room for.

* dar cabida al crecimiento = accommodate + growth.

* dar caladas = puff.

* dar calidad = deliver + value.

* dar caprichos = pamper.

* dar cera = wax.

* dar chillidos = shriek.

* dar cien mil vueltas = beat + Nombre + hands down, win + hands down.

* dar clase = give + a lesson, teach + class, teach + lesson, hold + class.

* dar coba = toady, fawn (on/upon/over).

* dar comienzo a = give + a start to.

* dar como ejemplo = cite + as an example.

* dar como norma = rule.

* dar como resultado = add up to, result (in), lead to.

* dar con = hit on/upon, put + Posesivo + finger on, stumble on.

* dar conferencia = lecture.

* dar consejo sobre = give + advice on.

* dar consentimiento = give + licence.

* dar con una esponja húmeda = sponging.

* dar con una idea = hit on/upon + idea.

* dar con una solución = come up with + solution.

* dar coraje = peeve.

* dar corte = self-conscious, feel + shy.

* dar credibilidad = give + credence, lend + credence, bestow + credibility, provide + credibility.

* dar crédito = give + credence.

* dar cualquier cosa por Algo = give + an eye-tooth for/to.

* dar cuenta = render + an account of.

* dar cuenta de = account for.

* dar cuenta de Algo = be held to account.

* dar cuerda a un reloj = wind + clock.

* dar cuerpo = give + substance.

* dar cuerpo a = flesh out.

* dar cuerpo y forma a = lend + substance and form to.

* dar datos de = give + details of.

* dar de alta = discharge from + hospital.

* dar de baja = take out of + circulation.

* dar de cara a = front.

* dar de comer = feed.

* dar de lado = short-circuit [shortcircuit], give + Nombre + the cold shoulder.

* dar de lleno = hit + home.

* dar de mala gana = begrudge, grudge.

* dar de mamar = breast-feeding [breastfeeding].

* dar de mamar a = breast-feed [breastfeed].

* dar demasiada información y muy rápidamente = trot out.

* dar de qué hablar = raise + eyebrows, fuel + rumours, give + rise to rumours.

* dar de quilla = keel over.

* dar derecho a = entitle to.

* dar descanso de = give + relief from.

* dar de sí = stretch out.

* dar detalles de = give + details of.

* dar de Uno mismo = give of + Reflexivo.

* dar dinero = pay + money, donate + Posesivo + money.

* dar dirección = lend + direction.

* dar directrices = give + guidance, provide + guidance.

* dar duro = pack + a wallop.

* dar ejemplo = set + an example, lead by + example.

* dar ejemplo de = illustrate.

* dar el brazo a torcer = give in to.

* dar el brazo derecho = give + Posesivo + right arm.

* dar el do de pecho = do + Posesivo + best, pull out + all the stops, do + Posesivo + utmost.

* dar el efecto de = give + the effect of.

* dar el esquinazo = dodge.

* dar el esquinazo a = steer + clear of, steer away from.

* dar el golpe de gracia = administer + the coup de grace, deliver + the coup de grace.

* dar el nombre = label.

* dar el oro y el moro = give + Posesivo + right arm.

* dar el pecho = breast-feed [breastfeed].

* dar el pésame = pass + Posesivo + condolences.

* dar el pistoletazo de salida = fire + the starting gun.

* dar el primer paso = make + a start, take + the first step.

* dar el puntillazo a = put + an end to, bring + an end to, bring to + an end.

* dar el salto = make + the leap.

* dar el todo por el todo = give + Posesivo + all.

* dar el último empujón = go + the last mile, go + the extra mile.

* dar el último repaso = tie + the pieces together.

* dar el visto bueno = approve, clear, give + green light, give + the go-ahead.

* dar el visto bueno a una factura = clear + invoice.

* dar el/un espectáculo = make + a spectacle of + Reflexivo.

* dar empujones = shove.

* dar en el blanco = hit + the bull's eye, strike + home, put + Posesivo + finger on, hit + the truth, hit + home.

* dar en el clavo = hit + the nail on the head, be spot on, strike + home, put + Posesivo + finger on, hit + the truth.

* dar en el larguero = hit + the crossbar, hit + the crossbar.

* dar en el travesaño = hit + the crossbar.

* dar energía = energise [energize, -USA].

* dar énfasis = give + emphasis, place + stress, give + stress.

* dar énfasis a = place + emphasis on.

* dar en garantía = pawn.

* dar en la diana = hit + home.

* dar en mano = hand (over).

* dar entrada = enter.

* dar esperanza = nurture + hope, give + hope, bring + visions of.

* dar esperanzas = raise + expectations, raise + hopes.

* dar estímulo = provide + boost.

* dar evasivas = stonewall, play for + time.

* dar evidencia = furnish with + evidence.

* dar fe = attest, certify.

* dar fe de = testify (to/of), vouch (for), be testimony to.

* dar fe de que = attest to + the fact that.

* dar fin = bring to + a close, draw to + a close, wind down.

* dar forma = become + cast, give + shape, shape, mould [mold, -USA], inform.

* dar forma cuadrada = square.

* dar fruto = bear + fruit, come to + fruition.

* dar fuerte = pack + a wallop.

* dar fuerza = empower, bring + strength.

* dar gato por liebre = buy + a pig in a poke, pass off + a lemon.

* dar golpes = pound.

* dar gracias por lo que Uno tiene = count + Posesivo + blessings.

* dar gritos = shriek, shout.

* dar guerra = act up, play up.

* dar gustirrinín = tickle + Posesivo + fancy.

* dar gusto = oblige, bring + pleasure, flavour [flavor, -USA].

* dar hipo = hiccup.

* dar ideas = offer + clues.

* da rienda suelta a tu imaginación = let + your imagination fly!.

* dar ímpetu = lend + force, give + impetus.

* dar importancia = attach + importance, give + prominence, stress, give + pre-eminence, give + relevance, place + importance, give + importance.

* dar importancia a = give + weight to, place + emphasis on, attach + weight to, create + a high profile for, give + a high profile, place + weight on.

* dar importancia a Algo = put + Algo + on the agenda, be on the agenda.

* dar indicios de = show + signs of.

* dar indicios y pistas = drop + hints and clues.

* dar información = provide + information, give + information, release + information.

* dar información adicional = give + further details.

* dar información de = give + details of.

* dar interés = spice up, add + spice.

* dar la alarma = sound + alarm.

* dar la apariencia de = place + a veneer of.

* dar la bienvenida = welcome.

* dar la casualidad que + Indicativo = happen to + Infinitivo, chance to + Infinitivo.

* dar la cuenta atrás = count + Nombre + out.

* dar la enhorabuena = give + congratulations.

* dar la entrada para = make + a deposit on.

* dar la espalda = turn + aside.

* dar la idea = give + the impression that.

* dar la imagen = give + the impression that.

* dar la impresión = convey + impression, strike + Pronombre Personal, give + the impression that, confer + impression, come off as.

* dar la impresión de = contrive, conjure up + a picture of, come across as.

* dar la impresión de seriedad en el trabajo = appear + businesslike.

* dar la la lata = nag (at).

* dar la lata = play up.

* dar la mano = extend + Posesivo + hand.

* dar la mano derecha = give + Posesivo + right arm.

* dar la murga = be a pest.

* dar la noticia = give + the news.

* dar la opinión sobre = give + opinion on.

* dar la oportunidad = give + chance.

* dar la oportunidad de = present with + opportunities for, allow + the opportunity to.

* dar la oportunidad de expresarse libremente = give + voice to.

* dar la oportunidad de opinar = give + voice to.

* dar la puntilla a = put + an end to, bring + an end to, bring to + an end.

* dar largas = stonewall, play for + time, fob + Alguien + off with + Algo.

* dar las cosas masticadas = spoon-feeding [spoonfeeding], spoon-feed [spoon feed/spoonfeed].

* dar la sensación = give + a sense.

* dar la sensación de = give + the effect of.

* dar la señal = give + the word, give + the signal.

* dar la señal de alarma = sound + the clarion.

* dar la señal de alerta = sound + the clarion.

* dar la señal de estar listo = prompt.

* dar lástima = feel + sorry for, pity.

* dar la talla = be up to the mark, be up to scratch, measure up (to), be up to snuff, make + the cut.

* dar latigazos = lash.

* dar la vida = lay down + Posesivo + life, give + Posesivo + life.

* dar la vuelta = turn + Nombre + (a)round, flip, swing around, swing back, turn (a)round.

* dar la vuelta a = round, turn on + its head.

* dar la vuelta en el aire = give + a toss.

* darle a Alguien carta blanca = give + Nombre + a blank cheque.

* darle a Alguien un cheque en blanco = give + Nombre + a blank cheque.

* darle a la botella = booze.

* darle a la lengua = shoot + the breeze, shoot + the bull.

* darle a la manivela de arranque = turn + the crank.

* darle alas a Alguien = let + Nombre + do things + Posesivo + (own) way.

* darle al palique = gas.

* darle a Uno escalofríos por Algo desagradable = make + Nombre + flinch.

* darle caña = hurry up, get + a move on, put + pressure on.

* darle caña a = have + a go at, get + stuck into.

* dar lecciones = give + lessons.

* darle cien mil vueltas a Alguien = knock + spots off + Nombre.

* darle el puntillazo = nail it.

* darle la razón a Alguien = side in + Posesivo + favour.

* darle largas = play + Nombre + along.

* darle largas a Algo = drag + Posesivo + feet, drag + Posesivo + heels.

* darle la vuelta a la tortilla = turn + the tables (on).

* darle sopas con hondas a Alguien = knock + spots off + Nombre.

* darle una interpretación = give + interpretation.

* darle una lección a Alguien = school.

* darle una paliza a Alguien = take + Nombre + to the cleaners, give + Nombre + a beating, school.

* darle un buen repaso a Alguien = take + Nombre + to the cleaners.

* darle un repaso a = buff up on, brush up on.

* darle un repaso a Alguien = school.

* darle vueltas a = dwell on/upon.

* darle vueltas a Algo = mull over, agonise over [agonize, -USA].

* darle vueltas a la idea = toy with, toy with + idea of.

* darle vueltas a la idea de = flirt with + the idea of.

* darle vueltas a un asunto = chew + the cud.

* darle vueltas a un problema = puzzle over + problem.

* dar libertad = give + licence.

* dar libertad a un esclavo = manumit.

* dar libertad para + Infinitivo = afford + the freedom to + Infinitivo.

* dar lo mejor de Uno mismo = give of + Posesivo + best.

* dar los pasos necesarios = take + steps.

* dar los primeros pasos en = venture into.

* dar los últimos retoques a = put + the finishing touches on.

* dar lugar = produce.

* dar lugar a = cause, generate, give + rise to, mean, result (in), leave + room for, bring about, lead to, cause, open + the door to, give + cause to, give + occasion to.

* dar lugar a la reflexión = provide + food for thought.

* dar lugar a problemas = give + rise to problems.

* dar lugar a queja = evoke + complaint.

* dar lugar a rumores = fuel + rumours, give + rise to rumours.

* dar luz verde = give + green light, give + the go-ahead.

* dar mala impresión = look + bad.

* dar marcha atrás = do + an about-face, back up, backpedal [back-pedal].

* dar masaje = massage.

* dar más de sí = go further.

* dar más explicaciones = elaborate on.

* dar materia para la reflexión = provide + food for thought.

* dar mayor importancia a = give + pride of place to.

* dar media vuelta = do + an about-face.

* dar mejora (en) = give + improvement (in).

* dar menos de lo debido = shortchange.

* dar mucha importancia = put + a premium on.

* dar mucho en qué pensar = give + Nombre + much to think about, give + Nombre + a lot to think about.

* dar mucho valor a Algo = value + Nombre + highly.

* dar muestras de = show + signs of.

* dar + Nombre + una oportunidad = give + Nombre + a fair chance.

* dar notoriedad a = create + a high profile for, give + a high profile.

* dar nueva forma = reformat [re-format].

* dar nueva vida = give + Nombre + new life, give + a second life.

* dar opción = give + option.

* dar origen = mother.

* dar origen a = give + rise to, bring about, lead to, give + cause to, give + occasion to.

* dar otro paso muy importante = reach + another milestone.

* dar pábulo a = fuel, spark off.

* dar pábulo a rumores = fuel + rumours, give + rise to rumours.

* dar palos de ciego = grope (for/toward).

* dar pánico = scare + the living daylights out of, frighten + the living daylights out of, dread, scare + the hell out of.

* dar parte de = report.

* dar paso (a) = give + way (to), yield to, make + way (for).

* dar patadas en el estómago = stick in + Posesivo + craw.

* dar pavor = be scared stiff, be frightened to death, be petrified of, be terrified, scare + the living daylights out of, frighten + the living daylights out of, scare + the hell out of.

* dar pecho = breast-feeding [breastfeeding].

* dar pereza = can't/couldn't be bothered.

* dar permiso = give + permission, give + time off, grant + Alguien + leave.

* dar permiso en el trabajo = give + time off work.

* dar pie a = spark off, give + rise to, bring about, lead to, cause, open + the door to, give + cause to, give + occasion to.

* dar pisotones = stomp.

* dar pistas = throw + hints.

* dar pistas falsas = throw out + false leads.

* dar placer = give + pleasure, give + enjoyment.

* dar poderes = give + powers.

* dar por = tickle + Posesivo + fancy.

* dar por concluido = put to + bed, close + the book on.

* dar por culo = piss + Nombre + off.

* dar por descontado = take for + granted, discount.

* dar por hecho = take for + granted.

* dar por perdido = be past praying for, write off.

* dar por saldado = close + the book on.

* dar por seguro que = rest + assured that.

* dar por sentado = take for + granted.

* dar por sentado Algo que realmente no lo está = beg + the question.

* dar + Posesivo + vida = give + Posesivo + all.

* dar preferencia = give + preference.

* dar prestigio = lend + authoritativeness.

* dar prioridad = award + priority, emphasise [emphasize, -USA], give + priority, give + precedence, assign + priority, give + preference.

* dar prioridad a = give + pride of place to, place + emphasis on, prioritise [prioritize, -USA].

* dar prioridad a algo = make + a priority.

* dar problemas = play up.

* dar propina = tipping.

* dar pruebas = provide + evidence.

* dar publicidad = publicise [publicize, -USA], give + publicity.

* dar puntapiés = kick + Posesivo + feet.

* dar punzadas = throb, twinge.

* dar quebraderos de cabeza = give + headaches.

* dar que hablar = fuel + rumours, give + rise to rumours, raise + eyebrows.

* dar quehacer = make + trouble.

* dar rabia = incense, gall, peeve.

* dar razón de ser = bring + purpose.

* dar recompensa = mete out + reward.

* dar registro = accession.

* dar relevancia = give + relevance.

* dar relevancia a = create + a high profile for, give + a high profile.

* dar relevancia a Algo = put + Algo + on the agenda.

* dar resoplidos = chug.

* dar respuesta = provide + answer, elicit + answer, develop + answer.

* dar resultado = be successful, give + result, work, pay off, be a success, pay.

* dar resultados = produce + results.

* dar rienda suelta = unleash.

* dar rienda suelta a = give + free rein to, allow + vent for, give + vent to, vent.

* dar rienda suelta a + Nombre = let + Nombre + run riot.

* dar riqueza a = add + richness to.

* dar risitas = giggle.

* dar sabor = spice up, add + spice.

* dar salida a = vent.

* dar saltitos = hop, skip.

* dar sangre = donate + Posesivo + blood.

* darse = appear, occur.

* darse a = lend + Reflexivo + to.

* darse aires = strut.

* darse aires de grandeza = give + Reflexivo + such airs, aggrandise + Reflexivo.

* darse a la fuga = flee, lam (it), go into + hiding, make + a quick getaway, take to + Posesivo + heels, run off.

* darse a los demás = give of + Reflexivo.

* darse con un canto en los dientes = count + Reflexivo + lucky, think + Reflexivo + lucky, consider + Reflexivo + lucky.

* darse cuenta = become + aware, dawn on, detect, perceive, find, note, make + aware, come to + realise, wise up, reach + understanding, eye + catch, strike + home, suss (out), hit + home.

* darse cuenta de = be aware of, be cognisant of, realise [realize, -USA], sense, wake up to, sink in, become + cognisant of, see through.

* darse cuenta del peligro que = see + the danger that.

* darse cuenta de un problema = alight on + problem.

* darse de baja de una suscripción = unsubscribe.

* darse el caso que + Indicativo = happen to + Infinitivo, chance to + Infinitivo.

* darse el gusto de = indulge in.

* darse el gusto de comprar = splurge on.

* darse el lote = snog, neck.

* darse el lujo de = splurge on.

* darse golpes de pecho = beat + Posesivo + breast.

* darse golpes en el pecho = beat + Posesivo + breast.

* darse la mano = join + hands, shake + hand.

* dárselas de = fancy + Reflexivo.

* dársele Algo bien a Uno = be good at.

* dársele a Uno bien las plantas = have + a green thumb, have + green fingers.

* dársele a Uno mejor Algo = be better at.

* dársele mejor a Uno = do + best.

* darse media vuelta = turn on + Posesivo + heel.

* darse (muchos) aires = give + Reflexivo + such airs, aggrandise + Reflexivo.

* dar sentido = make + sense (out) of, make + sense of life.

* dar sentido a = make + meaningful, give + meaning to.

* dar sentido a las cosas = sense-making, meaning making.

* dar sentido a la vida = give + meaning to life.

* dar sentido a + Posesivo + vida = make + sense of + Posesivo + life.

* dar señales de = show + signs of.

* dar señales de vida = show + signs of life.

* darse por afortunado = count + Reflexivo + lucky, think + Reflexivo + lucky, consider + Reflexivo + lucky.

* darse por aludido = take + things personally, take + a hint, take + things personally, get + a hint.

* darse por derrotado = sound + note of defeat.

* darse por vencido = throw in + the towel, throw in/up + the sponge.

* darse prisa = hurry, hurry up, get on + Posesivo + running shoes, shake + a leg, hot-foot it to, make + haste, rattle + Posesivo + dags, get + a wiggle on, put + Posesivo + skates on, get + Posesivo + skates on, get + a move on.

* darse prisa con calma = make + haste slowly.

* dar servicio = service.

* darse una comilona = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on).

* darse una leche = come + a cropper.

* darse un apretón de manos = clasp + hands.

* darse una situación más esperanzadora = sound + a note of hope.

* darse un atracón = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on), stuff + Posesivo + face.

* darse una transacción económica = cash + change hands.

* darse una tripotada = make + a pig of + Reflexivo, pig out (on).

* darse una vacante = occur + vacancy.

* darse un baño de sol = sunbathe.

* darse un chapuzón = take + a dip.

* darse un descanso = give + Reflexivo + a break, rest on + Posesivo + oars.

* darse un festín de = feast on.

* darse un garbeo = mosey.

* darse un porrazo = come + a cropper.

* darse un respiro = lie on + Posesivo + oars, rest on + Posesivo + oars.

* darse un tortazo = come + a cropper.

* dar significado = imbue with + meaning.

* dar sombra = shade.

* dar su conformidad a = assent to.

* dar sugerencias = give + suggestions.

* dar terror = scare + the living daylights out of.

* dar testimonio = bear + witness, give + testimony.

* dar tiempo = give + time, donate + Posesivo + time.

* dar tiempo a Alguien = give + Nombre + some time.

* dar título = title.

* dar todo de Uno mismo = give of + Posesivo + best.

* dar todo el oro del mundo = give + Posesivo + right arm.

* dar tono = tone.

* dar trabajo = present + burden.

* dar una advertencia = raise + caveat, issue + warning.

* dar una apariencia de = provide + a semblance of, give + a semblance of.

* dar una azotaina = spank.

* dar una bofetada = cuff, slap.

* dar una bofetada a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.

* dar una buena paliza = whitewash, thrash.

* dar una cabezadita = nap, catching 10, napping.

* dar una carcajada = give + a laugh, let out + a laugh.

* dar una charla = give + address, give + a talk, give + a presentation, give + speech.

* dar una conferencia = deliver + talk, make + a speech, give + speech, deliver + lecture, give + a lecture.

* dar una contractura muscular = pull + a muscle.

* dar una cornada = gore.

* dar una excusa = give + excuse.

* dar una explicación = present + explanation.

* dar una falsa impresión = keep up + facade, put on + an act.

* dar una fiesta = give + a party.

* dar una galleta = slap.

* dar una guantada = slap.

* dar una idea = give + idea, give + glimpse, provide + an understanding.

* dar una idea de = give + a feel for, give + indication, provide + a glimpse of, give + a flavour of, be indicative of, provide + insight into, give + a picture, give + an insight into, give + an inkling of.

* dar una idea general = put in + the picture, give + a general picture, paint + a broad picture.

* dar una imagen = convey + image, present + picture, paint + a picture, present + an image, present + a picture.

* dar una imagen de = give + an impression of.

* dar una impresión = make + an impression, leave + an impression, present + an image.

* dar una impresión de = give + an impression of.

* dar una impresión equivocada = send + the wrong signals.

* dar una lección de humildad = humble.

* dar una llamada de atención = sound + a wake-up call.

* dar una norma = give + prescription.

* dar una opinión = offer + opinion.

* dar una oportunidad = give + opportunity, provide + opportunity, grant + opportunity, present + an opportunity, create + opportunity.

* dar una oportunidad a Alguien = give + Nombre + a head start.

* dar una orden = issue + command, issue + instruction.

* dar una paliza = clobber, pummel, slaughter, knock + the living daylights out of, knock + the hell out out of, whip, whitewash, thrash, wallop, lick, baste, take + a pounding, take + a beating, belt, trounce, beat + Nombre + (all) hollow.

* dar una paliza a Alguien = beat + Nombre + up, beat + Nombre + black and blue.

* dar una patada = kick, boot.

* dar una pista = give + a hint.

* dar una posibilidad = afford + opportunity.

* dar un apretón de manos = shake + hand.

* dar una rabieta = throw + a tantrum.

* dar una razón = give + reason.

* dar una respuesta = furnish + answer, frame + response.

* dar una sacudida = give + a shake, give + a jerk.

* dar una segunda oportunidad = give + a second chance.

* dar una segunda vida = give + a second life.

* dar una solución = provide + solution, develop + solution.

* dar una solución por buena que realmente no lo es = beg + the solution.

* dar un aspecto + Adjetivo = give + a + Adjetivo + look.

* dar un ataque de nervios = have + an attack of hysterics.

* dar una torta = slap.

* dar una torta a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.

* dar una tunda = trounce.

* dar una ventaja = give + Nombre + an edge.

* dar una ventaja a Alguien = give + Nombre + a head start.

* dar una visión = present + view, provide + an understanding.

* dar una visión general = give + a general picture.

* dar una visión global = give + overview, present + an overview, present + an overall picture, give + an overall picture, overview.

* dar una visión total = give + a complete picture.

* dar un aviso = make + warning.

* dar una voltereta = somersault, do + a somersault, summersault.

* dar una voz = holler.

* dar una vuelta de campana = capsize, somersault, do + a somersault, summersault.

* dar una vuelta en coche = go out for + a drive.

* dar un berrinche = throw + a tantrum.

* dar un beso de despedida = kiss + Nombre + goodbye.

* dar un bocado a = take + a bite out of.

* dar un bofetón = cuff, slap.

* dar un bofetón a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.

* dar un cachete = spank, cuff, slap.

* dar un cachete a Alguien = slap + Nombre + on the wrist.

* dar un calambre = cramp.

* dar un chillido = holler.

* dar un comienzo a = give + a start to.

* dar un coscorrón = cuff.

* dar un ejemplo = give + example.

* dar un empujón = give + a boost.

* dar un golpe = knock.

* dar un golpe por detrás = rear-end.

* dar un gran paso adelante = reach + milestone.

* dar un grito = holler.

* dar un guantazo = slap.

* dar un hachazo = hack.

* dar un hervor = parboil.

* dar un impulso = kick-start [kickstart].

* dar un lavado de cara = spruce up.

* dar un manotazo = swat at, cuff, slap.

* dar un manotazo a Alguien = give + Nombre + a slap in the face.

* dar un nivel de prioridad alto = put + Nombre + high on + Posesivo + list of priorities.

* dar un nuevo acabado = refinish.

* dar un nuevo impulso = pep up.

* dar un nuevo nombre = rename.

* dar un ojo de la cara por Algo = give + an eye-tooth for/to.

* dar unos azotes = spank.

* dar un paseo = take + a stroll, t

* * *

dar [ A25 ]

GUIA DE BUSQUEDA

■ dar (verbo transitivo)

Sentido I

A entregar

B regalar, donar

C en naipes

D

1 proporcionar

2 Música

E conferir, aportar

F

1 aplicar capa de barniz etc

2 dar: inyección etc

G

1 conceder prórroga etc

2 atribuir

3 pronosticando duración

4 dar: edad, años

H

1 expresar, decir

2 señalar, indicar

Sentido II

A producir

B rendir, alcanzar hasta

C causar, provocar

D arruinar, fastidiar

Sentido III

A presentar

B ofrecer, celebrar

C dar: conferencia

Sentido IV

A realizar la acción indicada

B dar: limpiada etc

Sentido V considerar

■ dar (verbo intransitivo)

Sentido I

A

1 entregar

2 en naipes

B ser suficiente, alcanzar

C

1 dar a: puerta etc

2 llegar hasta

3 estar orientado hacia

D comunicar

E arrojar un resultado

F importar

Sentido II

A

1 pegar, golpear

2 darle a algo: tarea

3 darle a algo: hacer uso de

4 acertar

B

1 darle a algo: accionar

2 mover

C

1 indicando insistencia

2 instando a alguien a hacer algo

D dar con

Sentido III

A acometer, sobrevenir

B

1 darle a alguien por algo

2 darle a alguien con algo

C dar en

D dar: sol, viento, luz

E acabar

■ darse (verbo pronominal)

Sentido I

A producirse

B ocurrir

C resultar

Sentido II

A dedicarse, entregarse

B tratarse, ser sociable

Sentido III

A realizar la acción indicada

B

1 golpearse, pegarse

2 darse (de) golpes

3 darse (de) patadas etc

Sentido IV considerarse

vt

Sentido I

A (entregar) to give

dale las llaves a Jaime give the keys to Jaime, give Jaime the keys

se las di a Jaime I gave them to Jaime

dale esto a tu madre de mi parte give this to your mother from me

deme un kilo de peras can I have a kilo of pears?

500 dólares ¿quién da más? any advance on 500 dollars?

dar algo A + INF:

da toda la ropa a planchar/lavar she sends all her clothes to be ironed/washed, she has all her ironing/washing done for her

comer¹ vi A 2. (↑ comer (1)), conocer, entender¹ vt A 2. (↑ entender (1)), mamar

B (regalar, donar) to give

¿me lo prestas? — te lo doy, yo no lo necesito can I borrow it? — you can have it o keep it, I don't need it

a mí nunca nadie me dio nada nobody's ever given me anything

daría cualquier cosa por que así fuera I'd give anything o ( colloq) I'd give my right arm for that to be the case

donde las dan las toman two can play at that game

estarlas dando ( Chi fam): entremos sin pagar, aquí las están dando let's just walk in without paying, they're asking for it ( colloq)

con ese profesor las están dando they get away with murder with that teacher ( colloq)

para dar y tomar or vender: coge los que quieras, tengo para dar y tomar or vender take as many as you want, I have plenty to spare o ( colloq) I've stacks of them

C (en naipes) to deal

¡me has dado unas cartas horribles! you've dealt o given me a terrible hand

D

1 (proporcionar) ‹fuerzas/valor/esperanza› to give

sus elogios me han dado ánimos his praise has given me encouragement o has encouraged me

eso me dio la idea para el libro that's where I got the idea for the book, that's what gave me the idea for the book

me dio un buen consejo she gave me some useful advice

mi familia no pudo darme una carrera my family weren't in a position to send me to o put me through university o to give me a university education

es capaz de robar si le dan la ocasión given the chance he's quite capable of stealing

pide que te den un presupuesto/más información ask them to give you o supply you with an estimate/more information

2 ( Música) to give

¿me das el la? can you give me an A?

E (conferir, aportar) ‹sabor/color/forma› to give

las luces le daban un ambiente festivo a la plaza the lights gave the square a very festive atmosphere, the lights lent a very festive atmosphere to the square

les dio forma redondeada a las puntas he rounded off the ends

necesita algo que le dé sentido a su vida he needs something that will give his life some meaning

F

1 (aplicar) ‹capa de barniz/mano de pintura› to give

dale otra capa de barniz/otra mano de pintura give it another coat of varnish/paint

hay que darle cera al piso we have to wax the floor

dale una puntada para sujetarlo put a stitch in to hold it

2 ‹inyección/lavativa/sedante› to give, administer ( frml); ‹masaje› to give

G

1 (conceder) ‹prórroga/permiso› to give

te doy hasta el jueves I'll give you until Thursday

¿quién te ha dado permiso para entrar allí? who gave you permission to go in there?, who said you could go in there?

si usted nos da permiso with your permission, if you will allow us

el dentista me ha dado hora para el miércoles I have an appointment with the dentist on Wednesday

dan facilidades de pago they offer easy repayment facilities o terms

nos dieron el tercer premio we won o got third prize, we were awarded third prize

al terminar el cursillo te dan un diploma when you finish the course you get a diploma

2

(atribuir): no le des demasiada importancia don't attach too much importance to it

yo le doy otra interpretación a ese pasaje I see o interpret that passage in a different way

tuvieron que darme la razón they had to admit I was right

3 (pronosticando duración) to give

no le dan ni dos meses de vida they've given him less than two months to live

no le doy ni un mes a esa relación I don't think they'll last more than a month together

4

( RPl) ‹edad/años› ¿cuántos años or qué edad le das? how old do you think o reckon she is?

yo no le daba más de 28 I didn't think he was more than 28

H

1

(expresar, decir): ¿le diste las gracias? did you thank him?, did you say thank you?

no me dio ni los buenos días she didn't even say hello

dales recuerdos de mi parte give/send them my regards

darle la bienvenida a algn to welcome sb

tenemos que ir a darles el pésame we must go and offer our condolences

me gustaría que me dieras tu parecer or opinión I'd like you to give me your opinion

le doy mi enhorabuena I'd like to congratulate you

¿me da la hora, por favor? have you got the time, please?

me tocó a mí darle la noticia I was the one who had to break the news to him

te han dado una orden you've been given an order, that was an order

han dado orden de desalojar el edificio they've ordered that the building be vacated

2

(señalar, indicar): me da ocupado or ( Esp) comunicando the line's busy o ( BrE) engaged

el reloj dio las cinco the clock struck five

muestra

Sentido II

A

(producir): estos campos dan mucho grano these fields have a high grain yield

esta estufa da mucho calor this heater gives out a lot of heat

esta clase de negocio da mucho dinero there's a lot of money in this business

esos bonos dan un 7% those bonds give a yield of 7%

los árboles han empezado a dar fruto the trees have begun to bear fruit

no le pudo dar un hijo she was unable to bear o give him a child

B

(rendir, alcanzar hasta): ¿cuánto da ese coche? how fast can that car go?

da 150 kilómetros por hora it can do o go 150 kilometers an hour

ha dado todo lo que el público esperaba de él he has lived up to the public's expectations of him

el coche venía a todo lo que daba the car was traveling at full speed

ponen la radio a todo lo que da they turn the radio on full blast

C

(causar, provocar): la comida muy salada da sed salty food makes you thirsty

¡estos críos dan tanto trabajo! these kids are such hard work!

(+ me/te/le etc): ¿no te da calor esa camisa? aren't you too warm in that shirt?

el vino le había dado sueño the wine had made him sleepy

me da mucha pena verla tan triste I can't bear o it hurts me to see her so sad

¡qué susto me has dado! you gave me such a fright!

me da no sé qué que se tenga que quedar sola I feel a bit funny about leaving her on her own

este coche no me ha dado problemas this car hasn't given me any trouble

ver tb asco, hambre, miedo, etc dar QUE + INF:

el jardín da muchísimo que hacer there's always such a lot to do in the garden

los niños dan que hacer children are a lot of work

lo que dijo me dio que pensar what he said gave me plenty of food for thought o plenty to think about

ver tb dar vi Sense III A.

D ( Esp fam) (arruinar, fastidiar) to spoil, ruin

Isabelita nos dio la noche we had an awful night thanks to little Isabel

Sentido III

A

(presentar): ¿qué dan esta noche en la tele? what's on TV tonight? ( colloq)

en el cine Avenida dan una película buenísima there's a really good movie on at the Avenida, they're showing a really good movie at the Avenida

ayer fuimos al teatro, daban una obra de Calderón we went to the theater yesterday, it was a play by Calderón

va a dar un concierto el mes que viene he's giving a concert next month

deja de gritar así, estás dando un espectáculo stop shouting like that, you're making a spectacle of yourself

B (ofrecer, celebrar) ‹fiesta› to give; ‹baile/banquete› to hold

C ‹conferencia› to give

dar examen (CS); to take o ( BrE) sit an exam

ver tb clase¹ f E. (↑ clase (1))

Sentido IV

A

(realizar la acción indicada): dieron lectura al comunicado they read out the communiqué

estuvo dando cabezadas durante toda la película he kept nodding off all through the film

dio un grito/un suspiro she shouted/sighed, she gave a shout/heaved a sigh

dio un paso atrás/adelante he took a step back/forward

(+ me/te/le etc): dame un beso/abrazo give me a kiss/hug

me dio un tirón del pelo he pulled my hair

golpe, paseo, vuelta, etc

dársela a algn ( Esp fam); to take sb in, put one over on sb

dárselas a algn ( Chi fam); to beat sb up

B

‹limpiada/barrida/planchazo› con que le des una enjuagada alcanza just a quick rinse will do

hay que darle una barrida al suelo de la cocina the kitchen floor needs a sweep o needs sweeping

quiero darle otra leída a este capítulo ( AmL); I want to run o read through this chapter again

Sentido V (considerar) dar algo/a algn POR algo:

lo dieron por muerto they gave him up for dead

doy por terminada la sesión I declare the session closed

ese tema lo doy por sabido I'm assuming you've already covered that topic

si le has prestado dinero ya lo puedes dar por perdido if you've lent him money you can kiss it goodbye

¿eso es lo que quieres? ¡dalo por hecho! is that what you want? consider it done! o ( AmE colloq) you got it!

si apruebo daré el tiempo por bien empleado if I pass it will have been time well spent

sentado

■ dar

vi

Sentido I

A

1

(entregar): dame, yo te lo coso let me have it o give it here, I'll sew it for you

no puedes con todo, dame que te ayudo you'll never manage all that on your own, here, let me help you

¿me das para un helado? can I have some money for an ice cream?

2 (en naipes) to deal

te toca dar a ti it's your deal, it's your turn to deal

B (ser suficiente, alcanzar) dar PARA algo/algn:

este pollo da para dos comidas this chicken is enough o will do for two meals

con una botella no da para todos one bottle's not enough to go round

da para hablar horas y horas you could talk about it for hours

(+ me/te/le etc): eso no te da ni para un chicle you can't even buy a piece of chewing gum with that

no le da la cabeza para la física he hasn't much of a head for physics

no me dio (el) tiempo I didn't have time

dar de sí to stretch

me quedan un poco ajustados, pero ya darán de sí they're a bit tight on me, but they'll stretch o give

¡cuánto ha dado de sí esa botella de jerez! that bottle of sherry's gone a long way!

¡qué poco dan de sí seis euros! six euros don't go very far!

el pobre ya no da más de sí the poor guy's fit to drop

no dar para más: su inteligencia no da para más that's as much as his brain can cope with

yo me voy, esto ya no da para más I'm leaving, this is a waste of time

ya no da para más or (CS) ya no da más de tanto trabajar he's worked himself into the ground

estoy que no doy más I'm all in ( colloq), I'm shattered o dead beat ( colloq), I'm pooped ( AmE colloq)

C dar a

1 «puerta/habitación» (comunicar con) to give on to

la puerta trasera da a un jardín/a la calle Palmar the back door opens o gives onto a garden/onto Palmar Street

todas las habitaciones dan a un patio all the rooms look onto o give onto a courtyard

2 (llegar hasta) «río» to go o flow into; «camino/sendero» to lead to

la calle va a dar directamente a la playa the street goes right down o leads straight to the beach

3 «fachada/frente» (estar orientado hacia) to face

la fachada principal da al sur the main facade faces south

la terraza da al mar the balcony overlooks o faces the sea

D

( RPl) (comunicar) darle a algn CON algn: ¿me das con Teresa, por favor? can I speak to Teresa, please?

en seguida le doy con el señor Seco I'll just put you through to Mr Seco

E

(arrojar un resultado): ¿cuánto da la cuenta? what does it come to?

a mí me dio 247 ¿y a ti? I made it (to be) 247, how about you?

el análisis le dio positivo/negativo her test was positive/negative

F

(importar): ¿cuál prefieres? — da igual which do you prefer? — I don't mind

da lo mismo, ya iremos otro día it doesn't matter, we'll go another day

(+ me/te/le etc): ¿el jueves o el viernes? — a mí me da igual Thursday or Friday? — I don't mind o it doesn't matter o it doesn't make any difference to me o it's all the same to me

la sopa se ha enfriado un poco — ¡qué más da! the soup's gone a bit cold — never mind o it doesn't matter

¿qué más da un color que otro? surely one color is as good as another!, what difference does it make what color it is?

(+ me/te/le etc): ¡qué más le da a él que otros tengan que hacer su trabajo! what does he care if others have to do his work?

¿y a ti qué más te da si él viene? what difference does it make to you if he comes?, what's it to you if he comes? ( colloq)

no quiere venir — tanto da she doesn't want to come — it makes no difference o so what?

(+ me/te/le etc): ¿a qué hora quieren cenar? — tanto nos da what time do you want to have dinner? — it's all the same to us o whenever

Sentido II

A

1 (pegar, golpear) (+ me/te/le etc):

le dio en la cabeza it hit him on the head

dale al balón con fuerza kick the ball hard

¡te voy a dar yo a ti como no me obedezcas! you're going to get it from me if you don't do what I say ( colloq)

le dio con la regla en los nudillos she rapped his knuckles with the ruler

cuando te agarren te van a dar de palos when they get you they're going to give you a good beating

2 ( fam) (a una tarea, asignatura) darle A algo:

me pasé todo el verano dándole al inglés I spent the whole summer working on o studying my English ( colloq)

vas a tener que darle más fuerte si quieres aprobar you're going to have to push yourself harder o put more effort into it if you want to pass

quiero darle un poco más a esta traducción antes de irme I want to do a bit more work on this translation before I go

3 ( fam) (hacer uso de) darle A algo:

¡cómo le da al vino! he really knocks back o ( AmE) down the wine ( colloq)

¡cómo le han dado al queso! ¡ya casi no queda! they've certainly been at the cheese, there's hardly any left! ( colloq)

¡cómo les has dado a estos zapatos! you've really been hard on these shoes!, you've worn these shoes out quickly!

lengua

4 (acertar) to hit

dar en el blanco/el centro to hit the target/the bull's-eye

clavo

B

1 (accionar) darle A algo:

dale a esa palanca hacia arriba push that lever up

le dio al interruptor she flicked the switch

le di a la manivela I turned the handle

dale al pedal press the pedal

tienes que darle a este botón/esta tecla you have to press this button/key

2 (mover) (+ compl):

dale al volante hacia la derecha turn the wheel to the right

dale para atrás ( Auto) back up

C

1 ( fam)

(indicando insistencia): ¡y dale! ya te he dicho que no voy there you go again! I've told you I'm not going ( colloq)

estuvo todo el día dale que dale con el clarinete he spent the whole day blowing away on his clarinet

¡y dale con lo de la edad! ¿qué importa eso? stop going on about her age! what does it matter?

¡dale que te pego! ( fam): he estado toda la mañana dale que te pego con esto I've been slaving away at this all morning

yo quiero olvidarlo y él ¡dale que te pego con lo mismo! I want to forget about it and he keeps on and on about it o he keeps banging on about it

2

( RPl fam) (instando a algn a hacer algo): dale, metete, el agua está lindísima come on, get in, the water's lovely

dale, prestámelo come on o go on, lend it to me

D dar con (encontrar) to find

por mucho que buscaron no dieron con él although they searched high and low they couldn't find him

creo que ya he dado con la solución I think I've hit upon o found the solution

cuando uno no da con la palabra adecuada when you can't come up with o find the right word

Sentido III

A (acometer, sobrevenir) (+ me/te/le etc):

le dio un mareo she felt dizzy

le dio un infarto he had a heart attack

como no se calle, me va a dar algo ( fam); if you don't shut up, I'm going to have a fit ( colloq)

¡me da una indignación cuando hace esas cosas …! I feel so angry when he does those things!

me da que ya no vienen ( fam); I have a (funny o sneaky) feeling they're not coming ( colloq)

ver tb dar vt Sense II C., escalofrío, frío² m B. (↑ frío (2)), gana, impresión, etc

B (hablando de ocurrencias, manías)

1 darle a algn POR algo:

le ha dado por decir que ya no lo quiero he's started saying that I don't love him any more

le ha dado por beber he's taken to drink, he's started drinking

le ha dado por el yoga she's got into yoga

¡menos mal que me dio por preguntar por cuánto saldría! it's just as well it occurred to me to ask o I thought to ask how much it would be!

darle a algn por ahí ( fam): ¿ahora hace pesas? — sí, le ha dado por ahí is he doing weights now? — yes, that's his latest craze o that's what he's into now

¿por qué lo hiciste? — no sé, me dio por ahí why did you do it? — I don't know, I just felt like it

cualquier día le da por ahí y la deja one of these days he'll just up and leave her

2 darle a algn CON algo:

le ha dado con que me conoce he's got it into his head he knows me

C dar en

(tender a): ha dado en salir acompañada por galanes jóvenes she has taken to being escorted in public by handsome young men

ha dado en esta locura she has got this crazy idea into her head

lo que se ha dado en llamar `drogodependencia' what has come to be known as `drug-dependence'

D

«sol/viento/luz»: aquí da el sol toda la mañana you get the sun all morning here

siéntate aquí, donde da el sol sit down here in the sun

en esa playa da mucho el viento it's very windy on that beach

la luz le daba de lleno en los ojos the light was shining right in his eyes

E

(acabar): ir/venir a dar: la pelota había ido a dar al jardín de al lado the ball had ended up in the next door garden

¿cómo habrá venido a dar esto aquí? how on earth did this get here?

■ darse

v pron

Sentido I

A (producirse) to grow

en esta zona se da bien el trigo wheat grows well in this area

B

(ocurrir) «caso/situación»: bien podría darse una situación así this kind of situation could well arise o occur

se dio la circunstancia de que la alarma estaba desconectada the alarm happened to be disconnected

para esto se tienen que dar las siguientes circunstancias this requires the following conditions

¿qué se da? ( fam); what's going on o happening? ( colloq)

C (resultar) (+ me/te/le etc):

se le dan muy bien los idiomas she's very good at languages

¿cómo se te da a ti la costura? how are you at sewing?, how's your sewing?

Sentido II

A (dedicarse, entregarse) darse A algo:

se dio a la bebida she took to drink, she hit the bottle ( colloq)

se da a la buena vida he spends his time having fun o living it up

se ha dado por entero a su familia/a la causa she has devoted herself entirely to her family/to the cause

B

( RPl) (tratarse, ser sociable) darse CON algn: no se da con la familia del marido she doesn't have much to do with her husband's family

Sentido III

A ( refl)

(realizar la acción indicada): voy a darme una ducha I'm going to take o have a shower

vamos a darnos un banquete we're going to have a feast

dárselas de algo: se las da de que sabe mucho he likes to make out he knows a lot

va dándoselas de rico y no tiene un duro he makes out he's rich but he hasn't got a penny

¿pero ése de qué se las da? si es un obrero como tú y yo who does he think he is? he's just another worker like you and me

no te las des de listo don't act so smart

B

1

(golpearse, pegarse): se dio con el martillo en el dedo he hit his finger with the hammer

no te vayas a dar con la cabeza contra el techo don't hit o bang your head on the ceiling

se dieron contra un árbol they crashed o went into a tree

se va a dar un golpe en la cabeza/espalda he's going to hit o bump his head/hit his back

se dio con la nariz or de narices contra la puerta he ran/walked straight into the door, he went smack into the door ( colloq)

2 ( refl):

darse (de) golpes to hit oneself

¡podría darme (de) patadas! I could kick myself!

3 ( recípr):

se estaban dando (de) patadas/tortazos en plena calle they were kicking/punching each other right there on the street

Sentido IV (considerarse) darse POR algo:

con eso me daría por satisfecha I'd be quite happy with that

no se dará por vencida hasta que lo consiga she won't give up until she gets it

puedes darte por contento de haber salido con vida you can count yourself lucky you weren't killed

no quiere darse por enterado he doesn't want to know

aludir vi 1. (↑ aludir)

* * *

dar ( conjugate dar) verbo transitivo
1
a) ( entregar) to give;

◊ dale las llaves a Pedro give the keys to Pedro;

déme un kilo de peras can I have a kilo of pears?;
See Also→ conocer verbo transitivo 3 b, entender verbo transitivo
b) ‹cartas/mano› to give

2
a) (donar, regalar) ‹sangre/limosna› to give;

◊ me dio su reloj she gave me her watch

b) ( proporcionar) ‹fuerzas/valor/esperanza› to give;

‹información/idea› to give
3
a) (conferir, aportar) ‹sabor/color/forma› to give

b) ( aplicar) ‹mano de pintura/barniz› to give

c) ‹sedante/masaje› to give

4 ( conceder) ‹prórroga/permiso› to give;
◊ el dentista me dio hora para el miércoles I have an appointment with the dentist on Wednesday;

nos dieron un premio we won o got a prize
5
a) (expresar, decir) ‹parecer/opinón› to give;

◊ ¿le diste las gracias? did you thank him?, did you say thank you?;

dales saludos give/send them my regards;
tuve que darle la noticia I was the one who had to break the news to him
b) (señalar, indicar): me da ocupado or (Esp) comunicando the line's busy o (BrE) engaged;

◊ el reloj dio las cinco the clock struck five

1
a) ( producir) ‹fruto/flor› to bear;

‹ dividendos› to pay;
◊ un negocio que da mucho dinero a business which makes a lot of money

b) (AmL) ( alcanzar hasta):

◊ da 150 kilómetros por hora it can do o go 150 kilometres an hour;

venía a todo lo que daba it was travelling at full speed;
ponen la radio a todo lo que da they turn the radio on full blast
2 (causar, provocar) ‹placer/susto› to give;
‹ problemas› to cause;
◊ dar trabajo to be hard work;

el calor le dio sueño/sed the heat made him sleepy/thirsty
1 ( presentar) ‹ concierto› to give;
◊ ¿qué dan esta noche en la tele? what's on TV tonight? (colloq);

¿dónde están dando esa película? where's that film showing?
2
a) ‹fiesta/conferencia› to give;

‹baile/banquete› to hold;
‹ discurso› (AmL) to make
b) (CS) ‹ examen› to take o (BrE) sit;

ver tb clase 4
( realizar la accion que se indica) ‹ grito› to give;
◊ dar un paso atrás to take a step back;

dame un beso give me a kiss;
ver tb golpe, paseo, vuelta, etc
( considerar) dar algo/a algn por algo:
◊ lo dieron por muerto they gave him up for dead;

ese tema lo doy por sabido I'm assuming you've already covered that topic;
¡dalo por hecho! consider it done!
verbo intransitivo
1
◊ dar a [ puerta] to give onto, open onto;

[ventana/balcón] to look onto, give onto;
[fachada/frente] to face
2 (ser suficiente, alcanzar) dar para algo/algn to be enough for sth/sb;
◊ no me dio (el) tiempo I didn't have time;

dar de sí ‹zapatos/jersey› to stretch
3 ( arrojar un resultado):
◊ el análisis le dio positivo her test was positive;

¿cuánto da la cuenta? what does it come to?;
a mí me dio 247 I made it (to be) 247
4 ( importar):
◊ da lo mismo it doesn't matter;

¡qué más da! what does it matter!;
¿qué más da? what difference does it make?;
me da igual I don't mind
5 ( en naipes) to deal
1
a) (pegar, golpear): darle a algn to hit sb;

( como castigo) to smack sb;
◊ dale al balón kick the ball;

el balón dio en el poste the ball hit the post
b) ( acertar) to hit;

◊ dar en el blanco to hit the target

2 (accionar, mover) darle a algo ‹a botón/tecla› to press sth;
‹ a interruptor› to flick sth;
‹a manivela/volante› to turn sth
3
◊ dar con ( encontrar) ‹ persona› to find;

‹ solución› to hit upon, find;
‹ palabra› to come up with
4 (hablando de manías, ocurrencias) darle a algn por hacer algo ‹por pintar/cocinar› to take to doing sth;
◊ le ha dado por decir que … he's started saying that …

5 [sol/luz]:
◊ aquí da el sol toda la mañana you get the sun all morning here;

la luz le daba de lleno en los ojos the light was shining right in his eyes
darse verbo pronominal
1 ( producirse) [fruta/trigo] to grow
2 ( presentarse) [oportunidad/ocasión] to arise
3 ( resultar) (+ me/te/le etc):
◊ se le dan los idiomas she's good at languages

a) ( refl) ( realizar lo que se indica) ‹ducha/banquete› to have;

◊ dárselas de algo: se las da de valiente/de que sabe mucho he likes to make out he's brave/he knows a lot;

dárselas de listo to act smart
b) (golpearse, pegarse):

◊ se dio con el martillo en el dedo he hit his finger with the hammer;

se dieron contra un árbol they crashed into a tree;
se dio dar un golpe en la rodilla he hit his knee
( considerarse) darse por algo:
◊ con eso me daría por satisfecha I'd be quite happy with that;

ver tb aludir a, enterado 1
dar
I verbo transitivo
1 to give: dame la mano, hold my hand
2 (conceder) to give: mi padre me dio permiso, my father gave me permission
le doy toda la razón, I think he is quite right
3 (transmitir una noticia) to tell
(un recado, recuerdos) to pass on, give
dar las gracias, to thank
4 (retransmitir u ofrecer un espectáculo) to show, put on
5 (organizar una fiesta) to throw, give
6 (producir lana, miel, etc) to produce, yield
(fruto, flores) to bear
(beneficio, interés) to give, yield
7 (causar un dolor, malestar) dar dolor de cabeza, to give a headache
(un sentimiento) dar pena, to make sad
le da mucha vergüenza, he's very embarrassed
8 (proporcionar) to provide: su empresa da trabajo a cincuenta personas, his factory gives work to fifty people
9 (una conferencia, charla) to give
(impartir clases) to teach
(recibir una clase) to have
US to take
10 (presentir) me da (en la nariz/en el corazón) que eso va a salir bien, I have a feeling that everything is going to turn out well
11 (estropear) to ruin: me dio la noche con sus ronquidos, he spoilt my sleep with his snoring
12 (abrir el paso de la luz) to switch on
(del gas, agua) to turn on
13 (propinar una bofetada, un puntapié, etc) to hit, give
14 (aplicar una mano de pintura, cera) to apply, put on
(un masaje, medicamento) to give
15 (considerar) dar por, to assume, consider: lo dieron por muerto, he was given up for dead
ese dinero lo puedes dar por perdido, you can consider that money lost
dar por supuesto/sabido, to take for granted, to assume
16 (la hora, un reloj) to strike: aún no habían dado las ocho, it was not yet past eight o'clock
17 (realizar la acción que implica el objeto) dar un abrazo/susto, to give a hug/fright
dar un paseo, to go for a walk
dar una voz, to give a shout
II verbo intransitivo
1 (sobrevenir) le dio un ataque de nervios, she had an attack of hysterics
2 dar de comer/cenar, to provide with lunch/dinner 3 dar a, (mirar, estar orientado a) to look out onto, to overlook
(una puerta) to open onto, lead to: esa puerta da al jardín, this door leads out onto the garden 4 dar con, (una persona, objeto) to come across: no fuimos capaces de dar con la contraseña, we couldn't come up with the password
dimos con él, we found him 5 dar de sí, (una camiseta, bañador) to stretch, give 6 dar en, to hit: el sol me daba en los ojos, the sun was (shining) in my eyes 7 dar para, to be enough o sufficient for: ese dinero no me da para nada, this money isn't enough for me
♦ Locuciones: dar a alguien por: le dio por ponerse a cantar, she decided to start singing
le dio por nadar, he got it into his head to go swimming
dar a entender a alguien que..., to make sb understand that...
dar la mano a alguien, to shake hands with sb
dar para: el presupuesto no da para más, the budget will not stretch any further
dar que hablar, to set people talking
dar que pensar: el suceso dio que pensar, the incident gave people food for thought
dar a conocer, (noticia) to release
' dar' also found in these entries:
Spanish:
abasto
- abrigar
- acelerón
- acertar
- acogerse
- acomodar
- acreditar
- admitir
- aflojar
- agradecer
- alarma
- albergue
- alcance
- alerta
- alimentar
- alojamiento
- alta
- amagar
- apetecer
- apurar
- armar
- asesorar
- atinar
- baño
- batalla
- blanca
- blanco
- bola
- bote
- brazo
- brinco
- buena
- bueno
- cabezada
- cabida
- cada
- calabaza
- calentar
- callar
- callada
- callo
- campanada
- cancha
- cante
- cara
- carpetazo
- carrete
- casar
- chivatazo
- citar
English:
about-face
- about-turn
- act up
- advance
- amplify
- announce
- around
- attach
- attest
- back
- backpedal
- barge into
- bear
- beat
- beat up
- beg
- begrudge
- birth
- block
- bluster
- bolster
- bop
- boss about
- boss around
- bother
- bounce
- bound
- breast-feed
- brief
- buff
- bull's-eye
- butt
- call
- chase down
- checkmate
- cheer
- chime
- circle
- clout
- coach
- come across
- credence
- day
- deal
- death
- deliver
- deposit
- direct
- discharge
- disgust

* * *

dar

♦ vt

1. [entregar, otorgar] to give;

dar algo a alguien to give sth to sb, to give sb sth;

da parte de sus ingresos a los necesitados she gives o donates part of her income to the poor;

dame el azúcar, por favor could you pass o give me the sugar, please?;

¡dámelo! give it to me!, give me it!;

se lo di a mi hermano I gave it to my brother;

daría cualquier cosa por saber lo que piensa I'd give anything to know what he's thinking

2. [pagar] to give;
[ofrecer en pago] to offer;
¿cuánto te dieron por la casa? how much did they give you for the house?;

el concesionario me da 2.000 euros por la moto vieja the dealer's offering 2,000 euros for my old motorbike;

300 dólares, ¿quién da más? [en subasta] is there any advance on 300 dollars?

3. [proporcionar] to give, to provide with;

la salsa le da un sabor muy bueno the sauce gives it a very pleasant taste, the sauce makes it taste very nice;

este color le da un aspecto diferente a la habitación this colour makes the room look different;

le di instrucciones de cómo llegar a casa I gave her directions for getting to my house;

no nos dio ninguna explicación sobre su ausencia he didn't give us o provide us with any explanation for his absence;

le dimos ánimos para que siguiera con su trabajo we encouraged her to continue with her work;

su familia hizo un gran esfuerzo por darle estudios universitarios his family went to a great deal of effort to enable him to go to university

4. [conceder] to give;

le han dado el Premio Nobel she has been awarded o given the Nobel Prize;

le dieron una beca he was awarded o given a grant;

yo no le daría demasiada importancia I wouldn't attach too much importance to it;

al final me dieron la razón in the end they accepted that I was right;

le dieron una semana más para presentar el informe they gave o allowed him one more week to hand in the report;

me dieron permiso para ir al médico I got o was allowed time off work to go to the doctor;

¿da su permiso para entrar? may I come in?;

nos dieron facilidades de pago they offered us easy payment terms;

los médicos no le dan más de seis meses de vida the doctors don't give him more than six months (to live);

¿qué interpretación das a este descubrimiento? how would you interpret this discovery?

5. [decir]
dar los buenos días to say hello;

dar la bienvenida a alguien to welcome sb;

le di las gracias por su ayuda I thanked her for her help;

fuimos a darles el pésame we went to offer them our condolences;

dale recuerdos de mi parte give him my regards, say hello to him from me;

dale la enhorabuena give her my congratulations;

me dio su opinión al respecto he gave me his opinion on the matter;

¿quién le dará la noticia? who's going to tell o give her the news?

6. [producir] to give, to produce;
[frutos, flores] to bear; [beneficios, intereses] to yield;
estas vacas dan mucha leche these cows produce a lot of milk;

esta cuenta da un 5 por ciento de interés this account offers a 5 percent interest rate, this account bears interest at 5 percent;

esta lámpara da mucha luz this light is very bright;

le dio tres hijos she bore him three children

7. [provocar] to give;

me da vergüenza/pena it makes me ashamed/sad;

me da risa it makes me laugh;

me da miedo it frightens me;

¡me da una rabia que me traten así! it infuriates me that they should treat me in this way!;

me dio un susto tremendo she gave me a real fright;

el viaje me dio mucho sueño the journey made me really sleepy;

da gusto leer un libro tan bien escrito it's a pleasure to read such a well-written book;

los cacahuetes dan mucha sed peanuts make you very thirsty;

este paseo me ha dado hambre this walk has made me hungry o given me an appetite;

estas botas dan mucho calor these boots are very warm

8. [luz, agua, gas] [encender] to turn o switch on;
[suministrar por primera vez] to connect; [suministrar tras un corte] to turn back on
9. [fiesta, cena] to have, to hold;

dar una cena en honor de alguien to hold o give a dinner in sb's honour;

darán una recepción después de la boda there will be a reception after the wedding

10. [en naipes] [repartir] to deal

11. [sujeto: reloj] to strike;

el reloj dio las doce the clock struck twelve

12. Cine, Teatro & TV to show;
[concierto, interpretación] to give;
¿qué dan esta noche en la tele? – dan una película del oeste what's on the TV tonight? – they're showing a western o there's a western on;

dieron la ceremonia en directo they broadcast the ceremony live

13. [propinar]
le di una bofetada I slapped him, I gave him a slap;

dio una patada a la pelota he kicked the ball;

darle un golpe/una puñalada a alguien to hit/stab sb

14. [untar con, aplicar]
dar una capa de pintura al salón to give the living-room a coat of paint;

dar barniz a una silla to varnish a chair

15. [señales, indicios] to show;

dar pruebas de sensatez to show good sense;

dar señales de vida to show signs of life

16. [enseñar] to teach;
[conferencia] to give;
dar inglés/historia to teach English/history;

dio una clase muy interesante she gave a very interesting class;

mañana no daremos clase there won't be a class tomorrow

17. Esp [recibir] [clase] to have;

doy clases de piano con una profesora francesa I have piano classes with a French piano teacher;

doy dos clases de francés a la semana I have two French classes a week

18. [expresa acción]
dar un grito to give a cry;

dar un suspiro to sigh, to give a sigh;

dar un vistazo a to have a look at;

dio lectura a los resultados de la elección she read out the election results;

cuando se enteró de la noticia, dio saltos de alegría when he heard the news, he jumped for joy;

voy a dar un paseo I'm going (to go) for a walk

19. Esp Fam [fastidiar] to ruin;

es tan pesado que me dio la tarde he's so boring that he ruined the afternoon for me;

el bebé nos da las noches con sus lloros the baby never lets us get a decent night's sleep

20. [considerar]
dar algo por to consider sth as;

eso lo doy por hecho I take that for granted;

doy por sentado que vendrás a la fiesta I take it for granted that o I assume you'll be coming to the party;

doy por explicado este periodo histórico that's all I want to say about this period of history;

doy esta discusión por terminada I consider this discussion to be over;

dar a alguien por muerto to give sb up for dead

21. Fam [presentir]
me da que no van a venir I have a feeling they're not going to come

22. RP [inyección] to give

23. Comp

donde las dan las toman you get what you deserve;

no dar una to get everything wrong

♦ vi

1. [en naipes] [repartir] to deal;

me toca dar a mí it's my deal

2. [entregar]
dame, que ya lo llevo yo give it to me, I'll carry it

3. [horas] to strike;

dieron las tres three o'clock struck

4. [golpear]
le dieron en la cabeza they hit him on the head;

la piedra dio contra el cristal the stone hit the window;

como no te portes bien, te voy a dar if you don't behave, I'll smack you

5. [accionar]
dar a [llave de paso] to turn;
[botón, timbre] to press;
dale al control remoto hit the remote control;

dale al pedal press down on the pedal;
Informát
dale a la tecla de retorno hit o press return;

dale a la manivela turn the handle

6. [estar orientado]
dar a [sujeto: ventana, balcón] to look out onto, to overlook;
[sujeto: pasillo, puerta] to lead to; [sujeto: casa, fachada] to face;
todas las habitaciones dan al mar all the rooms look out onto o face the sea

7. [sujeto: luz, viento]
el sol daba de lleno en la habitación the sunlight was streaming into the room;

la luz me daba directamente en la cara the light was shining directly in my face;

aquí da mucho viento it's very windy here

8. [encontrar]
dar con algo/alguien to find sth/sb;

he dado con la solución I've hit upon the solution

9. [proporcionar]
dar de beber a alguien to give sb something to drink;

da de mamar a su hijo she breast-feeds her son

10. [ser suficiente]
dar para to be enough for;

Comp

no dar ni para pipas: ¡eso no te da ni para pipas! that's not even enough to buy a bag of peanuts!

11. [motivar]
esta noticia va a dar mucho que hablar this news will set people talking;

aquello me dio que pensar that made me think

12. [importar]
¡y a ti qué más te da! what's it to you?;

me da igual o [m5] lo mismo it's all the same to me, I don't mind o care;

no vamos a poder ir al cine – ¡qué más da! we won't be able to go to the cinema – never mind!;

y si no lo conseguimos, ¿qué más da? if we don't manage it, so what?;

¡qué más da quién lo haga con tal de que lo haga bien! what does it matter o what difference does it make who does it as long as they do it properly?;

lo siento, no voy a poder ayudar – da igual, no te preocupes I'm sorry but I won't be able to help – it doesn't matter, don't worry;

¿vamos o nos quedamos? – da lo mismo should we go or should we stay? – it doesn't make any difference

13. [acertar]
dio en el blanco she hit the target;

diste en el blanco, hay que intentar reducir las pérdidas you hit the nail on the head, we have to try and reduce our losses

14. [tomar costumbre]
le ha dado por el yoga he's decided to go in for yoga;

ahora le ha dado por no comer fruta now she's decided not to eat fruit;

le dio por ponerse a cantar en medio de la clase he took it into his head to start singing in the middle of the class;

¿está aprendiendo ruso? – sí, le ha dado por ahí is she learning Russian? – yes, that's her latest thing;
Formal
dar en hacer algo to take to doing sth;

el viejo dio en leer libros de caballería the old man took to reading books on chivalry

15. [expresa repetición]
le dieron de palos they beat him repeatedly with sticks

16. [afectar]
le dio un infarto he had a heart attack

17.
dar de sí [ropa, calzado] to give, to stretch;

no dar más de sí o [m5] para más [persona, animal] not to be up to much any more;

este sueldo da mucho de sí this salary goes a long way;

estos zapatos no dan para más these shoes have had it;

es un poco tonto, no da para más he's a bit stupid, he's not up to anything else

18. [expresa enfado]
te digo que pares y tú, ¡dale (que dale)! I've told you to stop, but you just carry on and on!;

¡y dale con la música! there he goes again, playing loud music!;

te hemos dicho que no menciones el tema, y tú, dale que te pego we've told you not to mention the subject, but you just carry on regardless o but here you are, bringing it up again;

¡y dale! te lo he dicho bien claro, no voy a ir how many times do I have to tell you? o I've said it once and I'll say it again, I'm not going

19. RP [comunicar]
¿me darías con tu madre? could I speak to your mother?, could you put your mother on?;

le doy con el Sr. Hualde I'll put you through to Mr Hualde

20. Comp
Fam
para dar y tomar: había cerveza para dar y tomar there was loads of beer;
Fam
darle a: ¡cómo le da a la cerveza! he certainly likes his beer!;
Fam
darle algo a alguien: si no se calla me va a dar algo if he doesn't shut up soon, I'll go mad;

si sigues trabajando así te va a dar algo you can't go on working like that;
Esp muy Fam
¡que le den!: ¿que no quiere cooperar? ¡que le den! he doesn't want to co-operate? well, stuff him!

♦ See also the pronominal verb darse

* * *

dar

<part dado>

I v/t

1 give; fiesta give, have;

dar un salto/una patada jump/kick, give a jump/kick;

dar miedo a frighten;

el jamón me dio sed the ham made me thirsty;

dar de comer/beber a alguien give s.o. something to eat/drink

2 fruta bear; luz give off; beneficio yield

3 película show, screen

4

:

el reloj dio las tres the clock struck three

5

:

¡dale (que dale)! fam don’t keep on! fam ;

y siguió dale que te pego fam and he kept on and on

II v/i

1 give; de cartas en juego deal;

dame give it to me, give me it

2

:

dar a de ventana look onto

3

:

dar con algo/alguien come across sth/s.o., find sth/s.o.;

no di con el nombre I couldn’t think of the name

4

:

dar de sí de material stretch, give;

dar para be enough for;

no da para más it’s past its best

5

:

le dio por insultar a su madre fam she started insulting her mother

6

:

¡qué más da! what does it matter!;

da igual it doesn’t matter

7

:

dar contra o

en algo hit sth;

el sol le daba en la cara he had the sun in his eyes, the sun was in his eyes

8

:

dar por muerto a alguien give s.o. up for dead

9

:

dar que hablar give people something to talk about;

da que pensar it makes you think, it gives you something to think about

* * *

dar {22} vt

1) : to give

2) entregar: to deliver, to hand over

3) : to hit, to strike

4) : to yield, to produce

5) : to perform

6) : to give off, to emit

7)

dar como or

dar por : to regard as, to consider

dar vi

1) alcanzar: to suffice, to be enough

no me da para dos pasajes: I don't have enough for two fares

2)

dar a or

dar sobre : to overlook, to look out on

3)

dar con : to run into

4)

dar con : to hit upon (an idea)

5)

dar de sí : to give, to stretch

♦ See also the reflexive verb darse

* * *

dar vb

1. (en general) to give [pt. gave; pp. given]

dale esta carta a tu madre give this letter to your mother

me has dado una idea you've given me an idea

me dio permiso para ir a la excursión he gave me permission to go on the trip

¿cuánto me das por lavarte el coche? how much will you give me for washing your car?

2. (poner en las manos) to pass

me puedes ayudar dándome los libros you can help me by passing me the books

3. (pedir en una tienda)

¿me da un kilo de naranjas, por favor? could I have a kilo of oranges, please?

4. (poner en la televisión) to be on

esta noche dan una película estupenda en la tele there's a great film on TV tonight

5. (ofrecer fiesta) to have

los García dan una fiesta the Garcías are having a party

6. (impartir clases) to teach [pt. & pp. taught]

da clases de inglés she teaches English

7. (tener ataque, enfermedad) to have

le ha dado un ataque de asma she had an asthma attack

8. (producir fruto, flores) to bear [pt. bore; pp. borne]

el peral da peras the pear tree bears pears

9. (sonar las horas) to strike [pt. & pp. struck]

el reloj dio las ocho the clock struck eight

ya han dado las diez it's gone ten o'clock

10. (encender, conectar) to turn on

¿has dado el gas? have you turned the gas on?

11. (chocar, golpear) to hit [pt. & pp. hit]

la pelota dio contra el cristal the ball hit the window

12. (decir) to say [pt. & pp. said]

me dio las buenas noches he said goodnight to me / he wished me goodnight

le di las gracias I thanked him

dar a to overlook / to look onto

esta habitación da a la calle this room overlooks the street

dar a entender to imply [pt. & pp. implied]

dar a luz to give birth [pt. gave; pp. given]

dio a luz a una niña preciosa she gave birth to a beautiful little girl

dar de comer to feed [pt. & pp. fed]

dar igual not to matter / not to mind

da igual it doesn't matter

me da igual I don't mind

¿qué más da? what difference does it make?

Spanish-English dictionary > dar
16 Geben

n; -s, kein Pl.

1. giving; es ist alles ein Geben und Nehmen it’s all a matter of give and take; Geben ist seliger denn Nehmen BIBL. it is more blessed to give than to receive

2. Kartenspiel: am Geben sein be dealing, be the dealer; er ist am Geben it’s his deal

* * *

to hand; to deal; to give

* * *
ge|ben ['geːbn] pret gab [gaːp] ptp gegeben [gə'geːbn]
1. TRANSITIVES VERB

1) to give; (= reichen) to give, to pass; Schatten, Kühle to provide

wer hat dir das gegeben? — who gave you that?

gibs mir! — give it to me!, give me it!

was darf ich Ihnen geben? — what can I get you?

könnten Sie mir die Butter/den Korkenzieher geben? — could you pass me the butter/the corkscrew?

geben Sie mir bitte zwei Flaschen Bier — I'd like two bottles of beer, please

(von jdm) etw geben lassen — to ask (sb) for sth

geben Sie mir bitte Herrn Braun (Telec) — can I speak to Mr Braun please?

man kann nicht für alles geben (= spenden) — you can't give to everything

geben or Geben ist seliger denn nehmen or Nehmen (Bibl) — it is more blessed to give than to receive

ich gäbe viel darum, zu... — I'd give a lot to...

sie würde ihr Leben für ihre Kinder geben — she'd give her life for her children

sie gaben ihr Leben fürs Vaterland — they gave or laid down their lives for their country

jdm einen Tritt geben — to give sb a kick; (figinf) to give sb the boot (inf)

gibs ihm ( tüchtig)! (inf) — let him have it! (inf)

ein gutes Beispiel geben — to set a good example

jdm etw zu verstehen geben — to make sth known to sb

jdn/etw verloren geben — to give sb/sth up for lost

das Buch hat mir viel gegeben — I got a lot out of the book

2) = Cards to deal

er hat mir drei Asse und zwei Buben gegeben — he dealt me three aces and two jacks

da hast du mir aber ein lausiges Blatt gegeben — you've given or dealt me a lousy hand

3) = gewähren, verleihen to give; Thema, Aufgabe, Problem to set

jdm einen Preis geben — to give sb a prize

einen Elfmeter/einen Freistoß geben — to give a penalty kick/a free kick

gebe Gott, dass... — God grant that...

Taktgefühl ist ihm nicht gegeben — he's not over-endowed with tact

es war ihm nicht gegeben, seine Eltern lebend wiederzusehen — he was not to see his parents alive again

4) = schicken, übergeben to send; (dial = tun) to put

in die Post geben — to post (Brit), to mail (esp US)

ein Auto in Reparatur geben — to have a car repaired

ein Kind in Pflege geben — to put a child in care

geben (dial) — to sprinkle sugar over sth

Milch an den Teig geben (dial) — to add milk to the dough

5) = ergeben, erzeugen to produce

die Kuh gibt Milch — the cow produces milk

die Kuh gibt 25 Liter — the cow produces or gives 25 litres (Brit) or liters (US)

2 + 2 gibt 4 — 2 + 2 makes 4

fünf Manuskriptseiten geben eine Druckseite — five pages of manuscript equal or make one page of print

ein Pfund gibt fünf Klöße — a pound will make five dumplings

Rotwein gibt Flecken — red wine leaves stains

das gibt Ärger/Probleme — that will cause trouble/problems

was wird das noch geben? — where will it end?

6) = veranstalten Konzert, Fest to give; Theaterstück etc to do

am Schillertheater geben sie wieder "Maria Stuart" — they are doing "Maria Stuart" at the Schillertheater again

was wird heute im Theater gegeben? — what's on at the theatre (Brit) or theater (US) today?

7) = unterrichten to teach

Englisch/Deutsch geben — to teach English/German

er gibt Nachhilfeunterricht/Tanzstunden — he gives private tuition/dancing lessons (Brit), he does tutoring/gives dancing lessons

8) andere Wendungendiams; viel/nicht viel auf etw (acc) geben to set great/little store by sth

auf die Meinung der Lehrer brauchst du nichts zu geben — you needn't bother about what the teachers think

ich gebe nicht viel auf seinen Rat — I don't think much of his advicediams; etw von sich geben Laut, Worte, Flüche to utter; Meinung to express

was er gestern von sich gegeben hat, war wieder einmal völlig unverständlich — what he was going on about yesterday was, as ever, completely incomprehensible

2. INTRANSITIVES VERB

1) CARDS to deal

der links von mir Sitzende gibt — the person sitting on my left deals

wer gibt? — whose deal is it?, whose turn is it to deal?

2) SPORT = Aufschlag haben to serve

wer gibt? — whose serve is it?

3. UNPERSÖNLICHES VERB
diams; es gibt (+sing) there is; (+pl) there are
es gibt da noch ein Problem — there's still one problem

es gibt dieses Jahr viele Äpfel — there are a lot of apples this year

gibt es einen Gott? — is there a God?

gibt es den Osterhasen? — is there really an Easter Bunny?

heute gibts noch Regen — it's going to rain today

es wird noch Ärger geben — there'll be trouble (yet)

darauf gibt es 10% Rabatt — you get 10% discount on it

was gibts zum Mittagessen? — what's for lunch?

freitags gibt es bei uns immer Fisch — we always have fish on Fridays

wann gibts was zu essen? – es gibt gleich was — when are we going to get something to eat? – it's on its way

es gibt gleich Mittagessen! — it's nearly time for lunch!

jetzt gibt es keine Süßigkeiten mehr — (you're getting) no more sweets now

was gibts? — what's the matter?, what is it?

ein Mensch mit zwei Köpfen? das gibts nicht! — a two-headed person? there's no such thing!

das gibts nicht, dass ein Vegetarier Metzger wird — it's impossible, a vegetarian wouldn't become a butcher, it's inconceivable that a vegetarian would become a butcher

so was gibts also! (inf) — who'd have thought it! (inf)

das gibts doch nicht! — I don't believe it!

das darf es doch nicht geben! — I don't believe it!

das hat es ja noch nie gegeben! — it's unbelievable!

so was gibts bei uns nicht! (inf) — that's just not on! (inf)

da gibts nichts (inf) — there's no two ways about it (inf)

was es nicht alles gibt! — it's a funny old world!

hat es sonst noch etwas gegeben? — was there anything else?

gleich gibts was! (inf) — there's going to be trouble!

4. REFLEXIVES VERB

1) diams; sich geben = nachlassen Regen to ease off; (Schmerzen) to ease, to lessen; (Leidenschaft, Begeisterung) to lessen, to cool; (freches Benehmen) to lessen

2)

= aufgeben, ergeben sich gefangen geben — to give oneself up

sich verloren geben — to give oneself up for lost

See:

→ schlagen

3) = sich erledigen to sort itself out; (= aufhören) to stop

das wird sich schon geben — it'll all work out

machen Sie erst mal die dringensten Sachen, der Rest wird sich (von alleine) geben — do the most urgent things first, the rest will sort itself out

gibt sich das bald! (inf) — cut it out! (inf)

4) = sich benehmen to behave

sich als etw geben — to play sth

sich freundlich geben — to behave in a friendly way, to be friendly

sich als große Dame geben — to play the great lady

sich von oben herab geben — to behave condescendingly, to be condescending

sich von der besten Seite geben — to show one's best side

nach außen gab er sich heiter — outwardly he seemed quite cheerful

sie gibt sich, wie sie ist — she's completely genuine, there's no pretence (Brit) or pretense (US) with her

* * *

1) (to give, especially for a particular purpose or regularly: His father allows him too much money.) allow

2) (to give (something) to someone by hand: I handed him the book; He handed it back to me; I'll go up the ladder, and you can hand the tools up to me.) hand

3) (the act of dividing cards among players in a card game.) deal

4) (to distribute (cards).) deal

5) (to cause to have: My aunt gave me a book for Christmas; Can you give me an opinion on this?) give

6) (to produce (something): Cows give milk but horses do not; He gave a talk on his travels.) give

7) (to organize (some event etc): We're giving a party next week.) give

* * *

ge·ben

[ˈge:bn̩]

I. TRANSITIVES VERB

1.

<gibt, gab, gegeben>

(reichen)

▪ jdm etw \geben to give sb sth, to give sth to sb

gibst du mir bitte mal das Brot? could you give [or hand] me the bread, please? [or pass]

ich würde alles darum \geben, ihn noch einmal zu sehen I would give anything to see him again; (beim Kartenspiel) to deal

du hast mir 3 Joker gegeben you've dealt me 3 jokers

wer gibt jetzt? whose turn is it to deal?

2.

<gibt, gab, gegeben>

(schenken) to give [as a present]

3.

<gibt, gab, gegeben>

(mitteilen)

jdm die [o seine] Telefonnummer \geben to give sb one's telephone number

▪ sich dat etw [von jdm] \geben lassen to ask [sb] for sth

er ließ sich die Speisekarte \geben he asked for the menu

4.

<gibt, gab, gegeben>

ÖKON (verkaufen)

▪ jdm etw \geben to get sb sth; (bezahlen)

▪ [jdm] etw für etw akk \geben to give [sb] sth for sth

was darf ich Ihnen \geben? what can I get you?

darf ich Ihnen sonst noch was \geben? can I get you anything else?

\geben Sie mir bitte fünf Brötchen I'd like five bread rolls please

ich gebe Ihnen 500 Euro für das Bild I'll give you [or let you have] 500 euros for the picture

Preisnachlass/Skonto \geben to give a reduction/cash discount

5.

<gibt, gab, gegeben>

(spenden)

▪ etw gibt jdm etw sth gives [sb] sth

Schutz/Schatten \geben to give [or provide] protection/shade

6.

<gibt, gab, gegeben>

(verleihen)

einen Preis \geben to award a prize

Titel/Namen \geben to give a title/name

diese erfreuliche Nachricht gab ihr neue Zuversicht this welcome piece of news gave her new confidence

der Gedanke an eine Rettung gab uns immer wieder Kraft the thought of being rescued always gave us strength

7.

<gibt, gab, gegeben>

TELEK (telefonisch verbinden)

▪ jdm jdn \geben to put sb through to sb

\geben Sie mir bitte Frau Schmidt can I speak to Mrs Smith, please

8.

<gibt, gab, gegeben>

(stellen)

▪ jdm etw \geben to give [or set] sb sth

eine Aufgabe/ein Problem/ein Thema \geben to set a task/problem/topic

9.

<gibt, gab, gegeben>

(abhalten)

▪ etw \geben to give sth

der Minister wird eine Pressekonferenz \geben the minister will give [or hold] a press conference

10.

<gibt, gab, gegeben>

(bieten, gewähren, zukommen lassen)

▪ jd gibt [jdm] etw sb gives [or allows] [sb] sth

jdm einen Namen \geben to name a person

jdm ein Interview \geben to grant sb an interview

jdm eine Verwarnung \geben to give sb a warning; SPORT to book sb

der Schiedsrichter gab dem Spieler eine Verwarnung wegen Foulspiels the referee booked the player for a foul

einen Freistoß \geben FBALL to award a free-kick

11.

<gibt, gab, gegeben>

(aufführen)

ein Theaterstück \geben to put on a play

12.

<gibt, gab, gegeben>

(veranstalten)

ein Fest \geben to give a party

13.

<gibt, gab, gegeben>

DIAL (abgeben, vorübergehend weggehen)

▪ etw/jdn irgendwohin \geben akk to send sth/sb somewhere

sein Auto in [die] Reparatur \geben to have one's car repaired

sein Kind in ein Internat \geben to send one's child to boarding school

dürfen wir während unseres Urlaubs unsere Katze zu euch \geben? can you take our cat while we're away?

14.

<gibt, gab, gegeben>

KOCHK (fam: tun)

▪ etw in etw akk/an etw akk \geben, etw zu etw dat \geben to add sth to sth

Wein in die Soße \geben to add wine to the sauce

15.

<gibt, gab, gegeben>

(ergeben)

▪ etw \geben to produce sth

sieben mal sieben gibt neunundvierzig seven times seven equals forty-nine, seven sevens are forty-nine

Rotwein gibt Flecken red wine stains [or leaves stains]

keinen Sinn \geben that makes no sense

ein Wort gab das andere one word led to another

16.

<gibt, gab, gegeben>

(erteilen)

▪ etw \geben to teach sth

Nachhilfestunden \geben to give private tuition

Unterricht \geben to teach

jdm etw zu tun \geben to give sb sth to do

17.

<gibt, gab, gegeben>

(äußern)

▪ etw von sich dat \geben to utter sth

er gab wenig Worte von sich he said very little

18.

<gibt, gab, gegeben>

(euph fam: sich erbrechen)

▪ etw [wieder] von sich dat \geben to throw up [sth], to bring up sth sep [again] euph

19.

▶ es jdm \geben (fam) to let sb have it fam

▶ gib's ihm! let him have it!

▶ jdm ist etw nicht gegeben sth is not given to sb

nicht allen ist es gegeben, einem solchen Ereignis beizuwohnen not everybody gets the opportunity to be present at such an event

es war ihm nicht gegeben, seine Heimatstadt wiederzusehen he was not destined to see his home town again

▶ nichts auf etw akk \geben to think nothing of sth

▶ jdm etw zu tun \geben to give sb sth to do

das wird ihm für die nächsten Monate zu tun geben! that'll keep him busy for the next few months!

das sollte der Firmenleitung zu denken \geben that should give the company management something to think about!

▶ viel/nicht viel auf etw akk \geben to set great/not much store by sth

ich gebe nicht viel auf die Gerüchte I don't pay much attention to rumours

II. INTRANSITIVES VERB

1.

<gibt, gab, gegeben>

KARTEN (austeilen) to deal

jetzt hast du genug gemischt, gib endlich! you've shuffled enough now, just deal them!

2.

<gibt, gab, gegeben>

SPORT (Aufschlag haben) to serve

du gibst! it's your serve

III. UNPERSÖNLICHES TRANSITIVES VERB

1.

<gibt, gab, gegeben>

(gereicht werden)

▪ es gibt etw there is sth

hoffentlich gibt es bald was zu essen! I hope there's something to eat soon!

was gibt es zum Frühstück? what's for breakfast?

freitags gibt es bei uns immer Fisch we always have fish on Fridays

2.

<gibt, gab, gegeben>

(eintreten)

▪ es gibt etw there is sth

heute gibt es noch Regen it'll rain today

hat es sonst noch etwas gegeben, als ich weg war? has anything else happened while I was away

was wird das noch geben? where will it all lead to?

gleich gibt es was (fam) there's going to be trouble

3.

<gibt, gab, gegeben>

(existieren, passieren)

▪ etw/jdn gibt es there's sth/sb

das gibt's nicht! (fam) no way!, nothing doing!, forget it!

das gibt es nicht, dass du einfach meinen Wagen nimmst there's no way that you're taking [or using] my car

ein Bär mit zwei Köpfen? das gibt es nicht! a bear with two heads? there's no such thing!

das gibt's doch nicht! (fam) that's unbelievable

so was gibt es bei uns nicht! that's not on [as far as we're concerned]!

was gibt's? (fam) what's the matter, what's up fam

was es nicht alles gibt! (fam) well, I'll be damned! fam, stone me! sl, stone the crows BRIT sl

4.

▶ da gibt es nichts! (fam) there are no two ways about it

seine Lieder sind einmalig, da gibt es nichts! there's no doubt about it, his songs are unique

IV. REFLEXIVES VERB

1.

<gibt, gab, gegeben>

(nachlassen)

▪ etw gibt sich sth eases [off] [or lets up]

das gibt sich it will sort itself out

die Kopfschmerzen werden sich \geben your headache will go off

diese Aufsässigkeit wird sich bald von ganz alleine \geben this rebelliousness will soon die down of its own accord; (sich erledigen) to sort itself out

manches gibt sich von selbst wieder some things sort themselves out

das wird sich schon \geben it will all work out [for the best]

2.

<gibt, gab, gegeben>

(sich benehmen, aufführen)

▪ sich akk als etw \geben to behave in a certain way

sie gab sich sehr überrascht she acted very surprised

nach außen gab er sich heiter outwardly he behaved cheerfully

sie gibt sich, wie sie ist she doesn't try to be anything she isn't

sich akk von der besten Seite \geben to show one's best side

3.

<gibt, gab, gegeben>

(sich finden, ergeben)

▪ etw gibt sich sth arises

es wird sich schon noch eine Gelegenheit \geben there's sure to be another opportunity

* * *
1.
unregelmäßiges transitives Verb

1) give; (reichen) give; hand; pass

jemandem zu essen geben — give somebody something to eat

geben Sie mir bitte Herrn N. — please put me through to Mr N.

ich gäbe viel darum, wenn ich das machen könnte — I'd give a lot to be able to do that

jemandem etwas in die Hand geben — give somebody something

etwas [nicht] aus der Hand geben — [not] let go of something

geben Sie mir bitte ein Bier — I'll have a beer, please

Geben ist seliger denn Nehmen — (Spr.) it is more blessed to give than to receive (prov.)

2) (übergeben)

jemanden zu jemandem in die Lehre geben — apprentice somebody to somebody

etwas in Druck (Akk.) od. zum Druck geben — send something to press or to be printed; s. auch Pflege

3) (gewähren) give

einen Elfmeter geben — (Sport) award a penalty

4) (bieten) give

jemandem ein gutes Beispiel geben — set somebody a good example

5) (versetzen) give <slap, kick, etc.>

es jemandem geben — (ugs.): (jemandem die Meinung sagen) give somebody what for (sl.); (jemanden verprügeln) let somebody have it

gib [es] ihm! — (ugs.) let him have it!

6) (erteilen) give

Unterricht geben — teach

Französisch geben — teach French

7) (hervorbringen) give <milk, shade, light>

8) (veranstalten) give, throw < party>; give, lay on < banquet>; give < dinner party, ball>

9) (aufführen) give <concert, performance>

das Theater gibt den ‘Faust’ — the theatre is putting on ‘Faust’

was wird heute gegeben? — what's on today?

sein Debüt geben — make one's debut

10) (ergeben)

drei mal drei gibt neun — three threes are nine; three times three is or makes nine

eins plus eins gibt zwei — one and one is or makes two

das gibt [k]einen Sinn — that makes [no] sense

ein Wort gab das andere — one word led to another

11) in

etwas ist jemandem nicht gegeben — somebody just hasn't got something

12) (äußern)

etwas von sich geben — utter something

Unsinn/dummes Zeug von sich geben — (abwertend) talk nonsense/rubbish

keinen Laut/Ton von sich geben — not make a sound

13) in

viel/wenig auf etwas (Akk.) geben — set great/little store by something

14) (hinzugeben) add; put in

etwas an das Essen geben — add something to or put something into the food

15) (ugs.): (erbrechen)

alles wieder von sich geben — bring or (coll.) sick everything up again
2.
unregelmäßiges transitives Verb; unpers

1) (vorhanden sein)

es gibt — there is/are

das gibt es wohl häufiger — it happens all the time

dass es so etwas heutzutage überhaupt noch gibt! — I'm surprised that such things still go on nowadays

zu meiner Zeit gab es das nicht — it wasn't like that in my day

das gibt es ja gar nicht — I don't believe it; you're joking (coll.)

Ein Hund mit fünf Beinen? Das gibt es ja gar nicht — A dog with five legs? There's no such thing!

Kommen Sie herein. Was gibt es? — Come in. What's the matter or (coll.) what's up?

was gibt's denn da? — what's going on over there?

was es nicht alles gibt! — (ugs.) what will they think of next?

da gibt's nichts — (ugs.) there's no denying it or no doubt about it

da gibt's nichts, da würde ich sofort protestieren — there's nothing else for it, I'd protest immediately in that case

2) (angeboten werden)

was gibt es zu essen/trinken? — what is there to eat/drink?

was gibt es denn zum Mittagessen? — what's for lunch?

heute gibt's Schweinefleisch — we're having pork today

3) (kommen zu)

morgen gibt es Schnee/Sturm — it'll snow tomorrow/there'll be a storm tomorrow

gleich/sonst gibt's was — (ugs.) there'll be trouble in a minute/otherwise
3.
unregelmäßiges intransitives Verb

1) (Karten austeilen) deal

wer gibt? — whose deal is it?

2) (Sport): (aufschlagen) serve
4.
unregelmäßiges reflexives Verb

1)

sich [natürlich] geben — act or behave [naturally]

sich nach außen hin gelassen geben — give the appearance of being relaxed

deine Art, dich zu geben — the way you behave

2) (nachlassen)

das Fieber wird sich geben — his/her etc. temperature will drop

sein Eifer wird sich bald geben — his enthusiasm will soon wear off or cool

das gibt sich/wird sich noch geben — it will get better

* * *

Geben n; -s, kein pl

1. giving;

es ist alles ein Geben und Nehmen it’s all a matter of give and take;

Geben ist seliger denn Nehmen BIBEL it is more blessed to give than to receive

2. Kartenspiel:

am Geben sein be dealing, be the dealer;

er ist am Geben it’s his deal

* * *
1.
unregelmäßiges transitives Verb

1) give; (reichen) give; hand; pass

jemandem zu essen geben — give somebody something to eat

geben Sie mir bitte Herrn N. — please put me through to Mr N.

ich gäbe viel darum, wenn ich das machen könnte — I'd give a lot to be able to do that

jemandem etwas in die Hand geben — give somebody something

etwas [nicht] aus der Hand geben — [not] let go of something

geben Sie mir bitte ein Bier — I'll have a beer, please

Geben ist seliger denn Nehmen — (Spr.) it is more blessed to give than to receive (prov.)

2) (übergeben)

jemanden zu jemandem in die Lehre geben — apprentice somebody to somebody

etwas in Druck (Akk.) od. zum Druck geben — send something to press or to be printed; s. auch Pflege

3) (gewähren) give

einen Elfmeter geben — (Sport) award a penalty

4) (bieten) give

jemandem ein gutes Beispiel geben — set somebody a good example

5) (versetzen) give <slap, kick, etc.>

es jemandem geben — (ugs.): (jemandem die Meinung sagen) give somebody what for (sl.); (jemanden verprügeln) let somebody have it

gib [es] ihm! — (ugs.) let him have it!

6) (erteilen) give

Unterricht geben — teach

Französisch geben — teach French

7) (hervorbringen) give <milk, shade, light>

8) (veranstalten) give, throw < party>; give, lay on < banquet>; give <dinner party, ball>

9) (aufführen) give <concert, performance>

das Theater gibt den ‘Faust’ — the theatre is putting on ‘Faust’

was wird heute gegeben? — what's on today?

sein Debüt geben — make one's debut

10) (ergeben)

drei mal drei gibt neun — three threes are nine; three times three is or makes nine

eins plus eins gibt zwei — one and one is or makes two

das gibt [k]einen Sinn — that makes [no] sense

ein Wort gab das andere — one word led to another

11) in

etwas ist jemandem nicht gegeben — somebody just hasn't got something

12) (äußern)

etwas von sich geben — utter something

Unsinn/dummes Zeug von sich geben — (abwertend) talk nonsense/rubbish

keinen Laut/Ton von sich geben — not make a sound

13) in

viel/wenig auf etwas (Akk.) geben — set great/little store by something

14) (hinzugeben) add; put in

etwas an das Essen geben — add something to or put something into the food

15) (ugs.): (erbrechen)

alles wieder von sich geben — bring or (coll.) sick everything up again
2.
unregelmäßiges transitives Verb; unpers

1) (vorhanden sein)

es gibt — there is/are

das gibt es wohl häufiger — it happens all the time

dass es so etwas heutzutage überhaupt noch gibt! — I'm surprised that such things still go on nowadays

zu meiner Zeit gab es das nicht — it wasn't like that in my day

das gibt es ja gar nicht — I don't believe it; you're joking (coll.)

Ein Hund mit fünf Beinen? Das gibt es ja gar nicht — A dog with five legs? There's no such thing!

Kommen Sie herein. Was gibt es? — Come in. What's the matter or (coll.) what's up?

was gibt's denn da? — what's going on over there?

was es nicht alles gibt! — (ugs.) what will they think of next?

da gibt's nichts — (ugs.) there's no denying it or no doubt about it

da gibt's nichts, da würde ich sofort protestieren — there's nothing else for it, I'd protest immediately in that case

2) (angeboten werden)

was gibt es zu essen/trinken? — what is there to eat/drink?

was gibt es denn zum Mittagessen? — what's for lunch?

heute gibt's Schweinefleisch — we're having pork today

3) (kommen zu)

morgen gibt es Schnee/Sturm — it'll snow tomorrow/there'll be a storm tomorrow

gleich/sonst gibt's was — (ugs.) there'll be trouble in a minute/otherwise
3.
unregelmäßiges intransitives Verb

1) (Karten austeilen) deal

wer gibt? — whose deal is it?

2) (Sport): (aufschlagen) serve
4.
unregelmäßiges reflexives Verb

1)

sich [natürlich] geben — act or behave [naturally]

sich nach außen hin gelassen geben — give the appearance of being relaxed

deine Art, dich zu geben — the way you behave

2) (nachlassen)

das Fieber wird sich geben — his/her etc. temperature will drop

sein Eifer wird sich bald geben — his enthusiasm will soon wear off or cool

das gibt sich/wird sich noch geben — it will get better

* * *

v.

(§ p.,pp.: gab, gegeben)

= to deal v.

to give v.

(§ p.,p.p.: gave, given)

to perform v.

Deutsch-Englisch Wörterbuch > Geben
17 atender

v.

1 to attend to (satisfacer) (petición, ruego).

El doctor atendió a Ricardo The doctor attended Richard.

La maestra atendió mis súplicas The teacher attended my pleas.

2 to look after (cuidar de) (necesitados, invitados).

¿le atienden? are you being served?

3 to pay attention (estar atento).

El alumno atendió y sacó mejor nota The student paid attention and got...

4 to take care of, to see after.

La esposa atendió a su marido The wife took care of her husband.

* * *

atender

Conjugation model [ ENTENDER], like link=entender entender

► verbo transitivo

1 (servir - cliente) to serve, attend to, see to

■ ¿ya la atienden a usted? are you being served?

2 (cuidar) to take care of, look after

■ el médico que me había atendido no estaba the doctor who had treated me wasn't there

3 (negocio) to take care of; (teléfono) to answer

4 (consejo, advertencia) to heed, pay attention to; (ruego, deseo, protesta) to attend to; (instrucción) to follow, carry out

► verbo intransitivo

1 (prestar atención) to pay attention (a, to), attend (a, to)

■ atiende, que te concierne a ti pay attention, this concerns you

■ el perro atiende a la voz de su dueño the dog always obeys its master's voice

2 (cumplir con) to meet (a, -), fulfil (US fulfill) (a, -)

3 (tener en cuenta) to bear in mind

\

FRASEOLOGÍA

atender por to answer to the name of

■ el perro perdido atiende por "Canelo' the dog answers to the name of "Canelo"

* * *

verb

1) to take care of, look after

2) attend

3) pay attention

4) wait on

* * *

1. VT

1) (=ocuparse de)

a) [+ asunto] to deal with

atiende primero lo más urgente — deal with the most urgent things first

para atender los gastos de las vacaciones — to meet the holiday expenses

b) [+ paciente] to look after

en el hospital es donde mejor atendido está — you'll be better looked after in hospital

están atendiendo a los animales heridos — they are looking after o seeing to o caring for the injured animals

solo atienden los casos urgentes — they only deal with urgent cases

necesitamos a alguien que atienda a la abuela — we need someone to look after o care for grandma

2) (=recibir) to see

el propio presidente atendió al delegado — the president himself saw the delegate

el doctor la atenderá en un momento — the doctor will see you now

3) (Com)

a) [+ cliente] [en tienda] to serve; [en oficina] to see

¿lo atienden, señor? — are you being served, sir?

siéntese, enseguida la atenderán — take a seat, they'll see you in a minute

b) [+ consulta, negocio, oficina] [como encargado] to run; [como trabajador] to work in

yo atiendo el negocio personalmente — I run the business myself

atiendo la recepción cuando la secretaria no está — I work in reception o I man the reception desk when the secretary is not there

el servicio de habitaciones está mal atendido — the room service is very sloppy

4) (=prestar atención a) [+ ruego, petición] to respond to, comply with frm; [+ necesidades, demanda] to meet; [+ compromiso, obligación] to fulfil; [+ reclamaciones, protesta, queja] to deal with; [+ aviso, consejo] to heed

deben atender las demandas de la población — they should respond to the people's demands

no atendieron la petición de extraditarlos a España — they did not comply with the request to extradite them to Spain frm

los 25 autobuses son insuficientes para atender la demanda — the 25 buses are not enough to meet the demand

Señor, atiende nuestras súplicas — (Rel) Lord, heed our prayers

5) (Telec) [+ teléfono, llamada] to answer

no había nadie para atender el teléfono — there was nobody to answer the phone

6) (Mec) [+ máquina] to supervise

7) LAm (=asistir a) to attend, be present at

2. VI

1) (=prestar atención) to pay attention

ahora, a ver si atendéis, que esto es importante — now, pay attention, this is important

• atender a algo/algn — to listen to sth/sb

atended a lo que voy a decir — listen to what I'm going to say

ahora atendedme un momento — pay attention to what I'm about to say

¡tú atiende a lo tuyo! — mind your own business!

• atendiendo a — [+ criterio, datos] according to; [+ situación, circunstancias] bearing in mind, considering

se han clasificado en distintos grupos atendiendo a su origen — they have been put into different groups according to their origin

atendiendo a las circunstancias, lo recibiré personalmente — given the circumstances, I will see him in person, bearing in mind o considering the circumstances, I will see him in person
razón 3)
2) (=ocuparse de)

• atender a — [+ detalles] to take care of; [+ necesidades, demanda] to meet

lo primero que hace es atender al desayuno de los niños — the first thing she does is to see to the kids' breakfast

no quiso atender a sus amenazas — he didn't heed their warnings

atender a un giro — to honour o (EEUU) honor a draft

atender a una orden o pedido — (Com) to attend to an order

3) (Com) (=servir) to serve

¿quién atiende aquí? — who's serving here?

4)

• atender por — to answer to the name of

extraviado caniche blanco; atiende por Linda — lost: white poodle; answers to the name of Linda

5) (Telec) [+ teléfono, llamada] to answer

nadie atendió a nuestra llamada de socorro — nobody answered our distress call

6) (Mec) [+ máquina] to supervise

* * *
1.
verbo intransitivo

1)

a) ( prestar atención) to pay attention

atender a algo/alguien — to pay attention to something/somebody

atiéndeme cuando te hablo — listen to me o pay attention when I'm talking to you

b) ( cumplir con)

atender a algo — a compromisos/gastos/obligaciones to meet something

no pudo atender a sus deberes — he was unable to carry out his duties

c) (tener en cuenta, considerar)

atender a algo: atendiendo a su estado de salud... given his state of health o bearing in mind his state of health...; atendiendo a sus instrucciones — in accordance with your instructions

d) ( prestar un servicio)

el doctor no atiende los martes — the doctor does not see anyone on Tuesdays

en esa tienda atienden muy mal — the service is very bad in that store

2) atender por (frml) ( llamarse)

atiende por (el nombre de) Sinda — she answers to the name of Sinda
2.
atender vt

1)

a) < enfermo>

¿qué médico la atiende? — which doctor usually sees you?

el médico que me atendió durante mi enfermedad — the doctor who treated me while I was sick

los atendieron enseguida en el hospital — they were seen immediately at the hospital

no tiene quien lo atienda — he has no one to look after him

b) < cliente> to attend to, see to; ( en tienda) to serve

¿la están atendiendo? — are you being served?

el Sr Gil no lo puede atender en este momento — I'm afraid Mr Gil can't see you o is unavailable at the moment

c) < asunto> to deal with; < llamada> to answer; < demanda> to meet

2) <consejo/advertencia> to listen to, heed (frml)
3.
atenderse v pron (AmL)

atenderse con alguien: ¿con qué médico se atiende? — which doctor usually sees you?

* * *

= cover, serve, take + care of, tend, nurse, meet.

Nota: Verbo irregular: pasado y participio met.

Ex. This started in 1980, and has around forty members who receive some support to cover telephone charges.

Ex. This broader consideration of descriptive cataloguing problems serves to set a context for the consideration of cataloguing problems associated with nonbook materials.

Ex. The matter of bulk is well taken care of by improved microfilm.

Ex. The flow of production dependent upon rows of clattering machines tended by tired children.

Ex. The author also evokes the story of the wolf who nursed Romulus and Remus in order to suggest the barbarity of Renaissance Rome.

Ex. There may be a threat of over-capacity; if so, this could be met by diversification, an enlargement of the SLIS role.

----

* atender a = cater for/to, look after, provide for, cope with, care (about/for), attend to, pay + attention to.

* atender a invitados = entertain + guests.

* atender a una demanda = cater for/to + interest.

* atender a una necesidad = meet + need, speak to + need.

* atender a una petición = service + request.

* atender las necesidades = provide for + needs.

* atender quejas = handle + complaints.

* atender una demanda = cater for/to + demand.

* atender una necesidad = address + need, cover + requirement, fulfil + requirement, serve + need.

* atender una petición de información = satisfy + request for information.

* * *
1.
verbo intransitivo

1)

a) ( prestar atención) to pay attention

atender a algo/alguien — to pay attention to something/somebody

atiéndeme cuando te hablo — listen to me o pay attention when I'm talking to you

b) ( cumplir con)

atender a algo — a compromisos/gastos/obligaciones to meet something

no pudo atender a sus deberes — he was unable to carry out his duties

c) (tener en cuenta, considerar)

atender a algo: atendiendo a su estado de salud... given his state of health o bearing in mind his state of health...; atendiendo a sus instrucciones — in accordance with your instructions

d) ( prestar un servicio)

el doctor no atiende los martes — the doctor does not see anyone on Tuesdays

en esa tienda atienden muy mal — the service is very bad in that store

2) atender por (frml) ( llamarse)

atiende por (el nombre de) Sinda — she answers to the name of Sinda
2.
atender vt

1)

a) < enfermo>

¿qué médico la atiende? — which doctor usually sees you?

el médico que me atendió durante mi enfermedad — the doctor who treated me while I was sick

los atendieron enseguida en el hospital — they were seen immediately at the hospital

no tiene quien lo atienda — he has no one to look after him

b) < cliente> to attend to, see to; ( en tienda) to serve

¿la están atendiendo? — are you being served?

el Sr Gil no lo puede atender en este momento — I'm afraid Mr Gil can't see you o is unavailable at the moment

c) < asunto> to deal with; < llamada> to answer; < demanda> to meet

2) <consejo/advertencia> to listen to, heed (frml)
3.
atenderse v pron (AmL)

atenderse con alguien: ¿con qué médico se atiende? — which doctor usually sees you?

* * *

= cover, serve, take + care of, tend, nurse, meet.

Nota: Verbo irregular: pasado y participio met.

Ex: This started in 1980, and has around forty members who receive some support to cover telephone charges.

Ex: This broader consideration of descriptive cataloguing problems serves to set a context for the consideration of cataloguing problems associated with nonbook materials.

Ex: The matter of bulk is well taken care of by improved microfilm.

Ex: The flow of production dependent upon rows of clattering machines tended by tired children.

Ex: The author also evokes the story of the wolf who nursed Romulus and Remus in order to suggest the barbarity of Renaissance Rome.

Ex: There may be a threat of over-capacity; if so, this could be met by diversification, an enlargement of the SLIS role.

* atender a = cater for/to, look after, provide for, cope with, care (about/for), attend to, pay + attention to.

* atender a invitados = entertain + guests.

* atender a una demanda = cater for/to + interest.

* atender a una necesidad = meet + need, speak to + need.

* atender a una petición = service + request.

* atender las necesidades = provide for + needs.

* atender quejas = handle + complaints.

* atender una demanda = cater for/to + demand.

* atender una necesidad = address + need, cover + requirement, fulfil + requirement, serve + need.

* atender una petición de información = satisfy + request for information.

* * *

atender [E8 ]

vi

A

1 (prestar atención) to pay attention

atiende, que esto es importante pay attention, this is important

atender A algo/algn to pay attention TO sth/sb

lo explicó pero nadie le atendió he explained it but nobody paid any attention to him o paid him any attention

atiéndeme cuando te hablo listen to me o pay attention when I'm talking to you

2 (cumplir con) atender A algo to meet sth

no atendía a sus obligaciones he was not meeting o fulfilling his obligations

no tiene tiempo para atender a todos sus compromisos she does not have time to fulfill o meet all her commitments

no pudo atender a sus deberes he was unable to carry out his duties

no disponemos de recursos para atender a estos gastos we do not have the resources to meet these costs

el dinero alcanzará para atender a sus necesidades más urgentes the money will be sufficient to meet their most pressing needs

3 (tener en cuenta, considerar) atender A algo:

atendiendo a su estado de salud se le hizo pasar enseguida given his state of health o bearing in mind his state of health they let him go straight in

los premios fueron otorgados atendiendo únicamente a la calidad de las obras the prizes were awarded purely on the quality of the works

atendiendo a sus instrucciones/pedido in accordance with your instructions/order

razón

4

(prestar un servicio): el doctor no atiende los martes the doctor does not see anyone on Tuesdays

en esa tienda/ese restaurante atienden muy mal the service is very bad in that store/restaurant

¿quién atiende aquí? who's helping here? ( AmE), who's serving here? ( BrE)

B atender por ( frml)

(responder): atiende por (el nombre de) Sinda she answers to the name of Sinda

■ atender

vt

A

1 ‹enfermo›

¿a usted qué médico la atiende? which doctor usually sees you?, which doctor do you usually see?

el médico que atendió a mi madre durante su enfermedad the doctor who treated my mother while she was sick

los atendieron enseguida en el hospital they were seen immediately at the hospital

está en cama y no tiene quien lo atienda he's laid up in bed and has no one to look after him

tiene que haber alguien en casa para atender a los niños someone has to be in the house to take care of o look after the children

2 ‹cliente› to attend to, see to; (en una tienda) to serve

¿la atienden? are you being served?

tienes que sacar número para que te atiendan (en una tienda) you have to take a number and wait your turn; (en una oficina) you have to take a number and wait until you are called o wait to be seen

el Sr Romero no lo puede atender en este momento I'm afraid Mr Romero can't see you o is unavailable at the moment

no sabe atender a sus invitados he doesn't know how to look after his guests

3 ‹asunto› to deal with; ‹llamada› to answer; ‹demanda› to meet

nunca atienden el teléfono they never answer the telephone

B ‹consejo/advertencia› to listen to, heed ( frml)

■ atenderse

v pron

( AmL) atenderse CON algn: ¿con qué médico se atiende? which doctor usually sees you?, which doctor do you usually see?

* * *

atender ( conjugate atender) verbo intransitivo
a) ( prestar atención) to pay attention;

atender a algo/algn to pay attention to sth/sb
b) ( cumplir con) atender a algo ‹a compromisos/gastos/obligaciones› to meet sth

c) ( prestar un servicio):

◊ el doctor no atiende los martes the doctor does not see anyone on Tuesdays;

en esa tienda atienden muy mal the service is very bad in that store
verbo transitivo
1
a) ‹ paciente›:

◊ ¿qué médico la atiende? which doctor usually sees you?;

los atendieron enseguida en el hospital they were seen immediately at the hospital;
no tiene quien lo atienda he has no one to look after him
b) ‹ cliente› to attend to, see to;

( en tienda) to serve;
◊ ¿la están atendiendo? are you being served?

c) ‹ asunto› to deal with;

‹ llamada› to answer;
‹ demanda› to meet
2 ‹consejo/advertencia› to listen to
atenderse verbo pronominal (AmL):
◊ ¿con qué médico se atiende? which doctor usually sees you?

atender
I verbo transitivo to attend to, help
(una solicitud) to agree to
II vi (escuchar) to pay attention [a, to]

' atender' also found in these entries:
Spanish:
contienda
- cuidar
- despachar
- razón
- sacrificar
- atienda
- señorita
- vigilar
English:
attend
- attend to
- cater
- deal with
- man
- minister
- nurse
- pressing
- serve
- answer
- care
- deal
- look
- mind
- reason
- see
- tend
- wait

* * *

atender

♦ vt

1. [satisfacer] [petición, ruego] to agree to;
[consejo, instrucciones] to heed;
no pudieron atender sus súplicas they couldn't answer her pleas;

atender las necesidades de alguien to meet sb's needs

2. [cuidar de] [necesitados, invitados] to look after;
[enfermo] to care for; [cliente] to serve;
el doctor que atendió al accidentado the doctor who treated the accident victim;

¿qué médico te atiende normalmente? which doctor do you normally see?;

atiende la farmacia personalmente she looks after the chemist's herself;

vive solo y sin nadie que lo atienda he lives alone, without anyone to look after him;

¿me puede atender alguien, por favor? could somebody help o serve me, please?;

¿lo atienden?, ¿lo están atendiendo? are you being served?;

en esta tienda te atienden muy bien the service in this shop is very good;

me temo que el director no puede atenderlo en este momento I'm afraid the manager isn't available just now;

la operadora atiende las llamadas telefónicas the operator answers the phone calls

3. [tener en cuenta] to keep in mind

4. Anticuado [esperar] to await, to wait for

♦ vi

1. [estar atento] to pay attention (a to);
lo castigaron porque no atendía en clase he was punished for not paying attention in class;

¡cállate y atiende de una vez! shut up and pay attention o listen!;

no atiendes a las explicaciones que te hacen tus invitados you're not paying attention to what your guests are saying

2. [considerar]
atendiendo a… taking into account…;

atendiendo a las circunstancias, aceptaremos su candidatura under the circumstances, we will accept your candidacy;

atendiendo a las encuestas, necesitamos un cambio radical de línea if the opinion polls are anything to go by, we need a radical change of policy;

la clasificación atiende únicamente a criterios técnicos the table only takes into account technical specifications, the table is based purely on technical specifications;

le enviamos la mercancía atendiendo a su petición following your order, please find enclosed the goods requested;

Comp

atender a razones: cuando se enfada, no atiende a razones when she gets angry, she refuses to listen to reason

3. [ocuparse]
no puedo atender a todo I can't do everything (myself);

en esta tienda atienden muy mal the service in this shop is very poor;

¿quién atiende aquí? who's serving here?

4. [llamarse] [animal]
atender por to answer to the name of;

el perro atiende por el nombre de Chispa the dog answers to the name of Chispa;

su nombre es Manuel, pero en la cárcel atiende por Manu his real name is Manuel, but they call him Manu in jail

♦ See also the pronominal verb atenderse

* * *

atender

I v/t

1 a enfermo look after

2 en tienda attend to, serve

II v/i

1 pay attention (a to)

2

:

que atiende por el nombre de … whose name is …; who answers to the name of …

* * *

atender {56 } vt

1) : to help, to wait on

2) : to look after, to take care of

3) : to heed, to listen to

atender vi

: to pay attention

* * *

atender vb

1. (prestar atención) to pay attention [pt. & pp. paid]

atendió a la explicación she paid attention to the explanation

2. (en una tienda) to serve

¿ya la atienden? are you being served?

3. (recibir) to see [pt. saw; pp. seen]

el anfitrión atiende a los invitados the hosts sees to the guests

4. (ocuparse de) to deal with [pt. & pp. dealt]

atienden las quejas de los clientes they deal with customers' complaints

5. (contestar) to answer

¿puedes atender al teléfono? can you answer the phone?

Spanish-English dictionary > atender
18 llegar

v.

1 to arrive (to a place).

llegar a un hotel/una ciudad to arrive at a hotel/in a city

llegar a casa to get home

¿falta mucho para llegar o para que lleguemos? is there far to go?

llegaré pronto I'll be there soon

Ellos llegan tarde They arrive late.

2 to come (time).

cuando llegue el momento te enterarás you'll find out when the time comes

ha llegado el invierno winter has arrived

La oportunidad llegó The opportunity came.

3 to be enough.

4 to receive, to get, to be handed.

Te llegó un carta You received a letter.

5 to be the host for.

Nos llegó mucha gente We were the host for a lot of people.

6 to come to, to filter through to.

Nos llegó la noticia The news filtered through to us.

* * *

LLEGAR

CONJUGACIÓN

(g changes to gu before e)

Past Indicative

llegué, llegaste, llegó, llegamos, llegasteis, llegaron.

Present Subjunctive

llegue, llegues, llegue, lleguemos, lleguéis, lleguen.

Imperative

llega (tú), llegue (él/Vd.), lleguemos (nos.), llegad (vos.), lleguen (ellos/Vds.).

* * *

verb

1) to arrive

2) appear

3) come

4) suffice

•

- llegar a ser

* * *
Para las expresiones llegar al alma, llegar lejos, llegar a las manos, ver la otra entrada.
1. VERBO INTRANSITIVO

1) [movimiento, destino, procedencia] to arrive

Carmen no ha llegado todavía — Carmen hasn't arrived yet

llegaron cubiertos de barro — they arrived covered in mud

avíseme cuando llegue — tell me when he arrives {o} comes

está recién llegado de Roma — he recently arrived from Rome

por fin hemos llegado — we're here at last

el vuelo llegará a las 14:15 — the flight gets in at 14:15

llegará en tren/autobús — he will come by train/bus

no llegues tarde — don't be late

• llegar [a], cuando llegamos a Bilbao estaba lloviendo — when we got to {o} arrived in Bilbao it was raining

¿a qué hora llegaste a casa? — what time did you get home?

los vehículos están llegando a la línea de salida — the cars are approaching the starting line

• llegarle [a alguien], ¿te ha llegado ya el paquete? — have you got the parcel yet?

•[estar] al llegar, Carlos debe de estar al llegar — Carlos should be arriving any minute now

el verano está al llegar — summer is just around the corner

•[hacer] llegar algo a algn, hacer llegar una carta a algn — to send sb a letter

¿le puedes hacer llegar este recado? — could you give her this message?

¿le has hecho llegar el dinero? — did you get the money to her?

llegarle LAm —

le llegó el año pasado — he died last year

- me llega

- el que primero llegue, ese la calza
santo
2) (=alcanzar)

a) [con las manos] to reach

¿me puedes quitar la cortina? yo no llego — could you take the curtain down for me? I can't reach

no llego al estante de arriba — I can't reach the top shelf

b) [indicando distancia, nivel]

esta cuerda no llega — this rope isn't long enough, this rope won't reach

me llegó muy hondo lo que me dijo — what she said made a very deep impression on me

el tema de la película no me llega — the subject of the film does nothing for me {o} leaves me cold

• llegar [a] {o} [hasta] — to come up to

el agua me llegaba hasta las rodillas — the water came up to my knees

soy bajita y justo le llego al hombro — I'm short and I only just come up to his shoulder

el vestido le llega hasta los pies — the dress comes {o} goes down to her feet

los pies no le llegaban al suelo — her feet weren't touching the floor

la cola llegaba hasta la puerta — the queue went {o} reached back as far as the door

el tren solo llega hasta Burgos — the train only goes as far as Burgos

• me llega al [corazón] ver tanto sufrimiento — seeing so much suffering touches me to the heart

- ¡hasta allí podíamos llegar!

a tanto no llego —

soy bastante inteligente pero a tanto no llego — I'm reasonably clever, but not enough to do that

podría dejarle un millón, pero dos no, a tanto no llego — I might let her have a million, but not two, I'm not prepared to go as far as that
camisa 1), suela 1)
c) [indicando duración] to last

el pobrecito no llegará a las Navidades — the poor thing won't make it to {o} last till Christmas

este abrigo no te llega al próximo invierno — this coat won't last till next winter

le falta un año para llegar a la jubilación — he has a year to go till {o} before he retires

3) llegar a ({+ sustantivo})

a) (=conseguir) [+ acuerdo, conclusión] to reach, come to

llegó a la felicidad completa — she attained total happiness

¿cómo has conseguido llegar a la fama? — how did you manage to achieve fame {o} become famous?

le costó pero llegó a arquitecto — it wasn't easy, but he eventually managed to become an architect

por fin ha llegado a catedrático — he's finally made it to professor

b) [con cantidades] to come to

los gastos totales llegaron a 1.000 euros — the total expenditure came to 1,000 euros

el importe llega a 50 pesos — the total is 50 pesos

el público no llegaba a 200 espectadores — there were fewer than 200 spectators there

la audiencia de este programa ha llegado a cinco millones — (Radio) as many as five million people have listened to this programme; (TV) the viewing figures for this programme have been as high as five million

4) llegar a ({+ infin})

a) (=conseguir)

llegó a conocer a varios directores de cine — she met {o} got to know several film directors

no llego a comprenderlo — I just can't understand it

el producto puede llegar a tener éxito — the product could be a success

• si lo llego a [saber] — if I had known

• llegar a [ser] famoso/el jefe — to become famous/the boss

Julia llegó a ser presidenta — Julia became president

• llegar a [ver], no llegó a ver la película terminada — he never saw the film finished

el proyecto no llegó a ver la luz — the project never saw the light of day

temí no llegar a ver el año nuevo — I feared I wouldn't live to see the new year, I feared I wouldn't make it to the new year

b) [como algo extremo]

llegué a estar tan mal, que casi no podía moverme — I got so bad, I could hardly move

llegamos a sospechar de él — we came to suspect him

• puede llegar a [alcanzar] los 300km/h — it can reach speeds of up to 300km/h

este pez puede llegar a alcanzar los dos metros de largo — this fish can grow as long as two metres

la popularidad que un actor puede llegar a alcanzar a través de la televisión — the popularity an actor can come to attain from being on television

• ¿llegó a [creer] que sería campeón del mundo? — did you ever believe you'd be world champion?

yo había llegado a creer que estábamos en el camino de superar ese problema — I had really started to believe that we were on the way to overcoming that problem

llegué a creérmelo — I came to believe it

• llegó al [punto] de robarle — he even went so far as to rob her

5) (=bastar) to be enough

con dos euros no me llega — two euros isn't enough

con ese dinero no le va a llegar — you won't have enough money

no me llega para ropa nueva — I can't afford to buy new clothes

•[hacer] llegar el sueldo a fin de mes — to make ends meet

hacer llegar el dinero — to make one's money last

6) [momento, acontecimiento] to come

llegará un día en que sea rico — the day will come when I'm rich

cuando llegó la paz — when peace came

se fueron cuando llegó la noche — they left at nightfall

2.

VERBO TRANSITIVO (=acercar) to bring up, bring over

3.

See:

llegarse
LLEGAR Llegar a A la hora de traducir llegar a al inglés, tenemos que diferenciar entre arrive in y arrive at. ► Empleamos arrive in con países, ciudades, pueblos {etc}: Esperamos llegar a Italia el día 11 de junio We expect to arrive in Italy on 11 June Llegaremos a Córdoba dentro de dos horas We'll be arriving in Cordoba in two hours' time ► En cambio, se traduce por arrive at cuando nos referimos a lugares más pequeños, como aeropuertos, estaciones, {etc}. La expresión llegar a casa es una excepción, ya que se traduce por arrive/ get home, es decir, sin preposición: Llegamos al aeropuerto con cuatro horas de retraso We arrived at the airport four hours late Llegué a casa completamente agotada I arrived home completely exhausted Para otros usos y ejemplos ver la entrada
* * *
1.
verbo intransitivo

1) persona/tren/carta to arrive

tienen que estar por or al llegar — they'll be arriving any minute now

llegó (el) último — he was the last to arrive

llegaron cansadísimos — they were exhausted when they arrived

¿falta mucho para llegar? — is it much further (to go)?

siempre llega tarde — he's always late

no me llegó el telegrama — I didn't get the telegram

me hizo llegar un mensaje — he got a message to me

llegar a — a país/ciudad to arrive in; a edificio to arrive at

los que llegaron a la meta — the ones who crossed the finishing line

llegar a casa — to arrive o get home

el rumor llegó a oídos del alcalde — the rumor reached the mayor

la carta llegó a su destino — the letter reached its destination

¿adónde quieres llegar? — what do you mean?

llegar de — to arrive from

2)

a) camino/ruta ( extenderse)

llegar hasta — to go all the way to, go as far as

b) (ir)

llegar a or hasta: este tren no llega hasta or a Lima this train doesn't go as far as o all the way to Lima; sólo llega al tercer piso — it only goes (up) to the third floor

3) día/invierno to come, arrive

ha llegado el momento de... — the time has come to...

cuando llegue la estación de las lluvias — when the rainy season starts

cuando llegó la noche — when night fell

4)

a) ( alcanzar) to reach

llegar a algo — a acuerdo to reach something

llegué a la conclusión de que... — I reached o came to the conclusion that...

los pies no le llegan al suelo — her feet don't touch the floor

la falda le llegaba a los tobillos — her skirt came down to her ankles

el agua le llegaba al cuello — the water came up to her neck

su voz llegaba al fondo del teatro — her voice carried to the back of the theater

b) (Esp) dinero/materiales ( ser suficiente) to be enough

no me llega el dinero — I don't have enough money

c) (alcanzar a medir, costar, etc)

no llega a los dos metros — it is less than two meters

no sé si llegará a tanto — I don't know if it would be as much as that

no llegaban a 50 personas — there weren't even 50 people there

d) ( expresando logro)

llegará lejos — she'll go far o a long way

así no vas a llegar a ningún lado — you'll never get anywhere like that

llegó a convencerme — he managed to convince me

quiero que llegues a ser alguien — I want you to make something of yourself

nunca llegó a (ser) director — he never became director

e) ( en el tiempo)

no llegará a las próximas elecciones — he won't survive till the next elections

llegar a viejo — to live to old age

llegué a conocerlo mejor — I got to know him better

¿llegó a saberlo? — did she ever find out?

llegó a ser de gran utilidad — it proved (to be) very useful

5) llegar a + inf

a) ( a un extremo)

llegó a amenazarme — she even threatened me

llegué a pensar que... — I even began to think that...

no llegó a pegarme — he didn't actually hit me

las cosas han llegado a tal punto que... — things have reached such a point that...

puede llegar a ganarle — he might beat him

b) ( en oraciones condicionales)

si lo llego a saber, no vengo — if I'd known, I wouldn't have come

si llego a enterarme de algo, te aviso — if I happen to hear anything, I'll let you know

6) estilo/música (ser entendido, aceptado)

su estilo no llega a la gente — people can't relate to o understand his style

un lenguaje que llega a la juventud — language that gets through to o means something to young people
2.
llegarse v pron (fam)

se llegó hasta aquí para dármelo — she came all the way here to give it to me (colloq)

llégate a la tienda y trae algo de beber — run out to the store and get something to drink

* * *

= arrive, drop, turn up, come in, come, come to + Posesivo + attention, come with, roll in.

Ex. The time has arrived when it is more appropriate to ask why cataloguing is still conducted on a manual basis, rather than to seek to justify the use of computers in cataloguing.

Ex. The search profile will only be modified periodically as the quality of the set of notifications output from the search drops to unacceptable levels.

Ex. Results showed that many users turn up at the library with only a sketcky idea of what they would like and spend much time browsing.

Ex. Their duty is to come in before school each morning and check that the book checking system is in order and that the library is tidy and presentable.

Ex. This article urges children's librarians to attack 'aliteracy' (lack of a desire to read) as well as illiteracy by taking programmes, e.g. story hours, to children who do not come to libraries.

Ex. Information vital to certain people might not come to their attention if such people must rely only upon regular scanning of large numbers of periodicals.

Ex. The problem comes with ideographic languages.

Ex. With the summer rolling in, many of you might be looking for instructions on how to make fresh iced tea.

----

* al llegar = on arrival.

* cortar llegando al hueso = cut to + the bone.

* cuando llegue la hora = when the time comes.

* día + estar por llegar = day + be + yet to come.

* estar aún por llegar = be yet to come.

* haber llegado = be upon us.

* hacer + Nombre + llegar hasta aquí = get + Nombre + this far.

* hasta donde llegue = to the limits of.

* llegar a = come to, reach, reach out to, find + Posesivo + way to, get through to, come up to, pull into, strike + a chord with.

* llegar a acuerdo = make + arrangements.

* llegar a casa = get + home.

* llegar a esperar = come to + expect.

* llegar a final de mes = make + ends meet.

* llegar a formar parte de = find + Posesivo + way into/onto.

* llegar a + Infinitivo = come to + Infinitivo.

* llegar a + Infinitivo + se = come to be + Participio Pasado.

* llegar a la conclusión = conclude, form + impression.

* llegar a la conclusión de que = come to + the conclusion that, come up with + the conclusion that, get + the idea that.

* llegar al corazón de = go to + the heart of.

* llegar al extremo de = get to + the point of, go to + the extreme of.

* llegar al extremo de + Infinitivo = go + (as/so) far as + Infinitivo.

* llegar al final de = come to + the end of, get through.

* llegar al final de su vida útil = come to + the end of + Posesivo + useful life, reach + the end of + Posesivo + useful life.

* llegar al fondo de la cuestión = see to the + bottom of things.

* llegar al fondo de una Cuestión = get to + the bottom of.

* llegar al fondo de una Cuestión = get to + the root of.

* llegar al límite = reach + the breaking point.

* llegar al límite de + Posesivo + capacidad = stretch + Nombre + beyond the breaking point, stretch + Nombre + to breaking point, stretch + Nombre + to the limit.

* llegar al meollo de la cuestión = arrive at + the heart of the matter.

* llegar al punto álgido = reach + a head.

* llegar al punto crítico = come to + a head.

* llegar al punto de = be at the point of.

* llegar al punto de + Infinitivo = go + (as/so) far as + Infinitivo.

* llegar al quid de la cuestión = arrive at + the heart of the matter.

* llegar a + Lugar = make + it + to + Lugar.

* llegar andando pausadamente = stroll into + view.

* llegar a ser = become, develop into.

* llegar a ser conocido como = become + known as.

* llegar a su fin = wind down, draw to + a close, draw to + an end.

* llegar a tiempo = arrive + in time, arrive + on time.

* llegar a todas partes = reach + far and wide, extend + far and wide, stretch + far and wide.

* llegar a todos lados = extend + far and wide, reach + far and wide, stretch + far and wide.

* llegar a una conclusión = draw + conclusion, make + deduction, reach + conclusion, arrive at + conclusion.

* llegar a un acuerdo = conclude + agreement, reach + agreement, make + an undertaking, make + bargain, come to + consensus, reach + understanding, have + meeting of the minds, reach + consensus, hammer out + agreement, develop + compromise, work out + agreement, strike + deal, conclude + deal.

* llegar a una decisión = arrive at + decision.

* llegar a una definición = hammer out + definition.

* llegar a una etapa = reach + point.

* llegar a una solución = arrive at + a solution.

* llegar a una solución intermedia = meet + Nombre + halfway.

* llegar a un compromiso = reach + agreement, meet + Nombre + halfway.

* llegar a un consenso = come to + consensus, reach + consensus.

* llegar a un consenso sobre = get + a consensus on.

* llegar a un extremo = reach + epic proportions.

* llegar a un momento importante en su historia = reach + milestone.

* llegar a un punto crítico = reach + turning point.

* llegar a un veredicto = reach + verdict.

* llegar demasiado lejos = go + too far.

* llegar el momento en el que = reach + the point where.

* llegar la hora de = time + come.

* llegar lejos = get + far.

* llegar más lejos = stretch + further.

* llegar muy lejos = go + a long way, come + a long way.

* llegar noticias = come to + Posesivo + notice.

* llegar poco a poco = dribble in.

* llegar tarde = arrive + late, run + late.

* llegar tarde (a) = be late (for).

* llegar tarde a casa = stay out + late.

* llegar tarde al trabajo = be late for work.

* lo mejor está aún por llegar = the best is yet to come.

* momento + llegar = time + approach.

* no haber llegado todavía = be yet to come.

* no llegar a = stop + short of, fall + short of.

* no llegar a entender = miss + the mark, miss + the point.

* no llegar a + Infinitivo (con mucho) = fall (far) short of + Gerundio.

* no llegar a un ideal = fall + short of ideal.

* por fin llegó la hora (de) = it's about time (that).

* recesión + llegar = recession + set in.

* ser un medio para llegar a un fin = be the means to an end.

* si se llega a un acuerdo = subject to + agreement.

* un medio para llegar a fin = a means to an end.

* * *
1.
verbo intransitivo

1) persona/tren/carta to arrive

tienen que estar por or al llegar — they'll be arriving any minute now

llegó (el) último — he was the last to arrive

llegaron cansadísimos — they were exhausted when they arrived

¿falta mucho para llegar? — is it much further (to go)?

siempre llega tarde — he's always late

no me llegó el telegrama — I didn't get the telegram

me hizo llegar un mensaje — he got a message to me

llegar a — a país/ciudad to arrive in; a edificio to arrive at

los que llegaron a la meta — the ones who crossed the finishing line

llegar a casa — to arrive o get home

el rumor llegó a oídos del alcalde — the rumor reached the mayor

la carta llegó a su destino — the letter reached its destination

¿adónde quieres llegar? — what do you mean?

llegar de — to arrive from

2)

a) camino/ruta ( extenderse)

llegar hasta — to go all the way to, go as far as

b) (ir)

llegar a or hasta: este tren no llega hasta or a Lima this train doesn't go as far as o all the way to Lima; sólo llega al tercer piso — it only goes (up) to the third floor

3) día/invierno to come, arrive

ha llegado el momento de... — the time has come to...

cuando llegue la estación de las lluvias — when the rainy season starts

cuando llegó la noche — when night fell

4)

a) ( alcanzar) to reach

llegar a algo — a acuerdo to reach something

llegué a la conclusión de que... — I reached o came to the conclusion that...

los pies no le llegan al suelo — her feet don't touch the floor

la falda le llegaba a los tobillos — her skirt came down to her ankles

el agua le llegaba al cuello — the water came up to her neck

su voz llegaba al fondo del teatro — her voice carried to the back of the theater

b) (Esp) dinero/materiales ( ser suficiente) to be enough

no me llega el dinero — I don't have enough money

c) (alcanzar a medir, costar, etc)

no llega a los dos metros — it is less than two meters

no sé si llegará a tanto — I don't know if it would be as much as that

no llegaban a 50 personas — there weren't even 50 people there

d) ( expresando logro)

llegará lejos — she'll go far o a long way

así no vas a llegar a ningún lado — you'll never get anywhere like that

llegó a convencerme — he managed to convince me

quiero que llegues a ser alguien — I want you to make something of yourself

nunca llegó a (ser) director — he never became director

e) ( en el tiempo)

no llegará a las próximas elecciones — he won't survive till the next elections

llegar a viejo — to live to old age

llegué a conocerlo mejor — I got to know him better

¿llegó a saberlo? — did she ever find out?

llegó a ser de gran utilidad — it proved (to be) very useful

5) llegar a + inf

a) ( a un extremo)

llegó a amenazarme — she even threatened me

llegué a pensar que... — I even began to think that...

no llegó a pegarme — he didn't actually hit me

las cosas han llegado a tal punto que... — things have reached such a point that...

puede llegar a ganarle — he might beat him

b) ( en oraciones condicionales)

si lo llego a saber, no vengo — if I'd known, I wouldn't have come

si llego a enterarme de algo, te aviso — if I happen to hear anything, I'll let you know

6) estilo/música (ser entendido, aceptado)

su estilo no llega a la gente — people can't relate to o understand his style

un lenguaje que llega a la juventud — language that gets through to o means something to young people
2.
llegarse v pron (fam)

se llegó hasta aquí para dármelo — she came all the way here to give it to me (colloq)

llégate a la tienda y trae algo de beber — run out to the store and get something to drink

* * *

= arrive, drop, turn up, come in, come, come to + Posesivo + attention, come with, roll in.

Ex: The time has arrived when it is more appropriate to ask why cataloguing is still conducted on a manual basis, rather than to seek to justify the use of computers in cataloguing.

Ex: The search profile will only be modified periodically as the quality of the set of notifications output from the search drops to unacceptable levels.

Ex: Results showed that many users turn up at the library with only a sketcky idea of what they would like and spend much time browsing.

Ex: Their duty is to come in before school each morning and check that the book checking system is in order and that the library is tidy and presentable.

Ex: This article urges children's librarians to attack 'aliteracy' (lack of a desire to read) as well as illiteracy by taking programmes, e.g. story hours, to children who do not come to libraries.

Ex: Information vital to certain people might not come to their attention if such people must rely only upon regular scanning of large numbers of periodicals.

Ex: The problem comes with ideographic languages.

Ex: With the summer rolling in, many of you might be looking for instructions on how to make fresh iced tea.

* al llegar = on arrival.

* cortar llegando al hueso = cut to + the bone.

* cuando llegue la hora = when the time comes.

* día + estar por llegar = day + be + yet to come.

* estar aún por llegar = be yet to come.

* haber llegado = be upon us.

* hacer + Nombre + llegar hasta aquí = get + Nombre + this far.

* hasta donde llegue = to the limits of.

* llegar a = come to, reach, reach out to, find + Posesivo + way to, get through to, come up to, pull into, strike + a chord with.

* llegar a acuerdo = make + arrangements.

* llegar a casa = get + home.

* llegar a esperar = come to + expect.

* llegar a final de mes = make + ends meet.

* llegar a formar parte de = find + Posesivo + way into/onto.

* llegar a + Infinitivo = come to + Infinitivo.

* llegar a + Infinitivo + se = come to be + Participio Pasado.

* llegar a la conclusión = conclude, form + impression.

* llegar a la conclusión de que = come to + the conclusion that, come up with + the conclusion that, get + the idea that.

* llegar al corazón de = go to + the heart of.

* llegar al extremo de = get to + the point of, go to + the extreme of.

* llegar al extremo de + Infinitivo = go + (as/so) far as + Infinitivo.

* llegar al final de = come to + the end of, get through.

* llegar al final de su vida útil = come to + the end of + Posesivo + useful life, reach + the end of + Posesivo + useful life.

* llegar al fondo de la cuestión = see to the + bottom of things.

* llegar al fondo de una Cuestión = get to + the bottom of.

* llegar al fondo de una Cuestión = get to + the root of.

* llegar al límite = reach + the breaking point.

* llegar al límite de + Posesivo + capacidad = stretch + Nombre + beyond the breaking point, stretch + Nombre + to breaking point, stretch + Nombre + to the limit.

* llegar al meollo de la cuestión = arrive at + the heart of the matter.

* llegar al punto álgido = reach + a head.

* llegar al punto crítico = come to + a head.

* llegar al punto de = be at the point of.

* llegar al punto de + Infinitivo = go + (as/so) far as + Infinitivo.

* llegar al quid de la cuestión = arrive at + the heart of the matter.

* llegar a + Lugar = make + it + to + Lugar.

* llegar andando pausadamente = stroll into + view.

* llegar a ser = become, develop into.

* llegar a ser conocido como = become + known as.

* llegar a su fin = wind down, draw to + a close, draw to + an end.

* llegar a tiempo = arrive + in time, arrive + on time.

* llegar a todas partes = reach + far and wide, extend + far and wide, stretch + far and wide.

* llegar a todos lados = extend + far and wide, reach + far and wide, stretch + far and wide.

* llegar a una conclusión = draw + conclusion, make + deduction, reach + conclusion, arrive at + conclusion.

* llegar a un acuerdo = conclude + agreement, reach + agreement, make + an undertaking, make + bargain, come to + consensus, reach + understanding, have + meeting of the minds, reach + consensus, hammer out + agreement, develop + compromise, work out + agreement, strike + deal, conclude + deal.

* llegar a una decisión = arrive at + decision.

* llegar a una definición = hammer out + definition.

* llegar a una etapa = reach + point.

* llegar a una solución = arrive at + a solution.

* llegar a una solución intermedia = meet + Nombre + halfway.

* llegar a un compromiso = reach + agreement, meet + Nombre + halfway.

* llegar a un consenso = come to + consensus, reach + consensus.

* llegar a un consenso sobre = get + a consensus on.

* llegar a un extremo = reach + epic proportions.

* llegar a un momento importante en su historia = reach + milestone.

* llegar a un punto crítico = reach + turning point.

* llegar a un veredicto = reach + verdict.

* llegar demasiado lejos = go + too far.

* llegar el momento en el que = reach + the point where.

* llegar la hora de = time + come.

* llegar lejos = get + far.

* llegar más lejos = stretch + further.

* llegar muy lejos = go + a long way, come + a long way.

* llegar noticias = come to + Posesivo + notice.

* llegar poco a poco = dribble in.

* llegar tarde = arrive + late, run + late.

* llegar tarde (a) = be late (for).

* llegar tarde a casa = stay out + late.

* llegar tarde al trabajo = be late for work.

* lo mejor está aún por llegar = the best is yet to come.

* momento + llegar = time + approach.

* no haber llegado todavía = be yet to come.

* no llegar a = stop + short of, fall + short of.

* no llegar a entender = miss + the mark, miss + the point.

* no llegar a + Infinitivo (con mucho) = fall (far) short of + Gerundio.

* no llegar a un ideal = fall + short of ideal.

* por fin llegó la hora (de) = it's about time (that).

* recesión + llegar = recession + set in.

* ser un medio para llegar a un fin = be the means to an end.

* si se llega a un acuerdo = subject to + agreement.

* un medio para llegar a fin = a means to an end.

* * *

llegar [A3 ]

vi

A «persona/tren/carta» to arrive

tienen que estar al llegar they'll be arriving any minute now

¿cuándo llegan tus primos? when are your cousins arriving?, when do your cousins arrive?

¿falta mucho para llegar? is it much further (to go)?

¿a qué hora llega el avión? what time does the plane arrive o get in?

siempre llega tarde he's always late

llegó (el) primero/(el) último he was the first/the last to arrive, he arrived first/last

llegaron cansadísimos they were exhausted when they arrived

no me llegó el telegrama I didn't get the telegram, the telegram didn't get to me o didn't reach me

nos llega una noticia de última hora we have a late news item

me hizo llegar un mensaje he got a message to me

sus palabras me llegaban con mucho ruido de fondo there was a lot of background noise when I was talking to him

llegar A (a un país, una ciudad) to arrive in; (a un edificio) to arrive at

llegó a Bogotá en un vuelo de Avianca he arrived in Bogotá on an Avianca flight

llegó al aeropuerto a las dos she arrived at o got to the airport at two o'clock

el primer corredor que llegó a la meta the first runner to cross o reach the finishing line

llegamos a casa a las dos we got o arrived home at two o'clock

llegué a su casa de noche I got to o reached his house at night

la carta nunca llegó a mis manos the letter never reached me

el rumor llegó a oídos del alcalde the rumor reached the mayor

¿adónde quieres llegar con tantas preguntas? what are you getting at o driving at with all these questions?

llegar DE to arrive from

acaba de llegar de Hamburgo he's just arrived from o got(ten) ( o flown etc) in from Hamburg

B

1 «camino/ruta» (extenderse) llegar HASTA; to go all the way to, go as far as

ahora la carretera llega hasta San Pedro the road goes all the way to o goes as far as San Pedro now

2 (ir) llegar A/ HASTA:

este autobús no llega hasta or a Las Torres this bus doesn't go as far as o all the way to Las Torres

sólo llega al tercer piso it only goes (up) to the third floor

C «día/invierno» to come, arrive

el invierno llegó temprano winter came early

cuando llegue la estación de las lluvias when the rainy season starts

ha llegado el momento de tomar una decisión the time has come to make a decision

pensé que nunca llegaría este momento I thought this moment would never come o arrive

llegará el día en que se dé cuenta de su error the day will come when he'll realize his mistake

cuando llegó la noche todavía estaban lejos when night fell o at nightfall they were still a long way away

D

1 (alcanzar) to reach

no llego ni con la escalera I can't even reach with the ladder

llegar A algo to reach sth

tiene que subirse a una silla para llegar al estante he has to stand on a chair to reach the shelf

las cosas han llegado a tal punto, que … things have got to o have reached such a point that …

los pies no le llegan al suelo her feet don't touch the floor

esa cuerda no llega al otro lado that rope won't reach to the other side

la falda le llegaba a los tobillos her skirt came down to o reached her ankles

su voz llegaba al fondo del teatro her voice carried to the back of the theater

el agua le llegaba al cuello the water came up to her neck

por ambos métodos llegamos al mismo resultado both methods lead us to the same result, we arrive at o reach the same result by both methods

llegué a la conclusión de que me habías mentido I reached o came to the conclusion that you had been lying to me

no se llegó a ningún acuerdo no agreement was reached

sé algo de electrónica, pero a tanto no llego I know something about electronics but not that much o but my knowledge doesn't extend that far

ahí

2 «dinero/materiales» (ser suficiente) to be enough

con un kilo llega para todos a kilo's enough o a kilo will do for all of us

no me llega el dinero I don't have enough money

3

(alcanzar a medir, costar, etc): este trozo de tela no llega a los dos metros this piece of material is less than two meters

me sorprendería si llegara a tanto I'd be surprised if it came to that much o if it was as much as that

no llegaban a 500 personas there weren't even 500 people there

4

(expresando logro): llegará lejos she'll go far o a long way

como sigas así no vas a llegar a ningún lado if you carry on like this, you'll never get anywhere

no creo que llegues a convencerme I don't think you'll manage to convince me

quiero que llegues a ser alguien I want you to be someone o to make something of yourself

nunca llegó a (ser) director he never became director, he never made it to director ( colloq)

5

(en el tiempo): este gobierno no llegará a las próximas elecciones this government won't survive till the next elections

como sigas fumando así no llegarás a viejo if you go on smoking like that you won't live to old age

con los años llegué a conocerlo mejor I got to know him better over the years

¿llegaste a verlo? did you manage o did you get to see it?

¿llegó a saber quién era su padre? did she ever find out who her father was?

el invento puede llegar a ser de gran utilidad the invention could prove to be very useful

E

1 (como intensificador) llegar A + INF:

llegó a amenazarme con el despido she even threatened to fire me, she went so far as to threaten to fire me

llegué a pensar que me engañaba I even began to think he was deceiving me

no llegó a pegarme, pero … he didn't actually hit me, but …

llegó a aburrirme con sus constantes quejas I grew tired of o I got bored with his constant complaining

puede incluso llegar a ganarle he might even beat him

2

(en oraciones condicionales): si lo llego a saber, no vengo if I'd known, I wouldn't have come

si llego a enterarme de algo, te aviso if I happen to hear anything, I'll let you know

si lo llegas a perder, te mato if you lose it, I'll kill you, if you go and lose it o if you manage to lose it, I'll kill you ( colloq)

F

«estilo/música» (ser entendido, aceptado): tiene un estilo que no llega a la gente people can't relate to o understand his style

emplea un lenguaje que llega a la juventud he uses language that gets through to o means something to young people

■ llegarse

v pron

( fam):

llégate hasta su casa y dale este paquete run over to her house and give her this parcel ( colloq)

llégate a la tienda y trae algo de beber run out o over to the store and get something to drink, nip o pop out to the shop and get something to drink ( BrE colloq)

* * *

llegar ( conjugate llegar) verbo intransitivo
1 [persona/tren/carta] to arrive;
tienen que estar por or al llegar they'll be arriving any minute now;
◊ llegaron cansadísimos they were exhausted when they arrived;

¿falta mucho para llegar? is it much further (to go)?;
siempre llega tarde he's always late;
no me llegó el telegrama I didn't get the telegram;
llegar a algo ‹a país/ciudad› to arrive in sth;

‹ a edificio› to arrive at sth;
◊ llegar a casa to arrive o get home;

el rumor llegó a oídos del alcalde the rumor reached the mayor
2 [camino/ruta/tren] (ir) llegar a or hasta to go all the way to, go as far as;
◊ solo llega al tercer piso it only goes (up) to the third floor

3 [día/invierno] to come, arrive;
◊ ha llegado el momento de … the time has come to …

4
a) ( alcanzar) to reach;

llegar a algo ‹a acuerdo/conclusión› to reach sth, come to sth;
‹a estante/techo› to reach;
◊ llegué a la conclusión de que… I reached o came to the conclusion that …;

los pies no le llegan al suelo her feet don't touch the floor;
la falda le llegaba a los tobillos her skirt came down to her ankles;
el agua le llegaba al cuello the water came up to her neck;
las cosas llegaron a tal punto que … things reached such a point that …
b) ( expresando logro):

◊ llegará lejos she'll go far o a long way;

así no vas a llegar a ningún lado you'll never get anywhere like that;
llegó a (ser) director he became director;
llegar a viejo to live to old age;
llegué a conocerlo mejor I got to know him better
5 llegar a + inf
a) ( al extremo de):

◊ llegó a amenazarme she even threatened me;

no llegó a pegarme he didn't actually hit me
b) ( en oraciones condicionales):

◊ si lo llego a saber, no vengo if I'd known, I wouldn't have come;

si llego a enterarme de algo, te aviso if I happen to hear anything, I'll let you know
llegar verbo intransitivo
1 to arrive: llegué la última, I arrived last
está al llegar, she's about to arrive
llegar a la ciudad, to arrive at the town
2 (momento, acontecimiento) llegó la hora de..., the time has come to...
llegaron las heladas, the frosts came
3 (alcanzar) to reach: no llego al último estante, I can't reach the top shelf
(una meta) llegar a la cumbre, he reached the peak
4 (ser suficiente) to be enough
5 ( llegar a + infinitivo) to go so far as to: llegué a creerlo, I even believed it
llegaron a insultarnos, they went so far as to abuse us
figurado llegar a las manos, to come to blows
llegar a ser, to become
♦ Locuciones: estar al llegar, to be about to arrive
llegar a buen puerto, to reach a satisfactory conclusion o to arrive safely
no llegar la sangre al río, to not have serious consequences
no llegar a la suela del zapato, not to be able to hold a candle to
' llegar' also found in these entries:
Spanish:
acabar
- achantarse
- alcanzar
- anticiparse
- apercibirse
- atrasarse
- aviar
- caer
- concesión
- dialogar
- dirigir
- excusa
- lejos
- moderar
- odisea
- oído
- plantarse
- puerto
- retrasar
- retrasarse
- sangre
- santa
- santo
- seguir
- sentir
- suela
- última
- último
- vadear
- venir
- acuerdo
- ánimo
- antes
- aparecer
- atrasar
- bueno
- cuánto
- cuestión
- culminar
- demorar
- erigir
- improviso
- indicación
- indicar
- instrucción
- junto
- lujo
- mano
- mayoría
- novedad
English:
accessible
- age
- agree
- agreement
- amount to
- arrive
- bear
- bottom
- call
- check in
- close
- come
- come in
- come through
- come to
- come up to
- compromise
- deal
- decide
- decision
- draw in
- end
- fail
- filter out
- filter through
- first
- fog
- gallop up
- get
- get in
- get into
- get up to
- grip
- half-way
- head
- home
- hope
- in
- just
- late
- leak out I
- make
- master
- only
- place
- power
- pull in
- reach
- roll in
- roll up

* * *

llegar

♦ vi

1. [persona, vehículo, medio de transporte] to arrive (de from);
llegar a un hotel/al aeropuerto to arrive at a hotel/at the airport;

llegar a una ciudad/a un país to arrive in a city/in a country;

llegar a casa to get home;

llegar a la meta to cross the finishing line;

cuando llegué a esta empresa… when I arrived at o first came to this company…;

llegaremos a la estación de Caracas a las dos we will be arriving at Caracas station at two o'clock;

nosotros llegamos primero o [m5] los primeros we arrived first;

el atleta cubano llegó primero the Cuban athlete came first;

llegaban muy contentos they were very happy when they arrived, they arrived very happy;

llegaré pronto I'll be there early;

este avión llega tarde this plane is late;

estar al llegar: deben de estar al llegar they must be about to arrive, they're bound to arrive any minute now;

los Juegos Olímpicos están al llegar the Olympics are coming up soon;

¿falta mucho para llegar o [m5] para que lleguemos? is there far to go?;

así no llegarás a ninguna parte you'll never get anywhere like that;
Fig
llegará lejos she'll go far

2. [carta, recado, mensaje] to arrive;

llegarle a alguien: no me ha llegado aún el paquete the parcel still hasn't arrived, I still haven't received the parcel;

ayer me llegó un mensaje suyo por correo electrónico I got o received an e-mail from him yesterday;

hacer llegar un mensaje o [m5] recado a alguien to pass a message on to sb;

si llega a oídos de ella… if she gets to hear about this…

3. [tiempo, noche, momento] to come;

cuando llegue el momento te enterarás you'll find out when the time comes;

ha llegado el invierno winter has come o arrived

4. [alcanzar]
llegar a to reach;

no llego al techo I can't reach the ceiling;

el barro me llegaba a las rodillas the mud came up to my knees, I was up to my knees in mud;

quiero una chaqueta que me llegue por debajo de la cintura I want a jacket that comes down to below my waist;

llegar a un acuerdo to come to o reach an agreement;

llegamos a la conclusión de que era inútil seguir we came to o reached the conclusion that it wasn't worth continuing;

llegar hasta to reach up to;

esta carretera sólo llega hasta Veracruz this road only goes as far as Veracruz;

el ascensor no llega a o [m5] hasta la última planta the Br lift o US elevator doesn't go up to the top floor

5. [ascender]
el importe total de la reparación no llega a 5.000 pesos the total cost of the repairs is less than o below 5,000 pesos;

los espectadores no llegaban ni siquiera a mil there weren't even as many as a thousand spectators there

6. [ser suficiente] to be enough ( para for);
el dinero no me llega para comprarme una casa the money isn't enough for me to buy a house

7. [lograr]
llegar a (ser) algo to get to be sth, to become sth;

llegó a ser campeón de Europa he became European champion;

llegar a hacer algo to manage to do sth;

pesaba mucho, pero al final llegué a levantarlo it was very heavy, but I managed to lift it up in the end;

nunca llegó a (entrar en) las listas de éxitos she never made it into the charts;

nunca llegué a conocerlo I never actually met him;

si llego a saberlo… [en el futuro] if I happen to find out…;
[en el pasado] if I had known…
8. [al extremo de]
llegó a decirme… he went as far as to say to me…;

hemos llegado a pagar 4.000 euros at times we've had to pay as much as 4,000 euros;

cuesta llegar a creerlo it's very hard to believe it;

Comp

¡hasta aquí o [m5] ahí podíamos llegar! this is beyond a joke o absolutely outrageous!

9. [causar impresión, interesar]
tiene una imagen que no llega al electorado she fails to project a strong image to the electorate;

son canciones sencillas que llegan a la gente they are simple songs that mean something to people;

lo que dijo me llegó al alma her words really struck home

10. [durar]
llegar a o [m5] hasta to last until;

este año las rebajas llegarán hasta bien entrado febrero the sales this year will last until well into February;

está muy enferma, no creo que llegue a las Navidades she's very ill, I doubt whether she'll make it to Christmas

11. Méx Fam
voy a llegarle [ya me voy] I'm off home;

¡llégale! [no hay problema] no problem!, don't worry!

12. Méx Fam
llegarle a alguien [pedirle salir] to ask sb out

♦ See also the pronominal verb llegarse

* * *

llegar

v/i

1 arrive;

ha llegado la primavera spring is here, spring has arrived;

está al llegar he’ll arrive momentarily, he’s about to arrive

2 ( alcanzar) reach;

me llega hasta las rodillas it comes down to my knees;

el agua me llegaba a la cintura the water came up to my waist;

no llego a comprender por qué … I don’t understand why …;

la comida no llegó para todos there wasn’t enough food for everyone;

¡hasta ahí podíamos llegar! fam that’s going too far!, that’s a bit much! fam ;

llegar a saber find out;

llegar a ser get to be;

llegar a viejo live to a ripe old age;

llegar a presidente get to be president, become president

* * *

llegar {52} vi

1) : to arrive, to come

2)

llegar a : to arrive at, to reach, to amount to

3)

llegar a : to manage to

llegó a terminar la novela: she managed to finish the novel

4)

llegar a ser : to become

llegó a ser un miembro permanente: he became a permanent member

* * *

llegar vb

1. (en general) to arrive / to get

acabo de llegar I've just arrived / I've just got here

¿a qué hora llegaréis a Londres? what time will you arrive in London?

llegué a la estación a las once I arrived at the station at eleven o'clock

cuando lleguemos a Tudela, cenaremos we'll have dinner when we get to Tudela

todavía no ha llegado a casa he's not home yet

llegarás tarde you'll be late

2. (alcanzar) to reach

¿llegas? can you reach?

3. (tiempo) to come [pt. came; pp. come]

llegará el momento en el que tengamos que decidir qué hacemos the time will come when we have to decide what to do

¡ha llegado la primavera! spring is here!

4. (altura) to come

el agua nos llegaba a las rodillas the water came up to our knees

la falda te llega hasta los tobillos your skirt comes down to your ankles

5. (alcanzar una cantidad) to come to

no llega a las dos mil pesetas it comes to just under two thousand pesetas

el melón no llega a los tres kilos the melon weighs less than three kilos

6. (ser suficiente) to be enough

los bocadillos no llegaron para todos there weren't enough sandwiches for everyone

no me llega el dinero I haven't got enough money

llegar a hacer algo to manage to do something

llegar a ser to become [pt. became; pp. become]

por fin ha llegado a ser presidente he's finally become president

Spanish-English dictionary > llegar
19 ἔχω

ἔχω (Hom.+) impf. εἶχον, 1 pl. εἴχαμεν and 3 pl. εἶχαν (both as vv.ll.; Mlt-H. 194; B-D-F §82) Mk 8:7; Rv 9:8 or εἴχοσαν (B-D-F §84, 2; Mlt-H. 194; Kühner-Bl. II p. 55) J 15:22, 24; 2 aor. ἔσχον; mixed aor. forms include ἔσχαν Hv 3, 5, 1, ἔσχοσαν 1 Esdr 6:5; 1 Macc 10:15 (ἔσχον, εἴχον vv.ll.); pf. ἔσχηκα; plpf. ἐσχήκειν.—In the following divisions: act. trans. 1–9; act. intr. 10; mid. 11.

① to possess or contain, have, own (Hom.+)

ⓐ to possess someth. that is under one’s control

α. own, possess (s. esp. TestJob 9f) κτήματα πολλά own much property Mt 19:22; Mk 10:22. πρόβατα Lk 15:4; J 10:16. θησαυρόν Mt 19:21; Mk 10:21b. βίον living Lk 21:4; 1J 3:17. δραχμὰς δέκα Lk 15:8. πλοῖα Rv 18:19. κληρονομίαν Eph 5:5. θυσιαστήριον Hb 13:10a; μέρος ἔ. ἔν τινι have a share in someth. Rv 20:6. Gener. μηδὲν ἔ. own nothing (SibOr 3, 244) 2 Cor 6:10. ὅσα ἔχεις Mk 10:21; cp. 12:44; Mt 13:44, 46; 18:25. τί ἔχεις ὸ̔ οὐκ ἔλαβες; what do you have that you have not been given? 1 Cor 4:7. The obj. acc. is often used w. an adj. or ptc.: ἔ. ἅπαντα κοινά have everything in common Ac 2:44 (cp. Jos., Ant. 15, 18). ἔ. πολλὰ ἀγαθὰ κείμενα have many good things stored up Lk 12:19.—Hb 12:1. Abs. ἔ. have (anything) (Soph.et al.; Sir 13:5; 14:11) Mt 13:12a; Mk 4:25a; Lk 8:18a. ἐκ τοῦ ἔχειν in accordance w. what you have 2 Cor 8:11. ἔ. εἰς ἀπαρτισμόν have (enough) to complete Lk 14:28. W. neg. ἔ. have nothing Mt 13:12b; Mk 4:25b; Lk 8:18b.—ὁ ἔχων the one who has, who is well off (Soph., Aj. 157; Eur., Alc. 57; X., An. 7, 3, 28; Ar. 15:7). πᾶς ὁ ἔχων everyone who has (anything) Mt 25:29a; Lk 19:26a. ὁ μὴ ἔχων the one who has nothing (X., An. 7, 3, 28; 1 Esdr 9:51, 54; 2 Esdr 18:10) Mt 25:29b; Lk 19:26b; 1 Cor 11:22.

β. have = hold in one’s charge or keeping ἔ. τὰς κλεῖς hold the keys Rv 1:18; cp. 3:7. τὸ γλωσσόκομον the money-box J 12:6; 13:29.

ⓑ to contain someth. have, possess, of the whole in relation to its parts

α. of living beings, of parts of the body in men and animals μέλη Ro 12:4a; cp. 1 Cor 12:12. σάρκα καὶ ὀστέα Lk 24:39 (Just., A I, 66, 2 καὶ σάρκα καὶ αἷμα) ἀκροβυστίαν Ac 11:3. οὖς Rv 2:7, 11. ὦτα Mt 11:15; Mk 7:16; Lk 8:8. χεῖρας, πόδας, ὀφθαλμούς Mt 18:8f; Mk 9:43, 45, 47. Of animals and animal-like beings ἔ. πρόσωπον Rv 4:7. πτέρυγας vs. 8. κέρατα 5:6. ψυχάς 8:9. τρίχας 9:8. κεφαλάς 12:3 (TestAbr B 14 p. 118, 19 [Stone p. 84]) al. ἔχοντες ὑγιῆ τὴν σάρκα AcPlCor 2:32 (Just., D. 48, 3 σάρκα ἔχων). Of plants (TestAbr B 3 p. 107, 6 [Stone p. 62] εὗρον δένδρον … ἔχον κλάδους) ῥίζαν ἔ. Mt 13:6; Mk 4:6.

β. of inanimate things: of cities τ. θεμελίους ἔ. Hb 11:10; cp. Rv 21:14. Of a head-covering χαρακτῆρα ἔχει βασιλικόν has a royal emblem GJs 2:2.

ⓒ to have at hand, have at one’s disposal have ἄρτους Mt 14:17; cp. 15:34; J 21:5, where the sense is prob. ‘Did you catch any fish for breakfast?’. οὐκ ἔχω ὸ̔ παραθήσω αὐτῷ I have nothing to set before him Lk 11:6. μὴ ἐχόντων τί φάγωσι since they had nothing to eat Mk 8:1; cp. Mt 15:32 (Soph., Oed. Col. 316 οὐκ ἔχω τί φῶ). οὐκ ἔχω ποῦ συνάξω I have no place to store Lk 12:17. ἄντλημα a bucket J 4:11a. οἰκίας ἔ. have houses (at one’s disposal) 1 Cor 11:22. Of pers.: have (at one’s disposal) (PAmh 92, 18 οὐχ ἕξω κοινωνόν and oft. in pap) Moses and the prophets Lk 16:29. παράκλητον an advocate, a helper 1J 2:1. οὐδένα ἔ. ἰσόψυχον Phil 2:20. ἄνθρωπον οὐκ ἔ. J 5:7.

ⓓ to have within oneself have σύλλημα ἔχει ἐκ πνεύματος ἁγίου she has something conceived through the Holy Spirit GJs 18:1. Var. constr. w. ἐν: of women ἐν γαστρὶ ἔ. be pregnant (γαστήρ 2) Mt 1:18, 23 (Is 7:14); 24:19; Mk 13:17; Lk 21:23; 1 Th 5:3; Rv 12:2. ἔ. τινὰ ἐν τῇ καρδίᾳ have someone in one’s heart Phil 1:7 (Ovid, Metam. 2, 641 aliquem clausum pectore habere). ἔ. τι ἐν ἑαυτῷ (Jos., Ant. 8, 171; cp. TestAbr A 3 p. 80, 14 [Stone p. 8] ἔκρυψεν τὸ μυστήριον, μόνος ἔχων ἐν τῇ καρδίᾳ αὐτοῦ): ζωήν J 5:26. τὴν μαρτυρίαν 1J 5:10; τὸ ἀπόκριμα τοῦ θανάτου have a sentence of death within oneself 2 Cor 1:9.

ⓔ to have with oneself or in one’s company have μεθʼ ἑαυτοῦ (X., Cyr. 1, 4, 17) τινά someone Mt 15:30; 26:11; Mk 2:19; 14:7; J 12:8; AcPl Ha 8, 35; σὺν αὐτῷ 4:18.—The ptc. w. acc. = with (Diod S 12, 78, 1 ἔχων δύναμιν with a [military] force; 18, 61, 1 ὁ θρόνος ἔχων τὸ διάδημα the throne with the diadem; JosAs 27:8 ἔχοντες ἐσπασμένας τὰς ῥομφαίας ‘with their swords drawn’) ἀνέβησαν ἔχοντες αὐτόν they went up with him Lk 2:42 D.

② to stand in a close relationship to someone, have, have as

ⓐ of relatives πατέρα ἔ. J 8:41. ἀδελφούς Lk 16:28. ἄνδρα (Aristot., Cat. 15b, 27f λεγόμεθα δὲ καὶ γυναῖκα ἔχειν καὶ ἡ γυνὴ ἄνδρα; Tob 3:8 BA) be married (of the woman) J 4:17f; 1 Cor 7:2b, 13; Gal 4:27 (Is 54:1). γυναῖκα of the man (cp. Lucian, Tox. 45; SIG 1160 γυναικὸς Αἴ., τῆς νῦν ἔχει; PGM 13, 320; 1 Esdr 9:12, 18; Just., D. 141, 4 πολλὰς ἔσχον γυναίκας. As early as Od. 11, 603 Heracles ἔχει Ἥβην) 1 Cor 7:2a, 12, 29 (for the wordplay cp. Heliod. 1, 18, 4 in connection w. the handing over of a virgin: σὺ ἔχων οὐκ ἕξεις; Crates, 7th Ep. [p. 58, 8 Malherbe] πάντʼ ἔχοντες οὐδὲν ἔχετε). τέκνα Mt 21:28; 22:24; 1 Ti 3:4; 5:4; Tit 1:6. υἱούς (Artem. 5, 42 τὶς τρεῖς ἔχων υἱούς; cp. θυγατέρα TestAbr B 10 p. 114, 17 [Stone p.76]) Lk 15:11; Gal 4:22. σπέρμα have children Mt 22:25. W. acc. as obj. and in predicate (Ar. 8, 4 τούτους συνηγόρους ἔχοντες τῆς κακίας; 11, 3 ἔσχε μοιχὸν τὸν Ἄρην; Ath. 7, 2 ἔχομεν προφήτας μάρτυρας) ἔ. τινὰ πατέρα have someone as father Mt 3:9. ἔ. τινὰ γυναῖκα (w. γυναῖκα to be understood fr. the context) 14:4; cp. Mk 6:18; ὥστε γυναῖκά τινα τοῦ πατρὸς ἔ. that someone has taken his father’s wife (as his own wife: the simple ἔχειν in this sense as Plut., Cato Min. 21, 3; Appian, Bell. Civ. 3, 10 §34; Jos., C. Ap. 1, 147. Perh. an illicit relationship is meant, as Longus 4, 17; Hesychius Miles. [VI A.D.], Viri Ill. 4 JFlach [1880] ἔχω Λαί̈δα) 1 Cor 5:1 (Diod S 20, 33, 5 of a man who had illicit relations with his stepmother: ἔχειν λάθρᾳ τοῦ πατρὸς τὴν Ἀλκίαν).

ⓑ more gener. φίλον have a friend Lk 11:5. ἀσθενοῦντας have sick people Lk 4:40 and χήρας widows 1 Ti 5:16 to care for; παιδαγωγοὺς ἔ. 1 Cor 4:15. δοῦλον Lk 17:7. οἰκονόμον 16:1; κύριον ἔ. have a master, i.e. be under a master’s control Col 4:1; δεσπότην ἔ. 1 Ti 6:2; βασιλέα J 19:15. ἀρχιερέα Hb 4:14; 8:1. ποιμένα Mt 9:36. ἔχων ὑπʼ ἐμαυτὸν στρατιώτας I have soldiers under me Lk 7:8. W. direct obj. and predicate acc. ἔ. τινὰ ὑπηρέτην have someone as an assistant Ac 13:5 (Just., A I, 14, 1) ἔ. τινὰ τύπον have someone as an example Phil 3:17.—Of the relation of Christians to God and to Jesus ἔ. θεόν, τὸν πατέρα, τὸν υἱόν have God, the Father, the Son, i.e. be in communion w. them 1J 2:23; 2J 9; AcPl Ha 4, 7.—HHanse, at end of this entry.

③ to take a hold on someth., have, hold (to), grip

ⓐ of holding someth. in one’s hand ἔ. τι ἐν τῇ χειρί have someth. in one’s hand (since Il. 18, 505) Rv 1:16; 6:5; 10:2; 17:4. Of holding in the hand without ἐν τῇ χειρί (Josh 6:8; JosAs 5:7) ἔ. κιθάραν 5:8. λιβανωτὸν χρυσοῦν 8:3, cp. vs. 6; 14:17 and s. ἀλάβαστρον Mt 26:7 and Mk 14:3.

ⓑ of keeping someth. safe, a mina (a laborer’s wages for about three months) in a handkerchief keep safe Lk 19:20.

ⓒ of holding fast to matters of transcendent importance, fig. τὴν μαρτυρίαν Rv 6:9; 12:17; 19:10; the secret of Christian piety 1 Ti 3:9; an example of sound teaching 2 Ti 1:13; keep (Diod S 17, 93, 1 τὴν βασιλείαν ἔχειν=keep control) Mk 6:18.

ⓓ of states of being hold, hold in its grip, seize (Hom. et al.; PGiss 65a, 4 παρακαλῶ σε κύριέ μου, εἰδότα τὴν ἔχουσάν με συμφορὰν ἀπολῦσαί μοι; Job 21:6; Is 13:8; Jos., Ant. 3, 95 δέος εἶχε τοὺς Ἑβρ.; 5, 63; Just., D. 19, 3) εἶχεν αὐτὰς τρόμος καὶ ἔκστασις trembling and amazement had seized them Mk 16:8.

④ to carry/bear as accessory or part of a whole, have on, wear, of clothing, weapons, etc. (Hom. et al.; LXX; TestAbr B p. 114, 22 [Stone p. 76]) τὸ ἔνδυμα Mt 3:4; 22:12 (cp. ἔνδυσιν TestJob 25:7). κατὰ κεφαλῆς ἔχων w. τὶ to be supplied while he wears (a covering) on his head 1 Cor 11:4. ἔ. θώρακας Rv 9:9, 17. ἔ. μάχαιραν wear a sword (Jos., Ant. 6, 190) J 18:10. Sim. of trees ἔ. φύλλα have leaves Mk 11:13 (ApcSed. 8:8).

⑤ be in a position to do someth., can, be able, ἔ. w. inf. foll. (Hom. et al.; cp. Eur., Hec. 761; Hdt. 1, 49; Pla., Phd. p. 76d; Demosth., Ep. 2, 22; Theocr. 10, 37 τὸν τρόπον οὐκ ἔχω εἰπεῖν=I cannot specify the manner; Lucian, Dial. Mort. 21, 2, Hermot. 55; Epict. 1, 9, 32; 2, 2, 24 al.; Ael. Aristid. 51, 50 K.=27 p. 546 D.: οὐκ ἔχω λέγειν; PPetr II, 12, 1, 16; PAmh 131, 15; Pr 3:27; ApcEsdr 2:24; 3:7; 6:5; TestAbr A 8, p. 86, 13 [Stone p. 20]; Jos., Ant. 1, 338; 2, 58; Just., A I, 19, 5, D. 4, 6 οὐκ ἔχω εἰπεῖν) ἔ. ἀποδοῦναι be able to pay Mt 18:25a; Lk 7:42; 14:14. μὴ ἔ. περισσότερον τι ποιῆσαι be in a position to do nothing more 12:4. οὐδὲν ἔ. ἀντειπεῖν be able to make a reply Ac 4:14; cp. Tit 2:8. ἔ. κατηγορεῖν αὐτοῦ J 8:6 (cp. 9a below, end). ἀσφαλές τι γράψαι οὐκ ἔχω I have nothing definite to write Ac 25:26a; cp. 26b. ἔ. μεταδιδόναι Eph 4:28a. ἔ. τὴν τούτων μνήμην ποιεῖσθαι be able to recall these things to mind 2 Pt 1:15. κατʼ οὐδενὸς εἶχεν μείζονος ὀμόσαι he could swear by no one greater Hb 6:13. In the same sense without the actual addition of the inf., which is automatically supplied fr. context (X., An. 2, 1, 9) ὸ̔ ἔσχεν (i.e. ποιῆσαι) ἐποίησεν she has done what she could Mk 14:8.

⑥ to have an opinion about someth., consider, look upon, view w. acc. as obj. and predicate acc. (POxy 292, 6 [c. 25 A.D.] ἔχειν αὐτὸν συνεσταμένον=look upon him as recommended; 787 [16 A.D.]; PGiss 71, 4; Job 30:9; Ps.-Clem., Hom. 16, 19; Ath. 32, 3 τοὺς μὲν υἱοὺς … νοοῦμεν, τοὺς δὲ ἀδελφούς ἔχομεν) ἔχε με παρῃτημένον consider me excused (= don’t expect me to come) Lk 14:18b, 19 (cp. Martial 2, 79 excusatum habeas me). τινὰ ἔντιμον ἔ. hold someone in honor Phil 2:29. ἔ. τινὰ ὡς προφήτην consider someone a prophet Mt 14:5; 21:26, 46 v.l. (cp. GNicod 5 [=Acta Pilati B 5 p. 297 Tdf.] ἔχειν [Jannes and Jambres] ὡς θεούς; Just., D. 47, 5 τὸν μετανοοῦντα … ὡς δίκαιον καὶ ἀναμάρτητον ἔχει). ἔ. τινὰ εἰς προφήτην consider someone a prophet Mt 21:46 (cp. Duris [III B.C.]: 76 Fgm. 21 Jac. ὸ̔ν εἰς θεοὺς ἔχουσιν). εἶχον τ. Ἰωάννην ὄντως ὅτι προφήτης ἦν they thought that John was really a prophet Mk 11:32.

⑦ to experience someth., have (freq. in auxiliary capacity CTurner, JTS 28, 1927, 357–60)

ⓐ of all conditions of body and soul (Hom. et al.; LXX)

α. of illness, et al. (ApcMos 6 νόσον καὶ πόνον ἔχω; Jos., C. Ap. 1, 305) ἀσθενείας have sicknesses/diseases Ac 28:9. μάστιγας physical troubles Mk 3:10. πληγὴν τῆς μαχαίρης Rv 13:14. θλῖψιν J 16:33b; 1 Cor 7:28; Rv 2:10. Esp. of possession by hostile spirits: δαιμόνιον ἔ. be possessed by an evil spirit Mt 11:18; Lk 7:33; 8:27; J 7:20; 8:48f, 52; 10:20. Βεελζεβούλ Mk 3:22. πνεῦμα ἀκάθαρτον vs. 30; 7:25; Ac 8:7. πνεῦμα δαιμονίου ἀκαθάρτου Lk 4:33. πνεῦμα πονηρόν Ac 19:13. πνεῦμα ἄλαλον Mk 9:17. πνεῦμα ἀσθενείας spirit of sickness Lk 13:11. τὸν λεγιῶνα (the evil spirit called) Legion Mk 5:15.

β. gener. of conditions, characteristics, capabilities, emotions, inner possession: ἀγάπην ἔ. have love (cp. Diod S 3, 58, 3 φιλίαν ἔχειν; Just., D. 93, 4 φιλίαν ἢ ἀγάπην ἔχοντε) J 5:42; 13:35; 15:13; 1J 4:16; 1 Cor 13:1ff; 2 Cor 2:4; Phil 2:2; 1 Pt 4:8. ἀγνωσίαν θεοῦ fail to know God 1 Cor 15:34. ἁμαρτίαν J 9:41; 15:22a. ἀσθένειαν Hb 7:28. γνῶσιν 1 Cor 8:1, 10 (Just., A II, 13, 1; D. 28, 4). ἐλπίδα Ac 24:15; Ro 15:4; 2 Cor 3:12; 10:15; Eph 2:12; 1J 3:3 (Ath. 33, 1). ἐπιθυμίαν Phil 1:23. ἐπιποθίαν Ro 15:23b; ζῆλον ἔ. have zeal Ro 10:2. Have jealousy Js 3:14. θυμόν Rv 12:12. λύπην (ApcMos 3 p. 2, 16 Tdf.) J 16:21f; 2 Cor 2:3; Phil 2:27; μνείαν τινὸς ἔ. remember someone 1 Th 3:6. παρρησίαν Phlm 8; Hb 10:19; 1J 2:28; 3:21; 4:17; 5:14. πεποίθησιν 2 Cor 3:4; Phil 3:4. πίστιν Mt 17:20; 21:21; Mk 4:40; Ac 14:9; Ro 14:22; 1 Cor 13:2; 1 Ti 1:19 al. (Just., A I, 52, 1). προφητείαν have the gift of prophecy 1 Cor 13:2. σοφίαν (X., Mem. 2, 3, 10) Rv 17:9. συνείδησιν ἁμαρτιῶν Hb 10:2. καλὴν συνείδησιν 13:18; ἀγαθὴν ς. 1 Ti 1:19; 1 Pt 3:16; ἀπρόσκοπον ς. Ac 24:16; ὑπομονήν Rv 2:3. φόβον 1 Ti 5:20. χαράν Phlm 7. χάριν ἔ. τινί be grateful to someone Lk 17:9; 1 Ti 1:12; 2 Ti 1:3; σιγὴν ἔ. be silent Hs 9, 11, 5. ἀνάγκην ἔσχον I felt it necessary Jd 3 (HKoskenniemi, Studien zur Idee und Phraseologie des Griechischen Briefes bis 400 n. Chr. ’56, 78–87).

γ. of advantages, benefits, or comforts that one enjoys: ἔ. τὰ αἰτήματα to have been granted the requests 1J 5:15; ἀνάπαυσιν ἔ. have rest Rv 4:8; 14:11; ἀπόλαυσιν τινος ἔ. enjoy someth. Hb 11:25. βάθος γῆς Mt 13:5b; Mk 4:5b; γῆν πολλήν Mt 13:5a; Mk 4:5a. τὴν προσέλευσιν τὴν πρὸς τὸν κύριον AcPl Ha 8, 22f; εἰρήνην Ro 5:1. ἐλευθερίαν Gal 2:4. S. ἐξουσία, ἐπαγγελία, ἔπαινος, ζωή, ἰκμάς, καιρός, καρπός, καύχημα, καύχησις, λόγος, μισθός, νοῦς, πνεῦμα, προσαγωγή, πρόφασις, τιμή, χάρις (=favor), χάρισμα.

δ. of a sense of obligation in regard to someth.—W. dir. object have = have someth. over one, be under someth.: ἀνάγκην ἔχειν be under necessity 1 Cor 7:37a; w. inf. foll. have a need (ἀνάγκη 1) Lk 14:18; 23:16 v.l.; Hb 7:27; χρείαν ἔ. be in need abs. Eph 4:28b; τινός need someth. (Aeschyl. et al.; SIG 333, 20; 421, 35 al.; PPetr III, 42 G 9, 7 [III B.C.] ἐάν τινος χρείαν ἔχῃς; Ath. 13, 2 ποίας ἔτι χρείαν ἑκατόμβης ἔχει;) Mt 6:8; 9:12a; Mk 11:3; Lk 19:31, 34; J 13:29; 1 Cor 12:21; Hb 10:36 al.; w. inf. foll. (TestSol 13:2) Mt 3:14; 14:16; J 13:10; 1 Th 1:8; 4:9; 5:1. νόμον J 19:7. ἐπιταγήν 1 Cor 7:25. ἐντολήν (SIG 559, 9 ἔ. τὰς ἰντολάς; 1 Esdr 4:52; 2 Macc 3:13; Jos., Bell. 1, 261) Hb 7:5; 1J 2:7; 4:21; 2J 5; cp. J 14:21. διακονίαν 2 Cor 4:1. ἀγῶνα Phil 1:30; Col 2:1. πρᾶξιν Ro 12:4b. ἔγκλημα Ac 23:29. κόλασιν ApcPt Bodl. (ApcEsdr 1:22 p. 25, 17 Tdf.).

ε. of a sense of inevitability in respect to some action.—W. inf. foll. one must (Ps.-Callisth. 2, 1, 3 καθαιρεθῆναι ἔχεις=you must be deposed; Porphyr., Against the Christians 63 Harnack [ABA 1916] παθεῖν; Gen 18:31; Jos., Ant. 19, 348 τοῦ τεθνάναι; TestSol 5:12 σίδηρα ἔχεις φορέσαι; TestAbr A 18 p. 100, 22 [Stone p. 48] τοῦ βίου τοῦτου ἀπαλλάξαι εἶχες; Just., D. 51, 2 ἔργῳ πεισθήναι ὑμῶν ἐχόντων) βάπτισμα ἔχω βαπτισθῆναι I must undergo a baptism Lk 12:50. ἔχω σοί τι εἰπεῖν I have someth. to say to you (Lucian, Philops. 1 ἔχεις μοι εἰπεῖν. Without dat. Aelian, VH 2, 23; Jos., Ant. 16, 312) 7:40. καινόν σοι θέαμα ἔχω ἐξηγήσασθαι I have a wonderful new thing to tell you=‘I must tell you about something wonderful that I’ve just seen’ GJs 19:3. ἀπαγγεῖλαι Ac 23:17, 19; cp. vs. 18. πολλὰ γράφειν 2J 12; 3J 13.

ⓑ of temporal circumstances w. indications of time and age: πεντήκοντα ἔτη οὔπω ἔχεις you are not yet fifty years old J 8:57 (cp. Jos., Ant. 1, 198). τριάκοντα κ. ὀκτὼ ἔτη ἔχων ἐν τῇ ἀσθενείᾳ αὐτοῦ who had been sick for 38 years 5:5 (Cyranides p. 63, 25 πολὺν χρόνον ἔχων ἐν τῇ ἀρρωστίᾳ. W. cardinal numeral TestJob 26:1 δέκα ἑπτὰ ἔτη ἔχω ἐν ταῖς πληγαῖς; POxy 1862, 17 τέσσαρες μῆνας ἔχει. Mirac. S. Georgii 44, 7 [JAufhauser 1913] ἔσχεν … ἔτη ἑπτά); cp. Mt 9:20 v.l. τέσσαρας ἡμέρας ἔ. ἐν τῷ μνημείῳ have lain in the grave for four days J 11:17 (Jos., Ant. 7, 1 αὐτοῦ δύο ἡμέρας ἔχοντος ἐν τῇ Σεκέλλᾳ). πολὺν χρόνον ἔ. be (somewhere or in a certain condition) for a long time 5:6. ἡλικίαν ἔχειν be of age (Pla., Euthyd. 32, 306d; Plut., Mor. 547a; BGU 168 τοῖς ἀτελέσι ἔχουσι τὴν ἡλικίαν) 9:21, 23. τέλος ἔχειν have an end, be at an end (Lucian, Charon 17; UPZ 81 III, 20 [II A.D.] τέλος ἔχει πάντα; Ar. 4:2 ἀρχὴν καὶ τέλος) Mk 3:26; Lk 22:37 (on the latter pass. s. τέλος 2); cp. Hb 7:3.

⑧ as connective marker, to have or include in itself, bring about, cause w. acc. (Hom. et al.; Wsd 8:16) of ὑπομονή: ἔργον τέλειον Js 1:4. Of πίστις: ἔργα 2:17. Of φόβος: κόλασιν 1J 4:18. Of παρρησία: μεγάλην μισθαποδοσίαν Hb 10:35. Of πολυτέλεια: λύπην, χαράν Hs 1, 10. ἐσχάτην εὐλογίαν, ἥτις διαδοχὴν οὐκ ἔχει ultimate blessing, which has no successor GJs 6:2.

⑨ special combinations

ⓐ w. prep. ἐν: τὸν θεὸν ἔ. ἐν ἐπιγνώσει acknowledge God Ro 1:28 (cp. ἐν ὀργῇ ἔ. τινά=‘be angry at someone’, Thu. 2, 18, 5; 2, 21, 3; ἐν ὀρρωδίᾳ ἔ. τ. 2, 89, 1; ἐν ἡδονῇ ἔ. τ.=‘be glad to see someone’ 3, 9, 1; ἐν εὐνοίᾳ ἔ. Demosth. 18, 167). ἐν ἑτοίμῳ ἔ. 2 Cor 10:6 (ἕτοιμος b). ἐν ἐμοὶ οὐκ ἔχει οὐδέν he has no hold on me J 14:30 (Appian, Bell. Civ. 3, 32 §125 ἔχειν τι ἔν τινι=have someth. [hope of safety] in someone). κατά τινος: on 1 Cor 11:4 s. above 4. ἔ. τι κατά τινος have someth. against someone Mt 5:23; Mk 11:25; w. ὅτι foll. Rv 2:14. ἔ. κατά τινος w. sim. mng. Hm 2:2; Hs 9, 23, 2; w. ὅτι foll. Rv 2:4, 20. ἔ. τινὰ κατὰ πρόσωπον meet someone face to face Ac 25:16. μετά: ἔ. τι μετά τινος have someth. w. someone κρίματα lawsuits 1 Cor 6:7. περί: ἔ. περί τινος have (a word, a reference, an explanation) about someth. B 12:1; with adv. τελείως 10:10. πρός τινα have someth. against someone (Ps.-Callisth. 2, 21, 21 ὅσον τις ὑμῶν ἔχει πρὸς ἕτερον) Ac 24:19. ζητήματα ἔ. πρός τινα have differences w. someone (on points in question) 25:19. λόγον ἔ. πρός τινα 19:38. πρᾶγμα (=Lat. causa, ‘lawsuit’: BGU 19 I, 5; 361 II, 4) ἔ. πρός τινα (POxy 743, 19 [2 B.C.] εἰ πρὸς ἄλλους εἶχον πρᾶγμα; BGU 22:8) 1 Cor 6:1. ἵνα ἔχωσιν κατηγορίαν αὐτοῦ J 8:4 D (cp. 5 above). πρός τινα ἔ. μομφήν have a complaint against someone Col 3:13.

ⓑ τοῦτο ἔχεις ὅτι you have this (in your favor), that Rv 2:6. ἔ. ὁδόν be situated (a certain distance) away (cp. Peripl. Eryth. 37: Ὡραία ἔχουσα ὁδὸν ἡμερῶν ἑπτὰ ἀπὸ θαλάσσης) of the Mt. of Olives ὅ ἐστιν ἐγγὺς Ἰερουσαλὴμ σαββάτου ἔχον ὁδόν Ac 1:12.—ἴδε ἔχεις τὸ σόν here you have what is yours Mt 25:25. ἔχετε κουστωδίαν there you have a guard (=you can have a guard) 27:65 (cp. POxy 33 III, 4).

⑩ to be in some state or condition, act. intr. (spatially: Ath. 25, 1 οἱ ἄγγελοι … περὶ τόν ἀέρα ἔχοντες καὶ τὴν γῆν) w. adv. (Hom. et al.; ins, pap, LXX).

ⓐ impers. it is, the situation is (Himerius, Or. 48 [=Or. 14], 10 πῶς ὑμῖν ἔχειν ταῦτα δοκεῖ; =how does this situation seem to you? Just., D. 3, 5 τὸ … ὡσαύτως ἀεὶ ἔχων) ἄλλως 1 Ti 5:25. οὕτως (Antig. Car. 20; Cebes 4, 1; POxy 294, 11 [22 A.D.] εἰ ταῦτα οὕτως ἔχει; TestSol 20:8; Jos., Ant. 15, 261; Just., D. 3:5 οὐχ οὕτως ἔχει) Ac 7:1; 12:15; 17:11; 24:9. τὸ καλῶς ἔχον what is right 1 Cl 14:2 (Michel 543, 12 [c. 200 B.C.] καλῶς ἔχον ἐστὶ τιμᾶσθαι τοὺς εὔνους ἄνδρας). τὸ νῦν ἔχον for the present Ac 24:25 (cp. Plut., Mor. 749a; Lucian, Anachars. 40, Catapl. 13 τὸ δὲ νῦν ἔχον μὴ διάτριβε; Tob 7:11).

ⓑ pers. be (in a certain way) πῶς ἔχουσιν how they are Ac 15:36 (cp. Gen 43:27; Jos., Ant. 4, 112). ἑτοίμως ἔ. be ready, hold oneself in readiness w. inf. foll. (BGU 80, 17 [II A.D.] ἡ Σωτηρία ἑτοίμως ἔχουσα καταγράψαι; Da 3:15 LXX; Jos., Ant. 13, 6; Just., D. 50, 1) 21:13; 2 Cor 12:14; 1 Pt 4:5. Also ἐν ἑτοίμῳ ἔ. 2 Cor 10:6 (s. ἕτοιμος b end). εὖ ἔ. be well-disposed πρός τινα toward someone Hs 9, 10, 7 (cp. Demosth. 9, 63 ἥδιον ἔχειν πρός τινα; SIG 1094, 4 φιλανθρώπως ἔχει πρὸς πάντας). κακῶς ἔ. be sick (Aristoph. et al.; POxy 935, 15; Ezk 34:4) Mt 4:24; 8:16; 9:12b; 17:15 v.l. (see πάσχω 2). καλῶς ἔ. be well, healthy (Epict. 1, 11, 4; PGen 54, 8; PFlor 230, 24) Mk 16:18; ἐσχάτως ἔ. (s. ἐσχάτως) 5:23; κομψότερον ἔ. feel better (κομψῶς ἔ.: Epict. 2, 18, 14; 3, 10, 13; PParis 18; PTebt 414, 10 ἐὰν κομψῶς σχῶ) J 4:52.

⑪ to be closely associated, in a variety of renderings, hold fast, be next to, be next, mid. (Hom. et al.) in NT only ptc.

ⓐ of proper situation or placement, esp. of inner belonging hold fast, cling to. The ‘to’ of belonging and the ‘with’ of association are expressed by the gen. (Theognis 1, 32 ἀεὶ τῶν ἀγαθῶν ἔχεο=ever hold fast to the good people; X., Oec. 6, 1; Pla., Leg. 7, 811d; Lucian, Hermot. 69 ἐλπίδος οὐ μικρᾶς ἐχόμενα λέγεις; Sallust. 14 p. 26, 24 τ. θεῶν; Philo, Agr. 101 τὰ ἀρετῆς ἐχόμενα; Jos., Ant. 10, 204 οὐδὲν ἀνθρωπίνης σοφίας ἐχόμενον, C. Ap. 1, 83 παλαιᾶς ἱστορίας ἐχόμενον; Just., A I, 68, 1 λόγου καὶ ἀληθείας ἔχεσθαι; Tat. 33, 1 μανίας ἔχεται πολλῆς; Ath., R. 48, 3 λόγῳ … ἀληθείας ἐχομένῳ) τὰ ἐχόμενα σωτηρίας things that belong to salvation Hb 6:9.

ⓑ of proximity

α. spatial, to be next to someth: ἐχόμενος neighboring (Isocr. 4, 96 νῆσος; Hdt. 1, 134 al. οἱ ἐχόμενοι=‘the neighbors’; Diod S 5, 15, 1; Appian, Bell. Civ. 2, 71 §294; Arrian, Peripl. 7, 2; PParis 51, 5 and oft. in pap; 1 Esdr 4:42; Jos., Ant. 6, 6 πρὸς τὰς ἐχομένας πόλεις; 11, 340) κωμοπόλεις Mk 1:38.

β. temporal, to be next, immediately following (Thu. 6, 3, 2 τ. ἐχομένου ἔτους al.; SIG 800, 15; PRev 34, 20; PAmh 49, 4; PTebt 124, 43; LXX) τῇ ἐχομένῃ (sc. ἡμέρᾳ, as Polyb. 3, 112, 1; 5, 13, 9; 2 Macc 12:39; Jos., Ant. 6, 235; 7, 18 al.; cp. εἰς τὴν ἐχομένην [i.e. ἡμέραν] PMich 173, 16 [III B.C.]) on the next day Lk 13:33 (v.l. ἐρχομένῃ); Ac 20:15; w. ἡμέρᾳ added (PAmh 50, 17) 21:26. τῷ ἐχομένῳ σαββάτῳ 13:44 v.l. (for ἐρχομένῳ; cp. 1 Macc 4:28, where the witnesses are similarly divided).—On the whole word HHanse, ‘Gott Haben’ in d. Antike u. im frühen Christentum ’39.—B. 641; 740. EDNT. M-M. TW. Sv.

Ελληνικά-Αγγλικά παλαιοχριστιανική Λογοτεχνία > ἔχω
20 poder

m.

1 power (mando, competencia).

estar en/hacerse con el poder to be in/to seize power

poder adquisitivo purchasing power

poder calorífico calorific value

poder de convicción persuasive powers

tener poder de convocatoria to be a crowd-puller

el poder ejecutivo/legislativo/judicial the executive/legislature/judiciary (personas)

poderes fácticos the church, military and press

poderes públicos public authorities

El poder corrompe a los indecisos Power corrupts the undecided.

2 power, authorization.

dar poderes a alguien para que haga algo to authorize somebody to do something

por poderes by proxy

poder notarial power of attorney

3 faculty.

4 proxy, letter of delegation, power of attorney, letter of attorney.

Ella se casó usando un poder She married using a proxy.

v.

1 can, to be able to.

no puedo decírtelo I can't tell you, I'm unable to tell you

2 can, may (tener permiso).

no puedo salir por la noche I'm not allowed to o I can't go out at night

¿puedo fumar aquí? may I smoke here?

¿se puede? may I come in?

3 can (ser capaz moralmente).

no podemos portarnos así con él we can't treat him like that

4 may, can (tener posibilidad, ser posible).

puede estallar la guerra war could o may break out

podías haber ido en tren you could have gone by train

¡podría habernos invitado! she could o might have invited us! (expresa enfado)

puede que llueva it may o might rain

¿vendrás mañana? — puede will you come tomorrow? — I may do

puede ser perhaps, maybe

5 to be stronger than.

tú eres más alto, pero yo te puedo you may be taller than me, but I could still beat you up

6 to can, to may, to be able to, to be apt to.

Ella puede correr She is able to run.

7 to might, to stand to.

Ella podría surgir She might rise above.

8 to be capable.

* * *

PODER

CONJUGACIÓN

Present Indicative

puedo, puedes, puede, podemos, podéis, pueden.

Past Indicative

pude, pudiste, pudo, pudimos, pudisteis, pudieron.

Future Indicative

podré, podrás, podrá, podremos, podréis, podrán.

Conditional

podría, podrías, podría, podríamos, podríais, podrían.

Present Subjunctive

pueda, puedas, pueda, podamos, podáis, puedan.

Imperfect Subjunctive

pudiera, pudieras, pudiera, pudiéramos, pudierais, pudieran;

pudiese, pudieses, pudiese, pudiésemos, pudieseis, pudiesen.

Future Subjunctive

pudiere, pudieres, pudiere, pudiéremos, pudiereis, pudieren.

Imperative

puede (tú), pueda (él/Vd.), podamos (nos.), poded (vos.), puedan (ellos/Vds.).

* * *
1. verb
1) can

2) to be able

3) may
2. noun m.
1) power

2) control

3) possession

4) strength, force

* * *

1. VERBO AUXILIAR

1) (=tener la posibilidad o capacidad de)

yo puedo ayudarte — I can help you

puedo hacerlo solo — I can do it on my own o by myself

¿se puede llamar por teléfono desde aquí? — can you phone from here?

no puede venir — he can't o cannot come

llevo varios días sin poder salir — I haven't been able to go out for several days

no ha podido venir — he couldn't come, he was unable to come

creo que mañana no voy a poder ir — I don't think I'll be able to come tomorrow

este agua no se puede beber — this water isn't fit to drink

2) (=tener permiso para)

puedes irte — you can o may go

¿puedo usar tu teléfono? — can o may I use your phone?

¿puedo abrir la ventana? — can o may I open the window?

aquí no se puede fumar — you aren't allowed to smoke here, you can't smoke here

3) [en peticiones]

¿puedes/puede darme un vaso de agua? — can I/may I have a glass of water please?

¿me puede usted decir cuándo sale el autobús? — can o could you tell me when the bus leaves?

4) [indicando eventualidad]

puede o podría estar en cualquier sitio — it could o might be anywhere

¡cuidado, te puedes hacer daño! — careful, you could o might hurt yourself!

podías haberte roto una pierna — you could o might have broken your leg

puede haber salido — he may have gone out

por lo que pueda pasar — just in case

5) [indicando obligación moral]

¡no pueden tratarnos así! — they can't treat us like this!

bien podrían cuidarla un poco mejor — they really ought to take better care of her

es lo menos que podemos hacer por ellos — it's the least we can do for them

no podíamos dejarlo solo — we couldn't leave him alone

6) [en cálculos, aproximaciones]

¿qué edad puede tener? — I wonder what age he is?, how old do you reckon he is?

puede costar unos cien euros — it could cost as much as a hundred euros

7) [en sugerencias]

podríamos ir al cine — we could go to the cinema

siempre puedes volverlo a intentar — you can always try again later

8) [en reproches]

¡podías habérmelo dicho! — you could o might have told me!

habría podido ser más amable — she could o might have been a bit nicer

¡al menos podrías disculparte! — you could at least say sorry!

2. VERBO INTRANSITIVO

1) (=tener la posibilidad o capacidad)

no puedo — I can't

lo haré si puedo — I'll do it if I can

¡no puedo más! — (=estoy agotado) I can't go on!; (=estoy desesperado) I can't cope any more!; (=he comido mucho) I can't eat another thing!

2) (=tener permiso)

¿se puede? — may I come in?

¿puedo? — may I?

3) (=tener dominio, influencia)

los que pueden — those who can, those who are able

el dinero puede mucho — money can do almost anything, money talks

la curiosidad pudo más que el temor — his curiosity got the better of his fear

él puede mucho en el partido — he has a lot of influence in the party

poder a algn: yo le puedo — I'm a match for him; [entre niños] I could have him *
poder con
¿puedes con la maleta? — can you manage the suitcase?

no puedo con él — (=no puedo controlarle) I can't handle him; (=pesa mucho) he's too heavy for me

no puedo con la hipocresía — I can't stand hypocrisy

4) [en locuciones]

• a más no poder, es tonto a más no poder — he's as stupid as they come

su actuación fue correcta a más no poder — he behaved entirely properly

comió a más no poder — he ate until he couldn't eat any more

• no poder por menos que, no pude por menos que decirle lo que pensaba de él — I just had to tell him what I thought of him

5) CAm, Méx * (=molestar) [con irritación] to annoy; [con disgusto] to upset

su actitud me pudo — his attitude annoyed me o got on my nerves

me pudo esa broma — that joke upset me

3.

VERBO IMPERSONAL
puede (ser) (=es posible) maybe, it may be so, perhaps
¡no puede ser! — that can't be!, that's impossible!
puede (ser) que ({+ subjun}9})
puede (ser) que esté en la biblioteca — he could o may be in the library, perhaps he's in the library

puede (ser) que tenga uno ya — he may o might have one already

puede (ser) que no venga — he may o might not come

puede (ser) que tenga razón — she may o could be right

puede (ser) que sí — maybe (so)

4. SUSTANTIVO MASCULINO

1) (=capacidad, facultad) power

tiene un enorme poder de concentración — she has tremendous powers of concentration

afirma tener poderes mágicos — he claims to have magic powers

poder adquisitivo — purchasing power

poder de convocatoria, tienen un gran poder de convocatoria — they really pull in the crowds, they're real crowd-pullers *

poder de negociación — bargaining power

2) (=autoridad, influencia) power

ejercen un poder enorme sobre la juventud — they have a lot of power o influence over young people

en este país los militares tienen mucho poder — the military are very powerful in this country

no tienen poder para oponerse a estas medidas — they are not powerful enough to oppose these measures

un partido jugado de poder a poder — an evenly-matched game

3) (Pol)

el poder — power

¡el pueblo al poder! — power to the people!

¡Herrera al poder! — Herrera for leader!

• bajo el poder de algn, estar en el poder, ocupar el poder — to be in power

subir al poder — to come to power

• el poder central — central government

• el cuarto poder — the fourth estate

• el poder establecido — the establishment

• los poderes fácticos — the powers that be

• los poderes públicos — the authorities

poder absoluto — absolute power

poder civil — civil power

poder ejecutivo — executive power

poder judicial — judiciary

poder legislativo — legislative power

4) (=fuerza, eficacia)

un detergente de gran poder limpiador — a powerful detergent

este medicamento no tiene poder contra la tuberculosis — this drug is ineffective o isn't effective against tuberculosis

5) (=potestad)
pl poderes powers
les dieron amplios poderes para dirigir la empresa — they were given wide-ranging powers to run the company

tiene plenos poderes para intervenir en el asunto — he has full authority to intervene in the matter

6) (Jur)

• por poderes o LAm poder — by proxy

casarse por poderes — to get married by proxy

poder notarial — power of attorney

7) (=posesión) possession

tengo en mi poder información confidencial — I am in possession of confidential information

• estar u obrar en poder de algn — to be in sb's hands o possession

esa información está u obra en poder de la juez — that information is in the hands of the judge, that information is in the judge's possession

• pasar a poder de algn — to pass to sb, pass into sb's possession

8) (Fís, Mec) power

el poder del motor — the power of the engine

poder calorífico — calorific value

9) LAm (=persona) drug pusher

* * *
I
verbo auxiliar

Sentido I

1) ( tener la capacidad o posibilidad de)

en cuanto puedas — as soon as you can

no puedo pagar tanto — I can't pay that much

no podía dejar de reír — I couldn't stop laughing

no va a poder venir — he won't be able to come

¿cuándo podrá darme una respuesta? — when will you be able to o when can you give me an answer?

no pudo asistir a la reunión — he was unable to o he couldn't attend the meeting

¿pudiste hacerlo sola? — were you able to do it on your own?

no se puede valer por sí mismo — he can't manage by himself

con aquel ruido no se podía trabajar — it was impossible to work with that noise going on

2) ( expresando idea de permiso)

¿puedo servirme otro? — can o may I have another one?

¿le puedo hacer una sugerencia? — may I make a suggestion?

¿podría irme un poco más temprano hoy? — could I leave a little earlier today?

puedes hacer lo que quieras — you can do whatever you like

no puede comer sal — he isn't allowed to eat salt

¿se puede? - adelante! — may I? - come in

aquí no se puede fumar — smoking is not allowed here

3) ( expresando derecho moral)

no podemos hacerle eso — we can't do that to her

bien puedes tomarte un descanso ahora — you can afford to take a rest now

4)

a) (en quejas, reproches)

¿cómo pudiste hacer una cosa así? — how could you do such a thing?

podías or podrías haberme avisado — you could o might have warned me!

b) ( en sugerencias)

ya te puedes ir haciendo a la idea — you'd better start getting used to the idea

podrías or podías pedírselo tú — you could ask him for it

c) ( solicitando un favor)

¿puedes bajar un momento? — can you come down for a moment?

¿podrías hacerme un favor? — could you do me a favor?

Sentido II

5) ( con el verbo principal sobreentendido)

poder con algo/alguien: ¿puedes con todo eso? can you manage all that?; no puedo con esta maleta I can't manage this suitcase; no pudo con el alemán y lo dejó he couldn't get to grips with German and he gave up; con este niño no hay quien pueda! this child is just impossible!; podérsela con algo — (Chi fam) to cope with something

6) (en locs)

a más no poder: comió a más no poder he ate until he was fit to burst; corrimos a más no poder we ran as fast as we could; es feo a más no poder he's as ugly as they come; no poder más: estoy que no puedo más ( cansado) I'm exhausted; ( lleno) I can't eat anything else; ya no puedo más con este niño I'm at the end of my tether with this child; ya no puedo más, me está desquiciando I can't go on like this, it's driving me mad; no poder (por) menos que: no pude menos que sentirme halagado I couldn't help feeling flattered; no pudo menos que reconocer — she had no alternative but to admit

7) (fam) (+ me, te, le etc)

a) ( ganar)

él es más alto, pero tú le puedes — he's taller than you but you can beat him

b) (Méx) ( doler)

tu indiferencia le puede mucho — she's very hurt by your indifference

nos pudo mucho la muerte de Julio — we were terribly upset by Julio's death

Sentido III

8) (con idea de eventualidad, posibilidad)

puede aparecer en cualquier momento — he may turn up at any moment

de él se puede esperar cualquier cosa — anything's possible with him

no hagas nada que pueda resultar sospechoso — don't do anything that might look suspicious

puede haber venido ayer — he may have come yesterday

te podrías or podías haber matado — you could have killed yourself!

no podía haber estado más amable — she couldn't have been kinder

podría volver a ocurrir — it could happen again

no pudo haber sido Pilar — it couldn't have been Pilar

9) (en 3^a pers)

no puede ser que no lo sepa — he must know

no puede ser que ya haya terminado — he can't have finished already

si puede ser or (Esp) a poder ser — if possible

no pudo ser — it wasn't possible

puede (ser) que tengas razón — you may o could be right

puede (ser) que no nos haya visto — he may not have seen us

- puede que sí, puede que no — maybe, maybe not
II
masculino

1)

a) (control, influencia) power

tiene mucho poder en el pueblo — he has a great deal of power o influence in the village

estamos/nos tiene en su poder — we are/she has us in her power

caer en poder de alguien — ciudad/país to fall to somebody

b) (Pol)

el poder — power

estar en el poder — to be in power

tomar el poder — to take o seize power

detenta el poder desde hace 20 años — (frml) he has held power for 20 years

2) ( posesión)

la carta está en poder de... — the letter is in the hands of...

obra en su poder la copia del acta — (frml) you have in your possession a copy of the minutes

3)

a) (derecho, atribución)

tener amplios/plenos poderes para hacer algo — to have wide-ranging powers/full authority to do something

los poderes de la junta son ilimitados — the junta has unlimited powers

la entrega de poderes — the handing over of power

b) (Der) ( documento) letter of authorization; ( hecho ante notario) power of attorney

casarse por poder (AmL) or (Esp) por poderes — to get married by proxy

4)

a) (capacidad, facultad) power

su poder de convicción — her power of persuasion

b) (de motor, aparato) power

•

- poder absoluto

- poder adquisitivo

- poder ejecutivo

- poderes fácticos

- poderes públicos

- poder judicial

- poder legislativo

* * *
I
verbo auxiliar

Sentido I

1) ( tener la capacidad o posibilidad de)

en cuanto puedas — as soon as you can

no puedo pagar tanto — I can't pay that much

no podía dejar de reír — I couldn't stop laughing

no va a poder venir — he won't be able to come

¿cuándo podrá darme una respuesta? — when will you be able to o when can you give me an answer?

no pudo asistir a la reunión — he was unable to o he couldn't attend the meeting

¿pudiste hacerlo sola? — were you able to do it on your own?

no se puede valer por sí mismo — he can't manage by himself

con aquel ruido no se podía trabajar — it was impossible to work with that noise going on

2) ( expresando idea de permiso)

¿puedo servirme otro? — can o may I have another one?

¿le puedo hacer una sugerencia? — may I make a suggestion?

¿podría irme un poco más temprano hoy? — could I leave a little earlier today?

puedes hacer lo que quieras — you can do whatever you like

no puede comer sal — he isn't allowed to eat salt

¿se puede? - adelante! — may I? - come in

aquí no se puede fumar — smoking is not allowed here

3) ( expresando derecho moral)

no podemos hacerle eso — we can't do that to her

bien puedes tomarte un descanso ahora — you can afford to take a rest now

4)

a) (en quejas, reproches)

¿cómo pudiste hacer una cosa así? — how could you do such a thing?

podías or podrías haberme avisado — you could o might have warned me!

b) ( en sugerencias)

ya te puedes ir haciendo a la idea — you'd better start getting used to the idea

podrías or podías pedírselo tú — you could ask him for it

c) ( solicitando un favor)

¿puedes bajar un momento? — can you come down for a moment?

¿podrías hacerme un favor? — could you do me a favor?

Sentido II

5) ( con el verbo principal sobreentendido)

poder con algo/alguien: ¿puedes con todo eso? can you manage all that?; no puedo con esta maleta I can't manage this suitcase; no pudo con el alemán y lo dejó he couldn't get to grips with German and he gave up; con este niño no hay quien pueda! this child is just impossible!; podérsela con algo — (Chi fam) to cope with something

6) (en locs)

a más no poder: comió a más no poder he ate until he was fit to burst; corrimos a más no poder we ran as fast as we could; es feo a más no poder he's as ugly as they come; no poder más: estoy que no puedo más ( cansado) I'm exhausted; ( lleno) I can't eat anything else; ya no puedo más con este niño I'm at the end of my tether with this child; ya no puedo más, me está desquiciando I can't go on like this, it's driving me mad; no poder (por) menos que: no pude menos que sentirme halagado I couldn't help feeling flattered; no pudo menos que reconocer — she had no alternative but to admit

7) (fam) (+ me, te, le etc)

a) ( ganar)

él es más alto, pero tú le puedes — he's taller than you but you can beat him

b) (Méx) ( doler)

tu indiferencia le puede mucho — she's very hurt by your indifference

nos pudo mucho la muerte de Julio — we were terribly upset by Julio's death

Sentido III

8) (con idea de eventualidad, posibilidad)

puede aparecer en cualquier momento — he may turn up at any moment

de él se puede esperar cualquier cosa — anything's possible with him

no hagas nada que pueda resultar sospechoso — don't do anything that might look suspicious

puede haber venido ayer — he may have come yesterday

te podrías or podías haber matado — you could have killed yourself!

no podía haber estado más amable — she couldn't have been kinder

podría volver a ocurrir — it could happen again

no pudo haber sido Pilar — it couldn't have been Pilar

9) (en 3^a pers)

no puede ser que no lo sepa — he must know

no puede ser que ya haya terminado — he can't have finished already

si puede ser or (Esp) a poder ser — if possible

no pudo ser — it wasn't possible

puede (ser) que tengas razón — you may o could be right

puede (ser) que no nos haya visto — he may not have seen us

- puede que sí, puede que no — maybe, maybe not
II
masculino

1)

a) (control, influencia) power

tiene mucho poder en el pueblo — he has a great deal of power o influence in the village

estamos/nos tiene en su poder — we are/she has us in her power

caer en poder de alguien — ciudad/país to fall to somebody

b) (Pol)

el poder — power

estar en el poder — to be in power

tomar el poder — to take o seize power

detenta el poder desde hace 20 años — (frml) he has held power for 20 years

2) ( posesión)

la carta está en poder de... — the letter is in the hands of...

obra en su poder la copia del acta — (frml) you have in your possession a copy of the minutes

3)

a) (derecho, atribución)

tener amplios/plenos poderes para hacer algo — to have wide-ranging powers/full authority to do something

los poderes de la junta son ilimitados — the junta has unlimited powers

la entrega de poderes — the handing over of power

b) (Der) ( documento) letter of authorization; ( hecho ante notario) power of attorney

casarse por poder (AmL) or (Esp) por poderes — to get married by proxy

4)

a) (capacidad, facultad) power

su poder de convicción — her power of persuasion

b) (de motor, aparato) power

•

- poder absoluto

- poder adquisitivo

- poder ejecutivo

- poderes fácticos

- poderes públicos

- poder judicial

- poder legislativo

* * *

poder¹

¹ = force, strength, power, leverage, authority, clout, might, muscle power, power of attorney, sway.

Ex: Her reason admitted the force of his arguments, but her instinct opposed it.

Ex: The strength of the acetone rinsing on the strength of the paper is investigated, and its efficiency in removing NM2P is also examined using gas liquid chromatography.

Ex: She added that she felt sorry for the assistant because he had so little power.

Ex: At certain times, dubious interpretations of the rules have even been used as leverage in gaining ground on matters of dispute between Community partners.

Ex: One of the great virtues of networking is that it democratizes access to information and access to authority.

Ex: IT executives would like to see their role in the organization elevated, giving them more ' clout', stature and visibility.

Ex: Gradually many of these conquerors came to realize that, although military might was necessary to gain control over an area, sheer force of arms was not sufficient to govern effectively.

Ex: Their development, particularly for replacing human muscle power, has been in parallel with that of information technology, but largely independent of it.

Ex: A power of attorney is a legal instrument that is used to delegate legal authority to another.

Ex: During this period Africa was influenced by external forces as the Islamic states of the north extended their sway south.

* abusar del poder = lord over, lord it over.

* abuso de poder = abuse of power.

* altas esferas del poder, las = echelons of power, the.

* ansioso de poder = power-hungry.

* asumir poder = assume + power.

* ceder las riendas del poder = hand over + the reins of power.

* círculo de poder = circle of power.

* con ansias de poder = power-hungry.

* conceder poderes = give + powers.

* con hambre de poder = power-hungry.

* con poder = powerful.

* con sed de poder = power-hungry.

* control del poder = hold on power.

* dar poderes = give + powers.

* dejar sin poder = disempower.

* división de poderes = division of powers.

* ejercer poder = wield + power, exercise + power.

* en el poder = in office.

* equilibrio de poder = balance of power.

* estructura de poder = power structure.

* frecuentar los pasillos del poder = stalk + the corridors of power.

* gente de poder = wielders of power, powerful people.

* gobierno en el poder = ruling government.

* grupo de poder = power group.

* hambriento de poder = power-hungry.

* igualdad de poder = parity of power.

* inversión de poderes = power reversal.

* jerarquía de poder = scalar chain.

* llevar al poder = bring + Nombre + to power.

* los poderes fáticos = the powers-that-be.

* los que detentan el poder = the powers-that-be.

* lucha de poderes = power struggle.

* lucha por el poder = power struggle.

* luchar de poderes = battle of wills.

* partido en el poder, el = ruling party, the.

* pasar las riendas del poder a = hand + the reins over to.

* pasillos del poder, los = corridors of power, the.

* perder poder = lose + power.

* pérdida de poder = disempowerment.

* poder adquisitivo = spending power, purchasing power, buying power.

* poder colectivo = collective power.

* poder curativo = healing power.

* poder de atracción = drawing power.

* poder de curación = healing power.

* poder de discriminación = discretion.

* poder de enganche = holding power.

* poder del estado = state power.

* poder de negociación = bargaining power.

* poder de representación = power of representation.

* poder de retención = holding power.

* poder divino = divine power.

* poder económico = economic leverage.

* poder ejecutivo = chief executive, executive arm, executive power.

* poder ejecutivo, el = Executive, the.

* poder estatal = state power.

* poder imperial = imperial power.

* poder judicial = judicial arm, judicial system.

* poder judicial, el = judiciary, the.

* poder legal = statutory power.

* poder legislativo = legislative power, legislative arm.

* poder mágico = magical power, magic power.

* poder notarial = power of attorney.

* poder político = political power.

* poder presidencial = presidential power.

* poder público = public power, public authority.

* poder remunerativo = earning power, earning capacity.

* poder sobrenatural = supernatural power.

* política del poder = power politics.

* por poderes = by proxy.

* posición de poder = position power.

* quitar el poder = disempower.

* relación de poder = power relationship.

* relaciones de poder = power relations.

* sediento de poder = power-hungry.

* subida al poder = seizure of power.

* subir al poder = rise to + power.

* tener el poder = be the boss, call + the shots, call + the tune, rule + the roost.

* tener el poder de = have + the power to.

* tener las riendas del poder = hold + the reins of power.

* tomar el poder = take + power.

* tomar las riendas del poder = take + the reins of power.

poder²

² = be able to, be capable of, can, have + the opportunity, may, qualify for, manage to.

Ex: Thus the electronic journal (e-journal) is a concept where scientists are able to input ideas and text to a computer data base for their colleagues to view, and similarly to view the work of others.

Ex: Main classes are thus only capable of precise definition in the contexts of particular classification schemes.

Ex: When used by skilled abstractors this mixture of styles can achieve the maximum transmission of information, within a minimum length.

Ex: Every librarian, regardless of his government's policy, has the opportunity, if he has the courage, to open the avenues of books and ideas a little wider.

Ex: My second point may be a slightly tangential, but I hope it is a concrete reaction to the general tenor of Mr. Lubetzky's remarks and the general subject posed.

Ex: FIAC has drawn up a list of criteria to determine whether an advice centre qualifies for membership of the Federation.

Ex: Tom Hernandez tried not to show how sad he felt about his friends' leaving, and managed to keep up a cheerful facade until the party broke up.

* Algo por lo que se puede cobrar = billable.

* al que no se puede dejar de faltar = unmissable.

* como mejor + poder = as best + Pronombre + can.

* cuando antes pueda = at + Posesivo + earliest convenience.

* de modo que + poder + oír = within earshot of.

* en el que se puede buscar = searchable.

* estar tan bueno que no se puede dejar de comer = moreish, moreish.

* hacerlo lo mejor que Uno pueda = do + Posesivo + utmost.

* hacer lo mejor que Uno pueda = put + Posesivo + best into.

* hacer lo mejor que Uno puede = try + Posesivo + heart out.

* hacer todo lo que Uno pueda = do + Posesivo + best, do + the best + Nombre + may, do + the best + Nombre + can.

* hacer todo lo que Uno pueda (dado) = do + the best possible (with).

* lo suficientemente lejos como para no poder oír = out of earshot.

* muy bien + podría + Verbo = might + well + Verbo.

* muy bien + puede + Verbo = may well + Verbo.

* nada puede estar más apartado de la realidad = nothing can be further from the truth.

* noche sin poder dormir = sleepless night.

* no poder = be unable to, cannot, can't [cannot].

* no poder aguantar a Alguien = have + it in for + Nombre.

* no poder conciliar el sueño = have + trouble sleeping.

* no poder dejar de mencionar = cannot but notice.

* no poder dejar de recalcar la importancia de Algo = the importance of + Nombre + cannot be stressed too strongly, cannot + give + too much emphasis + to the importance of.

* no poder dormir = sleeplessness.

* no poder estarse quieto = have + the fidgets, fidget.

* no poder evitar + Infinitivo = cannot help + Gerundio, cannot help but + Verbo.

* no poder evitar mencionar = cannot but notice.

* no poder hacer más que = do + little more than.

* no poder permitirse = ill afford.

* no poder permitirse el lujo de = ill afford.

* no poder quitarse Algo de la cabeza = can't get it out of my mind.

* no poderse buscar = be unsearchable.

* no poderse negar que = there + be + no denying that.

* no poder ver a Alguien = have + it in for + Nombre.

* no poder ver Algo o Alguien = can't stand + sight.

* no pude evitar notar que = couldn't help but notice (that).

* no puedo aguantarlo = can't take it.

* no puedo comprender = I can't get over.

* No se le puede pedir peras al olmo = You can't make a silk purse out of a sow's ear.

* no se puede dejar de recalcar el + Nombre + de = the + Nombre + of + Nombre + cannot be overemphasised.

* no se puede dejar de recalcar el + Nombre + of = the + Nombre + of + Nombre + cannot be overstated.

* no se puede dejar de recalcar la importancia de Algo = the importance of + Nombre + cannot be overemphasised, the importance of + Nombre + cannot be overstated.

* personas que no pueden salir de casa = homebound, the.

* poder contar con = be there for + Pronombre, be there for + Pronombre.

* poder + Infinitivo = succeed in + Gerundio.

* poderse afirmar que = it + be + safe to say that.

* poderse contestar = be answerable.

* poderse integrar en = be integrable in.

* poderse localizar = be locatable.

* poder utilizarse = be usable.

* por el que se puede cobrar = chargeable.

* puede muy bien ser = could well be.

* puede muy bien ser que = it may well be that.

* puede que = maybe.

* puede que al final sea para bien = be a blessing in disguise.

* ¿Puede repetir? = I beg your pardon?, I beg your pardon?.

* que no se le puede dar un nombre = unnameable.

* que no se puede conseguir = unobtainable.

* que no se puede entregar = undeliverable.

* que no se puede hacer cumplir = unenforceable.

* que no se puede identificar con un término = unnameable.

* que no se puede uno perder = unmissable.

* que puede causar detención = arrestable.

* que puede demostrarse = demonstrably.

* que puede salir en préstamo = loanable.

* que puede ser apilado = stacking.

* que puede ser usado a través de la web = web-compliant.

* querer es poder = where there's a will there's a way.

* que se le puede dar un nombre = nameable.

* que se puede arreglar = fixable.

* que se puede buscar = searchable.

* que se puede cambiar de tamaño = resizeable [re-sizeable].

* que se puede escuchar = playable.

* que se puede hacer cumplir = enforceable.

* que se puede identificar con un término = nameable.

* que se puede imprimir = printable.

* que se puede quitar = detachable.

* que se puede separar = detachable.

* que se puede visualizar = viewable.

* sálvese el que pueda = free-for-all.

* sálvese quien pueda = the devil take the hindmost, every man for himself, let battle commence.

* se puede = is to be.

* siempre que uno puede dedicarle el tiempo = in + Posesivo + own time.

* sin poder contenerse = helplessly.

* sin poder dormir = sleepless.

* sin poder extinguirlo = inextinguishably.

* sin poder hacer nada = helplessly.

* tan sorprendente como pueda parecer = as amazing as it seems.

* todavía + poderse + escuchar los ecos de = echo + still resound from.

* * *

poder¹ [ E21 ]

GUIA DE BUSQUEDA

Sentido I

A tener la capacidad de

B expresando idea de permiso

C expresando un derecho moral

D

1 en quejas, reproches

2 en sugerencias

3 solicitando un favor

Sentido II

A

1 poder con algo/alguien

2 el dinero lo puede todo

B en locuciones

C

1 vencer, ganar

2 doler

Sentido III

A con idea de eventualidad

B en tercera persona

v aux

Sentido I

A

(tener la capacidad o posibilidad de): ven en cuanto puedas come as soon as you can

no puedo pagar tanto I can't pay that much

¿cómo que no puedes? what do you mean, you can't do it ( o you can't come etc)?

no podía dejar de reír I couldn't stop laughing

no va a poder venir he won't be able to come

¿cuándo podrá darme una respuesta definitiva? when will you be able to o when can you give me a firm answer?

no pude convencerla I couldn't persuade her

no pudo asistir a la reunión he was unable to o he couldn't attend the meeting

¿pudiste hacerlo sola? did you manage to do it o were you able to do it on your own?

hicimos todo lo que pudimos por ayudarlos we did everything in our power o everything we could to help them

no se puede valer por sí mismo he can't manage by himself

no habría podido hacerlo sin tu ayuda I wouldn't have been able to do it o I couldn't have done it without your help

no debe (de) haber podido encontrarlo she obviously couldn't find it o can't have found it

¡este niño no se puede estar quieto ni un minuto! this child just won't o can't keep still for a minute!

con aquel ruido no se podía trabajar it was impossible to work o you couldn't work with that noise going on

¿sabes que se han prometido? — ¡no te (lo) puedo creer! do you know they're engaged? — you're joking! o I don't believe it!

B

(expresando idea de permiso): ¿puedo servirme otro? can o may I have another one?

ya pueden volver la hoja you may turn the page over now

¿me puedo ir? — ¡no señor! can o may I go? — no, you cannot o may not!

¿sales a jugar? — no puedo, estoy castigada are you coming out to play? — I can't, I'm being kept in

¿puedo pasar? may I come in?

¿le puedo hacer una sugerencia? may I make a suggestion?

¿podría irme un poco más temprano hoy? could I leave a little earlier today?

por mí, puedes hacer lo que quieras as far as I'm concerned, you can do whatever you like

no puede comer sal he isn't allowed to eat salt

¿quién te lo dijo, si se puede saber? who told you, may I ask?

¿se puede? — ¡adelante! may I? — come in

aquí no se puede fumar smoking is not allowed here, you can't smoke here

C

(expresando un derecho moral): no podemos hacerle eso we can't do that to her

después de lo que has trabajado, bien puedes tomarte un descanso you're entitled to o you deserve a rest after all the work you've done

es lo menos que puedes hacer it's the least you can do

D

1

(en quejas, reproches): ¿cómo pudiste hacer una cosa así? how could you do such a thing?

¿cómo puedes ser tan ingrato? how can you be so ungrateful?

podías or podrías haberme avisado you could o might have warned me!

2

(en sugerencias): podrías or podías pedírselo tú, a ti siempre te hace caso why don't you ask him? he always listens to you

ya te puedes ir haciendo a la idea you'd better start getting used to the idea

3

(solicitando un favor): ¿puedes bajar un momento? can you come down for a moment?

¿podrías hacerme un favor? could you do me a favor?

¿no puedes irte a jugar a otra parte? can't you go and play somewhere else?

Sentido II (con el verbo principal sobreentendido)

A

1 poder CON algo/algn:

¿tú puedes con todo eso? can you manage all that?

no puedo con esta maleta I can't manage this suitcase

yo no puedo solo con la casa, los niños y la tienda I can't do the housework, look after the children and run the store all on my own, I can't cope with the house, the children and the store all on my own

no pudo con el alemán y lo dejó he couldn't get o come to grips with German and he gave up

¡con este niño no hay quien pueda! this child is just impossible!

podérsela ( Chi fam); to cope, manage

no se la puede con el trabajo he can't cope with the job o manage the job

2

el dinero lo puede todo money talks, you can do anything if you have money

B ( en locuciones):

a más no poder: comió a más no poder he ate until he was fit to burst

gana dinero a más no poder she's making pots of money ( colloq), she's making money hand over fist

es feo a más no poder he's as ugly as they come

corrimos a más no poder we ran for all we were worth o as fast as we could

no poder más: estoy que no puedo más (de cansancio) I'm exhausted

a mí no me des postre que ya no puedo más don't serve me any dessert, I can't eat anything else

ya no puedo más con este niño I'm at the end of my tether with this child

no podía más, y ese estúpido que no salía del cuarto de baño I was desperate o I was bursting to go and that idiot wouldn't come out of the bathroom ( colloq)

ya no puedo más, me está desquiciando I can't go on like this, it's driving me mad

no poder (por) menos que: uno no puede menos que sentirse halagado one can't help feeling flattered

no puedo menos que expresar mi profunda decepción I feel I must say how deeply disappointed I am

no pudo menos que reconocer que teníamos razón she had no alternative but to admit that we were right

C

1 ( fam)

(vencer, ganar): él es más alto pero tú le puedes he's taller than you but you can beat him

tu papá no le puede al mío your dad's not as strong as mine

a gracioso no hay quien le pueda as a comic, there's no-one to beat him o he's unbeatable

2

( Méx fam) (doler): tu desprecio le puede mucho she's very hurt by your disdainful attitude, your disdainful attitude hurts her deeply

nos pudo mucho la muerte de Julio we were greatly saddened o terribly upset by Julio's death

Sentido III

A

(con idea de eventualidad, posibilidad): puede aparecer en cualquier momento he may turn up at any moment

de él se puede esperar cualquier cosa anything's possible with him

no sé dónde lo puedo haber puesto I don't know where I can have put it

no hagas nada que pueda resultar sospechoso don't do anything that might look suspicious

puede haber venido mientras no estábamos he may have come while we were out

hace horas que están reunidos ¿de qué pueden estar hablando? they've been in that meeting for hours, what can they be talking about?

te podrías or podías haber matado you could have killed yourself!

un error así puede costar millones a mistake like that could cost millions

no podía haber estado más amable she couldn't have been kinder

llaman a la puerta — ¿quién podrá ser a estas horas? there's someone at the door — who can o could it be at this time?

podría volver a ocurrir it could happen again

Pilar no pudo haber sido it couldn't have been Pilar

B ( en tercera persona):

¿nos habrá mentido? — no sé, puede ser do you think he lied to us? — I don't know, he may have done o it's possible

no puede ser que no lo sepa he must know

no puede ser que ya haya terminado he can't have finished already

si puede ser or ( Esp) a poder ser preferiría la cuarta fila if possible, I'd prefer row four

me habría gustado verlo pero no pudo ser I would have liked to see him but it wasn't possible o it wasn't to be

puede (ser) que tengas razón you may o could be right

puede (ser) que no nos haya visto he may not have seen us

¿vas a votar para ella? — puede que sí or puede are you going to vote for her? — maybe o I may

¿lo vas a aceptar? — puede que sí, puede que no are you going to accept it? — maybe, maybe not

poder²

masculine

A

1 (control, influencia) power

el poder de la prensa the power of the press

tiene mucho poder en el pueblo he has a great deal of power o influence o he is a very powerful man in the village

la Familia Real no tiene ningún poder the Royal Family has no power

Constantinopla cayó en poder de los turcos Constantinople fell to the Turks

estamos/nos tiene en su poder we are/she has us in her power

2 ( Pol):

el poder power

estar en el poder to be in power

tomar el poder to take o seize power

asumir el poder to assume power

detenta el poder desde hace 20 años ( frml); he has held power for 20 years

lleva cuatro años en el poder he has been in power for four years

toda la vida buscó el poder y la gloria all her life she sought power and fame

el poder en la sombra the power behind the throne

el poder corrompe power corrupts

B

(posesión): la carta está en poder de las autoridades the letter is in the hands of the authorities

hay que evitar que llegue a su poder we have to stop it falling into his hands

obra en su poder la copia del acta ( frml); you have in your possession a copy of the minutes

la solicitud ya pasó a poder de la oficina central the application has already been passed to our head office

C

1

(derecho, atribución): tiene amplios/plenos poderes para investigar el asunto he has wide-ranging powers/full authority to investigate the matter

la entrega or transmisión de poderes the handing over o transmission of power

los poderes de la junta son ilimitados the junta has unlimited powers

los poderes que le han sido conferidos the powers which have been vested in him

la separación de poderes entre la Iglesia y el Estado the division o separation of power between the Church and the State

división

2 ( Der) (documento) letter of authorization; (hecho ante notario) power of attorney

casarse por poder( AmL) or ( Esp) por poderes to get married by proxy

D

1 (capacidad, facultad) power

su poder de convicción or de persuasión her power of persuasion

el poder del amor/de la sugestión the power of love/of suggestion

tiene poderes extrasensoriales he has extrasensory powers

2 (de un motor, aparato) power

Compuestos:

● poder absoluto

masculine absolute power

● poder adquisitivo

masculine (de una divisa, un sueldo) purchasing power, buying power; (de una persona, un grupo) purchasing power, spending power

● poder divino

masculine divine power

● poder ejecutivo

masculine:

el poder ejecutivo the executive

● poderes fácticos

mpl institutions which hold effective control

● poderes notariales

mpl power of attorney

● poderes públicos

mpl:

los poderes públicos the authorities

● poder judicial

masculine:

el poder judicial the judiciary

● poder legislativo

masculine:

el poder legislativo the legislature

* * *

poder 1 ( conjugate poder) v aux
1 ( tener la capacidad o posibilidad de):
◊ puedo ir ahora o mañana I can go now or tomorrow;

no puedo pagar tanto I can't pay that much;
no podía dormir I couldn't sleep;
no va a poder venir he won't be able to come;
no pudo asistir he was unable to o he couldn't attend;
¿pudiste hacerlo sola? were you able to do it on your own?
2
a) ( expresando idea de permiso):

◊ ¿puedo servirme otro? can o may I have another one?;

¿podría irme más temprano hoy? could I leave earlier today?;
puedes hacer lo que quieras you can do whatever you like;
no puede comer sal he isn't allowed to eat salt;
¿se puede? — ¡adelante! may I? — come in;
aquí no se puede fumar smoking is not allowed here
b) ( solicitando un favor):

◊ ¿puedes bajar un momento? can you come down for a moment?;

¿podrías hacerme un favor? could you do me a favor?
3 ( expresando derecho moral):
◊ no podemos hacerle eso we can't do that to her

4 (en quejas, reproches): podías or podrías haberme avisado you could o might have warned me!
( con idea de esfuerzo)
1 poder con algo/algn:
◊ ¿puedes con todo eso? can you manage all that?;

no puedo con este niño I can't cope with this child;
estoy que no puedo más ( cansado) I'm exhausted;

( lleno) I can't eat anything else;
◊ ya no puedo más I can't go on like this

2 (con idea de eventualidad, posibilidad): te podrías or podías haber matado you could have killed yourself!;
◊ no podía haber estado más amable she couldn't have been kinder;

podría volver a ocurrir it could happen again;
no pudo ser it wasn't possible;
puede (ser) que tengas razón you may o could be right;
puede que sí, puede que no maybe, maybe not
3 (Méx) ( doler):
◊ nos pudo mucho la muerte de Julio we were terribly upset by Julio's death

poder 2 sustantivo masculino
1
a) (control, influencia) power;

◊ tiene mucho poder he has a great deal of power;

estamos en su poder we are in her power
b) (Pol)

◊ el poder power;

estar en el poder to be in power;
tomar el poder to take o seize power
2 ( posesión):
◊ la carta está en poder de … the letter is in the hands of …

3
a) (derecho, atribución) power;

◊ tener amplios poderes para hacer algo to have wide-ranging powers to do sth

b) (Der) ( documento) letter of authorization;

( hecho ante notario) power of attorney;
casarse por poder (AmL) or (Esp) por poderes to get married by proxy
4
a) (capacidad, facultad) power;

◊ su poder de convicción her power of persuasion;

poder adquisitivo purchasing power
b) (de motor, aparato) power

poder 1 sustantivo masculino power
Jur por poderes, by proxy
Econ poder adquisitivo, purchasing power
poder 2
I verbo transitivo
1 (tener capacidad) to be able to, can: no puedo evitarlo, I can't help it
podías habernos avisado, you could/ might have warned us
2 (tener derecho o autorización) may, might, can
¿puedo repetir?, may I have a second helping?
no puede tomar carne de cerdo, he can't eat pork
las mujeres ya pueden votar, women can already vote
3 (uso impers) may, might: puede que la vea luego, I might see her later
puede que sí, puede que no, maybe, maybe not
II verbo intransitivo
1 to cope [con, with]: no puedo con todo, I can't cope
2 (vencer, tener más fuerza) to be stronger than
En el presente, can y to be able to son sinónimos. Sin embargo, en el pasado could significa que podías hacer algo, mientras que was o were able to significa que, además de poder hacerlo, lo hiciste: I could tell him the truth. Podía decirle la verdad (no sabemos si lo hice). I was able to tell him the truth. Fui capaz de decirle la verdad (lo hice). En el futuro solo podemos emplear to be able to: I will be able to do it tomorrow. Podré hacerlo mañana.
Para expresar posibilidad puedes usar may, could o might. La diferencia consiste en el grado de probabilidad que sugieren. Recuerda que may se refiere a hechos más probables que might o could: Puede que llueva mañana. It may rain tomorrow (crees que es posible). It might/ could rain tomorrow (crees que la posibilidad es más remota).
' poder' also found in these entries:
Spanish:
absoluta
- absoluto
- abusar
- abuso
- adquisitiva
- adquisitivo
- ámbito
- caber
- CGPJ
- concentrar
- continuismo
- desgaste
- desperdicio
- destronar
- desvelarse
- dominio
- entregar
- erótica
- excedente
- garra
- grabar
- grandeza
- idea
- informal
- judicial
- legislativa
- legislativo
- manifestarse
- mano
- obrar
- parcela
- remediar
- respirar
- sátrapa
- sed
- seducción
- someterse
- sugestión
- usurpar
- ver
- acumular
- anhelar
- ansia
- ansiar
- atribuir
- autoridad
- ávido
- ceder
- clavar
- confiar
English:
able
- abuse
- afford
- anything
- assume
- assumption
- can
- conform
- cope
- encroach
- fold
- form
- foursome
- get
- glad
- greed
- greediness
- greedy
- handle
- hungry
- lust
- make
- manage
- may
- might
- office
- out
- power
- power of attorney
- proxy
- purchasing power
- seize
- seizure
- spending power
- stick
- stranglehold
- take aside
- takeover
- unable
- use
- utmost
- whichever
- zenith
- could
- executive
- height
- helplessly
- judiciary
- lie
- peace

* * *

poder¹ nm

1. [mando, autoridad] power;

la gente con más poder en la organización the most powerful people in the organization;

estar en el poder to be in power;

hacerse con o [m5] tomar el poder to seize power;

perder el poder to lose power;

el poder corrompe power corrupts;

la separación de poderes the separation of powers;

Comp

de poder a poder: un enfrentamiento de poder a poder a heavyweight contest;

el partido se disputó de poder a poder it was a close contest between two excellent sides

Comp
poder absoluto absolute power;
el poder ejecutivo [el gobierno] the executive;

los poderes fácticos the centres of power in society;

el poder judicial [los jueces] the judiciary;

el poder legislativo [las cortes] the legislature;

poderes públicos (public) authorities

2. [posesión, control]
estar en poder de alguien to be in sb's hands;

obra en su poder un documento comprometedor she has in her possession a compromising document;

tienen en su poder a varios rehenes they have taken a number of hostages;

el pueblo cayó en poder del enemigo the town fell to the enemy;

la casa pasó a poder del banco ownership of the house was transferred to the bank

3. [capacidad] power;

un producto con gran poder de limpieza a very powerful cleaning product;

tener poderes (paranormales) to be psychic, to have psychic powers

Comp
poder adquisitivo [de salario] purchasing o buying power; [de persona] disposable income;
poder calorífico calorific value;

poder de convicción persuasive powers;

poder de convocatoria: [m5] tener poder de convocatoria to be a crowd-puller;
Mil poder de disuasión deterrent force; Mil poder disuasorio deterrent force
4. [autorización] power, authorization;
[documento] power of attorney;
dar poderes a alguien para que haga algo to authorize sb to do sth;

tener plenos poderes para hacer algo to be fully authorized to do sth;

por poderes by proxy;

casarse por Esp [m5] poderes o Am [m5] poder to marry by proxy

Comp
poder notarial power of attorney [witnessed by a notary]
poder²

♦ vi

1. [tener facultad, capacidad] can, to be able to;

no puedo decírtelo I can't tell you, I'm unable to tell you;

ahora mismo no podemos atenderle, llame más tarde we can't o we are unable to take your call right now, please call later;

¿puede correrse un poco, por favor? could you move up a bit, please?;

al final pudo salir de allí in the end she managed to get out of there;

¡así no se puede hacer nada! we'll never get anywhere like this!;

de poder ir, sería a partir de las siete if I manage to o can make it, it will be after seven;

en cuanto pueda as soon as possible;

si puedo, te llamaré I'll call you if I get the chance

2. [tener permiso] can, may;

no puedo salir por la noche I'm not allowed to o I can't go out at night;

¿podríamos ir contigo? could we go with you?;

¿podría hablar un momento con usted? could I have a word with you?;

¿se pueden hacer fotos? can we o are we allowed to take photos?;

¿puedo fumar aquí? may o can I smoke here?;

no se puede fumar you're not allowed to smoke;

¿se puede? may I come in?;

¿se puede saber dónde te habías metido? might I know o would you mind telling me where you were?

3. [ser capaz moralmente] can;

no podemos portarnos así con él we can't treat him like that;

¿cómo puedes decir una cosa así? how can you say such a thing?

4. [tener posibilidad, ser posible] may, can;

puede volver de un momento a otro she could come back any moment;

puedo haberlo perdido I may have lost it;

podías haber cogido el tren you could have caught the train;

puede estallar la guerra war could o may break out;

¿dónde puede o [m5] podrá estar? where can it have got to?;

¡habría podido invitarnos!, ¡podría habernos invitado! [expresa enfado] she could o might have invited us!;

ya podemos despedirnos de un aumento de sueldo we can forget our pay Br rise o US raise now

5. [tener fuerza]
poder con [enfermedad, rival] to be able to overcome;
[tarea, problema] to be able to cope with;
¿puedes con todas las bolsas? can you manage all those bags?;

no puedo con este baúl, ¿me ayudas a levantarlo? I can't lift this trunk on my own, can you give me a hand?;

no poder con algo/alguien [no soportar] not to be able to stand sth/sb;

no puedo con la hipocresía I can't stand hypocrisy;

¡contigo no hay quien pueda! you're impossible!

6. Méx [doler] to hurt

7. [en frases]
a o [m5] hasta más no poder as much as can be;

es avaro a más no poder he's as miserly as can be;

llovía a más no poder it was absolutely pouring down;

la pierna me dolía a más no poder you can't imagine how much my leg was hurting;

no poder más [estar cansado] to be too tired to carry on;
[estar harto de comer] to be full (up); [estar enfadado, harto] to have had enough;
no pude por menos que reírme I had to laugh, I couldn't help but laugh;
Fam
¡ya podrás, con una máquina como esa! anyone could do it with a machine like that!;

Comp

no puedo con mi alma I'm ready to drop

♦ v impersonal
[ser posible] may;
puede que llueva it may o might rain;

puede que se haya equivocado she may be wrong;

¿vendrás mañana? – puede will you come tomorrow? – I may do;

puede que sí o puede que no maybe, maybe not;

puede ser perhaps, maybe;

si puede ser, a poder ser if (at all) possible;

lo siento, pero no va a poder ser I'm sorry, but it's not going to be possible;

puede ser que no lo sepa she may not know;

¡no puede ser que sea ya tan tarde! surely it can't be that late already!

♦ vt

1. [ser más fuerte que] to be stronger than;

tú eres más alto, pero yo te puedo you may be taller than me, but I could still beat you up;

mi coche le puede al tuyo my car is faster than yours any day

2. Méx [doler]
me puede mucho que me desprecies it hurts me a lot that you look down on me;

le pudo su derrota, todavía no se repone losing really got to her, she still hasn't got over it

* * *

poder

I v/aux

1 capacidad can, be able to;

no pude hablar con ella I wasn’t able to talk to her

2 permiso can, be allowed to;

¿puedo ir contigo? can o may I come with you?

3 posibilidad may, might;

¡podías habérselo dicho! you could have o you might have told him

II v/i

:

poder con ( sobreponerse a) manage, cope with;

me puede he can beat me;

es franco a más no poder fam he’s as frank as they come fam ;

comimos a más no poder fam we ate to bursting point fam ;

no puedo más I can’t take any more, I’ve had enough;

a poder ser if possible;

puede ser perhaps, maybe;

¡no puede ser! it can’t be!, that can’t be right!;

puede que perhaps, maybe;

puede ser que no lo sepa maybe o perhaps he doesn’t know;

¿se puede? can I come in?, do you mind if I come in?;

no pude menos de insultarle insulting him was the least I could do

III m tb POL power;

en poder de alguien in s.o.’s hands;

plenos poderes pl full authority sg ;

por poderes, L.Am.

por poder JUR by proxy;

los poder es públicos the authorities

* * *

poder {58} v aux

1) : to be able to, can

no puede hablar: he can't speak

2) (expressing possibility) : might, may

puede llover: it may rain at any moment

¿cómo puede ser?: how can that be?

3) (expressing permission) : can, may

¿puedo ir a la fiesta?: can I go to the party?

¿se puede?: may I come in?

poder vi

1) : to beat, to defeat

cree que le puede a cualquiera: he thinks he can beat anyone

2) : to be possible

¿crees que vendrán? - puede (que sí): do you think they'll come? - maybe

3)

poder con : to cope with, to manage

¡no puedo con estos niños!: I can't handle these children!

4)

no poder más : to have had enough

no puede más: she can't take anymore

5)

no poder menos que : to not be able to help

no pudo menos que asombrarse: she couldn't help but be amazed

poder nm

1) : control, power

poder adquisitivo: purchasing power

2) : authority

el poder legislativo: the legislature

3) : possession

está en mi poder: it's in my hands

4) : strength, force

poder militar: military might

* * *

poder¹ n (en general) power

tiene mucho poder he has a lot of power

subir al poder to come to power

poder² vb

1. (capacidad, posibilidad) can / could / to be able to

no puedo dormir I can't sleep

¿puedo echarte una mano? can I give you a hand?

no podía vivir sin ella he couldn't live without her

¿qué podemos comprarle? what can we buy her?

¿cuándo podrás venir? when will you be able to come?

Recuerda que can es presente, could es pasado o condicional y be able to es para los demás tiempos

2. (permiso) can / may

¿puedo hablar con el jefe? can I speak to the boss?

¿se puede pasar? can I come in?

aquí no se puede fumar you can't smoke here

3. (probabilidad) may / could / might

puede que llueva it might rain

puede que venga, puede que no he might come, he might not

no puede ser that's impossible

podría ocurrir aquí it could happen here

poder con to manage / to cope with

no puedo con la maleta I can't manage the suitcase

no puedo con él I can't cope with him

no poder más (cansado) to be exhausted (lleno) to be full up

Spanish-English dictionary > poder

Страницы

См. также в других словарях:

in store for someone — in store (for (someone/something)) planned or likely to happen. We have a big surprise in store for you. She s got a difficult few months in store, with her husband s illness … New idioms dictionary
in store for something — in store (for (someone/something)) planned or likely to happen. We have a big surprise in store for you. She s got a difficult few months in store, with her husband s illness … New idioms dictionary
in store for — in store (for (someone/something)) planned or likely to happen. We have a big surprise in store for you. She s got a difficult few months in store, with her husband s illness … New idioms dictionary
have — [ weak əv, həv, strong hæv ] (3rd person singular has [ weak əz, həz, strong hæz ] ; past tense and past participle had [ weak əd, həd, strong hæd ] ) verb *** Have can be used in the following ways: as an auxiliary verb in perfect tenses of… … Usage of the words and phrases in modern English
have time — 1 : to be able to use an amount of time for a particular purpose “Can you go to the store for me?” “I m sorry, but I don t have time.” [=I m too busy] Unfortunately, I haven t got (the) time. We re on a deadline, but he acts like we have all the… … Useful english dictionary
store — store1 [ stɔr ] noun count *** 1. ) AMERICAN a place that sells goods: Some stores are overcharging their customers. a grocery store If you have any comments, could you please speak to the store manager. a ) only before noun relating to a store 2 … Usage of the words and phrases in modern English
For One More Day — is a 2006 novel taken place during the mid 1900 s by the acclaimed sportswriter and author Mitch Albom. It opens with the novel s protagonist planning to commit suicide. His adulthood is shown to have been rife with sadness. His own daughter didn … Wikipedia
Something Wicked This Way Comes (novel) — Something Wicked This Way Comes … Wikipedia
in store — (for (someone/something)) planned or likely to happen. We have a big surprise in store for you. She s got a difficult few months in store, with her husband s illness … New idioms dictionary
Memory for the future — refers to the ability to use memory to picture and plan future events. It is a subcategory of mental time travel which Suddendorf and Corballis described to be the process that allows people to imagine both past and potential future events.… … Wikipedia
Inubaka: Crazy for Dogs — Cover of 1st manga volume of Inubaka Crazy for Dogs published by Shueisha, featuring Suguri Miyauchi and her dog Lupin … Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на английский

have something in store (for someone)

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на английский

have something in store (for someone)

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: